Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 12]
| |
De Vriend der Jonge Juffrouwen, door den Eerwaardigen Heere James Fordyce. Doctor in de Godgeleerdheid. Uit het Engelsch vertaald. IIIde Deel. Te Amst. by Yntema en Tieboel. 1779. 300 bl. in 8vo.De Eerwaarde hulshoff merkt, in zyne Verhandeling over de Zedelyke Opvoeding, aan. ‘Waarlyk het strekt der Vaderlansche jeugd niet tot Eer, dat ze zich tot hier toe heeft kunnen verzadigen met maar twee of drie drukken van den Engelschen Spectator of Guardiaan’. Is deeze bedenking gegrond, gelyk ze ons met de daad voorkomt, dan strekt het der Nederlandsche Jufferschap tot Eer, dat zy den eersten Druk van den Vriend der Jonge Juffrouwen, zo greetig gezogt hebbe, dat de herdruk daar van noodig geworden is. In Engeland, 't is waar, werdt het met zo veel graagte ontvangen, dat het, in weinig maanden, viermaalen moest herdrukt worden; doch de naam van een hooggeagt Leeraar, by de eigen Natie, weet elk, is in deezen zeer bevorderlyk. Wat hier van ook zyn moge, de eerste Druk van dit hoogstnuttig en aangenaam WerkjeGa naar voetnoot(*) was reeds voor eenigen tyd uitverkogt, en de Uitgeevers zyn te raade geworden om het andermaal ter Drukpersse te geeven: en voegen 'er thans een Derde Deeltje by. - Een Derde Deeltje daar het oorspronglyke slegts Twee behelst! - Ja, Leezers, dit moge vreemd luiden: doch het Voorbericht des Vertaalers heldert deeze duisterheid op: wy zullen 'er uit overneemen, 't geen dienen kan om den oorsprong van dit Stukje te ontvouwen. Volgens berigt des Vertaalers, heeft de Eerw. fordyce, ‘zints de uitgaave van zyn Vriend der Jonge Juffrouwen, een en ander Stukje uitgegeeven, welke niet ongevoegelyk een Derde Deeltje konden opleveren’. Deeze stellen, benevens de Raadgeevingen eens Vaders aan zyne Dogters, uit eene andere pen gevloeid, dit Deeltje zamen. ‘Het eerste Stukje van 't zelve Over het Character en Gedrag der Vrouwelyke Sexe, en de Voordeelen, die | |
[pagina 13]
| |
Jonge Heeren kunnen trekken van de Verkeering met Deugdzaame Juffrouwen, is oorspronglyk eene Redenvoering, genomen uit eene Verzameling van Leerredenen voor Jonge Heeren, die de Heer fordyce, voornaamlyk ten hunnen dienste, hadt opgesteld, en ten oogmerke hadt, in 't licht te geeven; gelyk hy met de daad gedaan heeft, en die eerlang vertaald onder den tytel van de Vriend der Jongë Heeren, het licht zullen zien. Doch die eerwaardige Heer deeze Redenvoering nader overweegende, oordeelde dat ze even zeer de Jonge Juffrouwen betrof, en sprak dezelve, voor 't grootste gedeelte, op den eersten dag des Jaars MDCCLXXV, openlyk uit, in Monkwell-street Capel. 't Geen hy toen voordroeg, heeft hy naderhand verder uitgebreid, en de Redenvoering kreeg daardoor zulk eene lengte, dat hy het voor den Leezer dienstig keurde, die in drie Deelen te schiften; waar van wy, in onze Vertaaling, drie Redenvoeringen gemaakt hebben. - Dit Stukje kwam ons voor, een' geschikten overgang te maaken van den Vriend der Jonge Juffrouwen tot den Vriend der Jonge Heeren. Het tweede Stukje, getyteld Raadgeevingen eens Vaders aan zyne Dogters, door wylen Dr. gregory van Edenburg, hadden wy oorspronglyk geschikt, om, als een Aanhangzel, te voegen by de Tweede Uitgave van den Vriend der Jonge Juffrouwen; maar de bovengenoemde Redenvoeringen deeden ons van besluit veranderen, en dit klein, doch