tocht om nog met u, myn vriend, eenige oogenblikken te spreeken. In ons geheele leeven is het pad der deugd een zalig pad; zomtyds mag een doorn ons in den voet steeken; nooit echter is de weg zonder roozen; maar als gy aan het einde van dien weg komt dan voelt gy die doomen niet meer, dan betreed men alleen een roozenpad. - Wat is Gezondheid, ô philas! eene brooze rietstaf voor hun, die 'er op steunen; wie was er gezonder dan ik, de kleur op myn wangen gaf de inwendige gesteldheid te kennen, en nu is gezondheid in eene doodelyke Krankte veranderd. - Wat is Sterkte? Wie der Knaapen overtrof my in sterkte? Ik won van elk den loopprys, in het perk, en nu, nu heeft de ziekte die kragten geknakt, en zal myn leevensbloem geheel van den steel afrukken. - Wat is Rykdom? Myne Schaapen groeiden, van dag tot dag, in menigte aan, myne landen waren ryk met koorn belanden, en al dien rykdom zal de dood my ontrukken. - Maar de Deugd blyft ons
by tot op het sterfbed; - onze Vriendschap, op deugd gevestigd, kan wel afgebrooken worden, maar hier na zal de deugd die knoop voor eeuwig toetrekken. - De Liefde tot phyllis verandert in vriendschap; op den rand van het graf zwygt de stem der Min, dan het oog der vriendschap ziet het lyk in het graf dalen. - ô Philas! de kragten van myn leeven verzwakken, de band zal schielyk gebrooken worden. - De Poorten der Eeuwigheid zie ik opengaan, de sterkste hoop ontvonkt myne ziel, en ontsluit my die deuren. ô Philas! wat heil! wat zegen wagt ons hier naa. - Ik zie de braaven worden met een kroon van eeuwige eer beloont. Welk een verrukking! ik heb een volkomen voorsmaak van ons geluk hier na; - daar word de band myns leevens afgebrooken; zeg phyllis vaarwel; vaarwel, myn vriend, vaarwel’..... en hier, hier viel het gordyn neder, en zyn rol was afgespeeld. In zyne oogen, die ik look, straalde nog eene kloekmoedigheid door, der deugd, der Christelyke deugd, alleen eigen. - ô Daphnis, had gy my met u de zaalen der eeuwigheid ingeleid, hoe vergenoegd zou ik deeze waereld verlaaten hebben. - Dan ik voel dit oogenblik myn hart versterkt, door de hoop, om u hier na te omhelzen. - Dan zullen wy elkander met vreugdetraanen ontmoeten. - Ja, myne Vriend, ik zal uwe phyllis troosten; wy zullen dagelyks uw graf bezoeken, en jaarlyks deeze plaats met roozen bestrooijen. Hier onder deeze Cypressen zullen wy uwe braafheid herdenken, en het spoor, het geen gy ons geweezen hebt, zullen wy betreeden, in hoope, dat wy op dezelfde plaats zullen aanlanden. - Wy zullen de Herders een eeuwig gedenkteken van uwe braafheid oprigten. Ik zal op een steen deeze letters laaten uithouwen:
hier rust daphnis, de braafste herder!
En deeze woorden zal ik dagelyks met uwe phyllis, met de traanen van Vriendschap en Liefde besproeijen, tot dat onze Vriendschap in het Ryk der Zaligheid vereeuwigd zal worden.
a.