| |
Berigten uit Amerika.
(Uit het Hoogduitsch.)
Toen ik op de Schoolen was, had ik, onder allen, die 'er met my waren, eenen Speelmakker, geheeten Flechmann, dien onze Meesters niet lyden mogten, om dat hy 't Latyn niet in 't hoofd kon krygen; of dat hy het 'er welligt niet in hebben wilde; want anders was zyn hoofd vatbaar genoeg; en als het onder ons op kleine guiteryen aankwam, waren zyne aanslagen altyd de besten. Men verbood ons zelfs met hem om te gaan; maar dat kon ik niet laaten; wy hadden elkander te lief, en hielden onze verkeering, na de schooljaaren, nog met alle vertrouwelykheid aan: nu zelfs, daar hy reeds sedert eenige jaaren in Amerika is, zie ik zelden de zon daar heen ondergaan, zonder aan Flechmann te denken; want hy heeft een zeer eerlyk bedryf uitgevoerd, waar van ik u nu iets verhaalen zal.
Zyn Vader was een Winkelier in eene kleine Landstad. Hy haalde waaren by het pond uit de Hoofdstad, die hy dan t'huis, by het lood, een' penning duurder, wederom verkogt, en daar van leefde hy ordentlyk, tot dat hy trouwde.
Zyne Vrouw, de Dogter eens bestierders van een Adelyk Landgoed in de nabuurschap, die zig in haar dertigste jaar tot hem vernederde, toen de Genadige Heer trouwde, kon dat onophoudelyk rekenen met koperen penningen niet langer uitstaan. Zy bepraatte hem om zynen handel uit te breiden tot het artikel van de graanen, welks voordeeligheid zy by ondervinding wist.
Hy deed het, en de handel slaagde zo wel, als zy het naauwlyks verwagt hadden. Het eerste uitschot was pas gedaan, of Flechmann moest by de eerste reize in de Hoofdstad reeds gaan verneemen, waar de Genadige Heer de dormeuses gekogt hadde, die hy zyner Vrouw welëer plagt mede te brengen. Zy heette nu, door het gansche Steedje, Madam; en Zondags in de Kerk, als de Genadige Vrouw zig by geval eens onderwond om met openlyk christelyk te handelen, groette zy eigentlyk de Vrouw Amptmannin nog alleen; en de rest wenkte zy den goeden morgen te
| |
| |
rug met die houding, welke men in de groote waereld un air de protection noemt.
Onze Flechmann was van haare beide Zoonen de jongste, en haar lieveling; ook geleek hy haar zo zeer, als of zy, den ganschen tyd, dat zy hem gedraagen had, niet van voor de Spiegel geweest was.
Maar zyn ouder broeder, Karel, had geenen trek van haar. Zy mag zelve daar van wel gedeeltlyk de schuld gehad hebben; want, gelyk het doorgaands met zulke tedere en aandoenelyke zielen gaat, wanneer zy van waarde bekenden scheiden moeten, dat het beminnelyke en goede, welk agter hen te rug blyft, haar in lange niet uit het hoofd wil gaan; zo mag Madam Flechmann, in het eerste jaar van haar huwelyk, haare gedagten wel te zeer bezig gehouden hebben met het geene zy in haar vaders huis genoten had; doch genoeg: Karel geleek in alles zelfs in het schelmsche verliefde glimlachen, naar den Genadige Heer, by wien zyn Grootvader bestierder was; en tot een onwederspreekelyk bewys voor de gelaatkunde, bezat de kleine guit ook alle ridderlyke neigingen van zynen doopheffer. Al vroeg waren honden en paarden onder alle schepzelen zyne lievelingen, gelyk geen boeren jonge, dien hy aan kon, voor hem veilig was; en als hy zyne speelmakkers iets van hun speeltuig afleende, 't gene hy gaarne deed, konden zy ook wel vooruit staat maaken, dat zy het kwyt waren.
Als de liefhebbende Mama de beide lieve jongens aanzag, wist zy eerst in lang niet, naar welke zyde zy het overwigt van haare liefde zouden laaten overhellen. Doch eindelyk werd Fredrik wel gewaar, dat hy de voorkeur had. Want natuurlyker wyze moest het voorbeeld van zyn' broeder wel het eerste zyn, waarom de liefde zyner moeder moest afneemen.
Deeze omstandigheid was zo gering niet, als men wel ligt denken zoude; want naar het oude landsgebruik moest een hunner in 's vaders zaaken treeden, en de ander tot de Kerkelyke waardigheid opgeleid worden.
Gelyk gezegd is; de voorkeur viel op Fredrik, en dit maakte hem zyner moeder dagelyks dierbaarder. Als zy op hooge vierdagen den Pfarrheer in zyn feestelykste Kerkgewaad aan den altaar zag treeden, sprong haar hart op van aandagtige blydschap, wanneer zy dagt hoe aartig deeze kleederen den kleinen aap eens staan zouden; en onder de predikaatsie zag zy hem dikwyls, als in eene soort van verrukking, op den kansel, en hoe de kleine schelm aldaar dan redeneerde dat het een aart hadde.
Zelfs toen haar man stierf, weende de arme weduwe slegts zo lang, tot dat de snyder voor Fredrik het rouwgewaad bragt, want als de kleine lieveling in den zwarten rok by haar kwam, had zy, wegens den aanstaanden heer Zoon, gelyk hy daar in miniatuur voor haar stond, wel haast alle droefheid vergeeten.
