Eenige stellingen.
Geen karakter is kenbaarer, dan dat des Logenaars; want het verraad zig zelve door den overvloed zyner kwaade vrugten.
De Logenaar poogt steeds, door 't langwylig verhaal van byzonderheden, de aandagt, en de verwondering, van allen op zig gevestigd te houden. - Dan, hoe dwaas is zyn beleid! - want niets is meer aan het fyn oordeel van beschaafde verstanden onderhevig; niets zal derhalven beter en eerder onderzogt, en aan den proefsteen der waarheid getoetst worden, dan zulke in het oogloopende byzonderheden.
Ik zoude derhalven lieden van deezen bedorven smaak raaden, dat ze hunne Verdigtzelkunde, zo zy anders begeeren niet zeer sterk nagespoord, en niet ontdekt te worden, te koste leggen aan meer onverschillige, en niet zo sterk gecoleurde, verhaalen. - Dan zal 'er, ten ergsten genomen, by toeval slegts eene enkele logen uitlekken.
Niemant vreest meer, ontdekt te zullen worden, dan de Logenspreeker. - Zyne verhaalen zyn als een stroomend water; dat zig, op den minsten tegenstand, in allerleie bogten wend, en draait. - Om de verlegenheid, uit de wederspreeking van anderen ontstaande, voor te komen; zal hy zyne logentaal bekleeden met sterke, en menigvuldige verzekeringen. - Men besluit dus, meestal met het grootste regt, van eene sterke, onafgevraagde bevestiging, tot de logen.
Wyl het de zaak des Logenaars is, dat hy agter het mom van geloofwaardigheid schuile, zo zal hy alles afmaalen met veele coleuren en byzonderheden, die wel den glimp van duidelyke kenmerken der waarheid vertoonen, maar ook te gelyk juist dat geen aan de hand geeven, waar aan men het eerst zyne redenen ondertasten kan. - Let 'er op, gy zult den Logenaar, doorgaans, meer dan een ander, tyden, plaatzen, persoonen, enz. hooren bepaalen: - dat was die man, - het was in dat jaar, enz. - als ware hy niet alleen niet bevreesd, maar zelfs begeerig, dat men de waarheid zyne gezegdens naspoore, by die geenen, welke hy noemt.
Die veef spreekt, of, (om duidelyk te zyn,) een babbelaar is, die is niet zelden een Logenaar. Iemand die veel spreeken en verhaalen wil, en nogthans zo veel kundigheid, zo veele denkbeelden, als daar toe vereischt worden, niet bezit; (en weinige van dit soort zyn zo gelukkig!) die moet noodwendig zig zelven, ten koste der waarheid, met nieuwe denkbeelden verryken; zo hy het gezag der Logenkunst wil in stand houden.
Hoe meer men liegt, hoe meer men liegen wil. Van hier, dat de meeste lieden, die 'er hun handwerk van maaken, de eene logen by de andere doen; en nimmer spraakeloos zyn, al waren