dierbaar, Stukje, tot een tweede in dit Derde Deeltje aanneemen. ‘Dat de volgende Brieven’, dus drukt zich de Engelsche Voorredenaar uit; want deeze Raadgeevingen zyn Briefswyze voorgesteld, ‘door eenen teerhartigen Vader, als hy in een verzwakkenden Staat van Gezondheid was, tot onderwys zyner Dogteren geschreeven, en oorspronglyk niet geschikt zyn, om openbaar uitgegeeven te worden, is eene aanpryzende omstandigheid voor allen, die dezelve in 't licht van vermaaningen en raadgeevingen beschouwen. In zodanig een gemeenzaam en huislyk onderwys wordt niets aan vooroordeelen, aan gebruiken, en door gewoonte gewittigde begrippen opgeofferd. Vaderlyke Liefde, Vaderlyke bezorgdheid, spreekt hier vry uit, zonder eenig bedwang, zonder eenige vermomming. Eens Vaders yver tot onderwys | |
[pagina 14]
| |
zyner Dogteren, in alles wat eene Vrouwe beminnelyk kan doen worden, met eens Vaders vaardige bevatting van alle de gevaaren, die maar al te dikwyls ontstaan, zelfs uit de pooging om beminnelyk te weezen, verschaffen zyne raadgeevingen, en doen hem letten op duizend kleine bevallig- en welvoeglykheden, die den keurigsten Zedenschryver zouden ontsnappen, als hy dit onderwerp alleen by bespiegeling, en zonder daar in deel te neemen, behandelde. Alles is in beweeging, wanneer het zo tedergeliefde voorwerpen betreft. - By den Schryver deezer Brieven waren de Vaderlyke tederheid en waakzaamheid verdubbeld: dewyl hy, ten tyde als hy ze schreef, Weduwenaar was; de dood had de Jonge Juffrouwen beroofd van haare uitmuntende Moeder. Zyn eigene wisselvallige staat van gezondheid boezemde hem de tederste bekommernis in voor haar welweezen’. - Toen eene Fransche Vertaaling van dit Werkje, in den Jaare MDCCLXXV, te Leyden, het licht zag, hebben wy het aangekondigd, en 'er een berigt van geplaatstGa naar voetnoot(*). De Voorberigt Schryver merkt aan, ‘dat de inhoud, de denkwyze, en de schryftrant, in deeze Raadgeevingen zodanig zyn, dat elk dit Werkje een plaats by de hooggeschatte Schriften van fordyce zal waardig keuren, en ons danken voor de bewaaring van een geschenk, 't geen op zichzelve, als een klein Boekske, ligt zou verzworven, of althans niet, naar verdiensten, behandeld zyn’. Het derde en laatste Stukje, in dit Deeltje begreepen, De Tempel der Deugd, is door den Eerw. fordyce opgesteld, ten dienste van een jong Heer, zyner opvoedinge en zorge toevertrouwd, wiens speelend vernuft zodanig een leerwyze vorderde. ‘Het onderwerp, daarin behandeld, moet,’ gelyk de Schryver van den tweeden [Engelschen] Druk verklaart, ‘zich aanpryzen by alle Liefhebberen der Deugd; doch deeze maaken, zo te dugten staat, de grootste menigte niet uit, en hoe een gering getal van deezen hebben ooit den naam van dit Werkje gehoord? Zy, die 'er van hoorden, vonden zich, mogelyk, door den Tytel opgewekt, om 't zelve in te zien als een Stukje, 't welk hun een voor- | |
[pagina 15]
| |
werp aanboodt, welks enkel vermelden hunne zielen met eerbied vervult. Indien zy, op een nader inzien, bevinden, dat het hunner aandagt waardig is, of een aandoenlyk hart smaakt, zullen zy, misschien, zich opgewekt vinden, om 'er voordeelig van te spreeken by hunne vrienden, en bovenal by de Jeugd, wier bevordering zy zo wel als de Uitgeever, beoogen, en ernstig wenschen te bevorderen. - Terwyl de Voorstanders der Ondeugd, met den dekmantel des Vermaaks omhangen, alle kunstenaaryen in 't werk stelien, om de Jeugd van beide Sexen te verlokken; zullen de Voorstanders der Deugd zich benaarstigen, om hun onder hunne hoede te neemen en tot haaren Tempel te geleiden, als de eenige verblyfplaats van waare Gelukzaligheid: en zullen zodanige Reizigers mogelyk niet min behaagen vinden in dat pad, daar het eenig vermaak aanbiedt, de streelende aandoeningen der Verbeeldingskragt met de overtuiging van het Hart veréénigende: om aan te toonen, dat die Godin, zo noodig geëerbied, haaren Dienaaren en Dienaaressen geen genoegen ontzegt, en zo wel beminnelyk als agtenswaardig is. Vermids in dit Stukje zo wel Vrouwlyke als Manlyke Characters voorkomen, heeft men het niet oneigen gevonden 't zelve laatst te plaatzen en tot een overgang te doen dienen tot den meergemelden Vriend der Jonge Heeren van den beroemden fordyce, onzen Landgenooten, door zyn Vriend der Jonge Juffrouwen zo bekend, en hooggeagt by het verstandigst en deugdzaamst gedeelte. Hoe treffelyk, (om uit dit laatste, eene andere proeve op te geeven,) is de Beschryving van den Tempel der Deugd. Derwaards heen gebragt, en dien, naa het doorstaan van veelvuldige moeilykheden, en het overwinnen van een groot aantal verzoekingen, bereikt hebbende, spreekt de Gids. ‘Deeze, myn Zoon, is de Tempel der deugd, en de verblyfplaats der Gelukzaligheià. Van hier is voor altoos het schriklyk Monster en diens rampzaligen Medegenoot, die u, korts, zo zeer deeden beeven, uitgeslooten. Hier spreit de Zwaargeestigheid nooit haare vaale wieken uit. Tot die zegeryke plaats mogen de Knaagende Zorgen en Vreesagtige Vooruitzigten, met den helschen trein van bitteren Twist, blinde Woede, woeste Wraakzugt, scheelziende Jalousy, felle Haat of knars- | |
[pagina 16]
| |
setandende Nyd, verslindende Zinnelyke lust, en bleek Berouw, nimmer naderen. Noch de vadzige, noch de drukbezige Aanhangers van vermaak kunnen zulk een zuivere lugt ademen. De volvrolyke Dienaars deezer Godinne, de Ingezetenen van dit Gewest, slyten hunne uuren, in eene gestadige werkzaamheid, zonder vermoeienisse; zy smaaken een nooit walgend vermaak, verdeeld in verscheide feesthoudende hoopen, die beminnen en bemind worden, die wederkeerig elkanders bevordering bewerken, zonder eenigen anderen stryd dan wie de diepste hulde, en aanneemenswaardigste dienst zal betoonen aan hunne algemeene Opperheerscheresse, die zy weeten dat haare edelste geschenken den werkzaamsten en verdienstlyksten toereikt’. Hier aan beantwoordt het Beeld der Godinne zelve, die beschreeven wordt, ‘als de Dogter van onsterflyke Wysheid en Liefde. Zy werd te gelyk gebaard met gelukzaligheid, haare Zuster en Gezellin, en van den Hemel op aarde gezonden als de grootste Vriendin der Menschen, en de veiligste Bestuurster des leevens, de Beschermgodin der Jeugd, de Eer der Manbaare Jaaren, en de Troosteresse des ouderdoms. Door haare onderwyzingen en wetten word de Menschlyke Maatschappy gevormd en houdt stand, en de Menschlyke Natuur met haar verkeerende verkrygt iets Godlyks’. In dien zelfden smaak vinden wy den geheelen stoet die haar omringt afgebeeld. Byzonder opmerkenswaardig zyn de Characters der Persoonadien aan deeze Godin voorgesteld, wier gedrag ontvouwd en door de Deugd beloond wordt: onder andere wordt ingevoerd, ‘een Jonge Vrouw, in de vaag van jeugd en schoonheid. Zy hadt rouwgewaad aan, haar voorkomen toonde eene onbezorgdheid voor optooi, waar aan een kwynend en nedergeslaagen oog wel beantwoordde. Zy hieldt het op den grond gevestigd, terwyl de Voorleezer haar dit merkwaardig getuigenis gaf; dat zy, een hoog bejaard en allerbraafst Vader hebbende, met twee jonge Broederen, door den dood haarer Moeder aan haare zorge overgelaaten, door haare bestendige oplettenheid en wakkeren vlyt, den eersten gekoesterd en de laatsten opgevoed hadt, voor beiden, door eerlyken arbeid, een voegzaam onderhoud verschaffende; dat zy, om deeze moeilyke taak des te beter te volvoeren, | |
[pagina 17]
| |
de verlokkendste Huwlyks aanbiedingen hadt afgeslaagen, door het vast besluit, om den last, dien de Voorzienigheid op haare schouders gelegd hadt, nooit aan eenen Man over te draagen; dat zy, ten laatsten, haars Vaders oogen geslooten, en haare Broeders gelukkig bezorgd gezien hebbende door eene openlyke Stigting, welker Bezorgers kennis hadden van haar verdienstlyk gedrag, het nu haare voornaamste bezigheid was in hun eene loflyke eerzugt te ontsteeken, om huns Vaders voortreflyke voetstappen te drukken, en dus diens nagedagtenis voor 't sterven te bewaaren in de gevestigde agting zyner Kinderen. Zulk eene ongemeene zelfverlochening en ouderliefde, in eene Persoon zo jong en schoon, trokken de oogen van 't geheele Gezelschap; de verlegenheid daar door verwekt, deedt haare aangeboore bevalligheid te treffender afsteeken, De godin, haar met tederheid aanziende, zeide: “Beminnelyke Dogter! uwe braave hoedanigheden en edelmoedige poogingen, zullen u grooter eere doen verwerven dan de schitterende verrigtingen van zommigen, die men voor Heldinnen begroet heeft, uw naam zal in toekomende eeuwen leeven, en als een voorbeeld van Ouder- en Broederliefde vermeld worden. Uwe Kinderen (want gy zult eene schoone naakomelingschap by een Man van verdiensten hebben,) zullen u tienvoudig vergelden, en gelukkig die volmaaktheden, door u zo nuttig en beminnelyk ten toon gespreid, navolgen”. Hier op gaf haar de deugd een geheimzinnigen gordel, door de Bevalligheden geweeven, en begaafd met zulk een vermogen, dat die denzelven droeg, elk aanschouwer bekoorde. Zy ontving dien met een lieve blos van schaamte, en vertrok’. Wy besluiten deeze onze Aankondiging met de betuiging van den Heer Vertaaler, die zich, met rede, druft vleien dat de Nederlander deeze schikking zal goedkeuren, en dit derde Deeltje met dezelfde gunst bejegenen als de twee voorgaande: dat het die verdiene durft hy verzekeren. Fordyce spreekt hier, even zeer als elders, de taal, de nadruklyke en inneemende taal, van het hart, en tot het hart. Zyne Schriften, by zyne Landgenooten zo gewild, worden van de onzen met niet minder graagte geleezen, en hy verheugt zich, en wy met hem, over | |
[pagina 18]
| |
dit blyk van hunnen goeden Smaak. ‘Ontvangt dan, schoone Sexe deezen onzen arbeid, voornaamlyk ten uwen dienste geschikt; ontvangt dien, Jonge Heeren, in zo verre dezelve is ingerigt om u de fraaije helft des Menschdoms te doen kennen en waardeeren: om u, langs den weg des Verstands, ten Tempel der Deugd te geleiden. Het zal eene voorbereiding weezen tot een Werk, u onmiddelyk betreffende, gevloeid uit die zelfde welversnede pen, tot den Vriend der Jonge Heeren, die welhaast, zo wy hoopen, tot u het woord zal voeren’. |
|