Karel had zyne Letter-oefeningen by den Schoolmeester van het
| |
| |
Steedje reeds geeindigd, en zyn vader was, in het rekenen, reeds tot de tafel der multiplicatie met hem gevorderd, toen dezelve stierf. Nogthans had Karel 'er zo veel van geleerd, dat hy een lood zodanig kon afweegen, dat zyne ouders 'er niet by te kort kwamen, en dit was nu zyne bezigheid.
Fredrik, daar en tegen, moest meer weeten. Hy moest tot zyn aanstaande beroep eenig Latyn verstaan, en, daar 'er in het Steedje geene Jesuiten waren, bestelden zyne ouders hem in de kost by hunnen korrespondent in de Hoofdstad, voor wien de liefhebbende Vrouw Mama nog jaarlyks een buitengewoon geschenk bespaarde, op dat hy te gelyk agt gave, dat men haaren Fredrik met het leeren niet te lastig viel; want zy had uit haaren Oom, den Pfarrheer van het Steedje, wel gehoord, dat 'er tot eenen geestelyken inderdaad zo veel Latyn niet noodig was, als de Jesuiten wel voorgaven.
Doch het noodlot had dat alles gansch anders beschikt. De Kryg kwam in 't land; en toen Karel de Huzzaaren met hunne groote mutsen door de Stad zag galoppeeren, en hunne breede Sabels agter hen hoorde kletteren, kon hy het agter zyne weegschaal niet langer houden. Hy verdween, toen zyne moeder hem eens naar een nabuurig Dorp gezonden had, om aldaar by de Kooplieden eenig geld voor afgeleverde waaren te innen. Eenige dagen daar na kwam hy, bewonderd en gevreesd van iedereen, die anders zo vertrouwelyk met hem gespeeld had, als Huzzaar te rug. Zyne moeder bad en weende, maar vergeesch! hy trok mêe voort, en hield by de boeren huis met al de adelyke woestheid, die op zyn gelaat als aangeboren was; tot dat, by de eerste schermutzeling, een dier breede Sabels, op welken hy zo verliefd was geweest, hem den kop kloofde.
Fredrik beantwoordde geen hair beter aan de aangenaame uitzigten van zyne Mama. Hy was reeds in zyn achttiende jaar, en als hy zag, dat, het geene jonger knaapen dan hy zonder slagen en moeite leerden, hem nog moest ingeslagen worden, begon hem zulks welhaast te verdrieten. Wanneer zyn huiswaard, des middags over de tafel, de rekeningen van deszelfs koornleveringen aan de Fransche armée naar zag, was Fredrik zo opmerkzaam, dat hy de School de School liet. De Koopman, die eene dogter had, en wist wat Fredrik eens te verwagten had, gaf zyner weetgierigheid in handelzaaken den ruimen toom, en als hy in de vakantie t'huis kwam, sprak hy daar van met zo veel doorzigt, en van het studeeren met zo veel afkeer, dat zyne moeder 'er eindelyk toe overging om hem by zig in huis te houden: alwaar hy dan verscheidene dingen by der hand nam, en zo gelukkig, dat hy het eindelyk durfde waagen om zyn geliefd ontwerp, bestaande in ook leveringen aan de legers aan te neemen, aan zyne moeder voor te stellen.
Zy begreep nu welhaast, hoe zeer zy zyne waare talenten over 't hoofd had gezien. Zyne vlyt en kundigheden hadden, by het
| |
| |
eindigen van den oorlog, haar vermogen zo zeer vermeerderd, dat haare tedere liefde tot hem, in de plaatse van het ontwerp om een Kerkelyken van hem te maaken, 't welk zy nu moest laaten vaaren, welhaast een ander uitvond; te weeten, dat zy hem naar Engeland op een groot Comptoir wilde zenden, waar toe een Commissaris by de Engelsche armee hem aanleiding gaf. Na zyne wederkomst zoude hy dan met haar naar de Hoofdstad trekken, alwaar haar vermogen hun wel dra eenen aanzienlyken rang onder de aanzienlykste Kooplieden zoude moeten verschaffen. Haar Korrespondent, met wien zy, by gelegenheid, daar over sprak, had haar in haare gedagten versterkt, en boven dien het gewigtig artikel van een huwelyk met eene der voornaamste Koopmans dogteren, waar onder hy zyn eigen Dogter verstond, daar by gedaan.
Zy leide haaren zoone dit geheele ontwerp met alle die vuurigheid voor, met welke zy het dag en nagt overdagt. Voor de helft kwam zy daar mede zyne beste wenschen voor, in zo verre het naamlyk de reize betrof; en schoon zyn hart van de andere helft niets weeten wilde, nogthans vond hy goed, dit voor zig te houden, en den uitslag aan den tyd en de omstandigheden over te laaten, om niet alles door voorbaarig tegenspreeken te verbrodden.
Het geheim bestond hierin; dat hy reeds wist met wie hy eens trouwen wilde, en dat zyne uitverkorene - met eene der voornaamste Koopmans dogteren - maar veelligt het armste meisje van de plaats, kortom geene andere dan Maria, de dienstmaagd van zyne moeder, was.
Maria was zulk een lieve meid, als Fredrik een lieve jonge was. Haare moeder was de weduwe van een Ontvanger der gemeene middelen, wien juist het noodwendigste tot zyn ampt ontbrak, naamlyk eene onvermurwbaare gehardheid tegens armoede en traanen. Hy had zo lang vooruit geschoten, dat zyne vrouw, toen hy stierf, niet wist, hoe zy hem onder de aarde brengen zoude, en, voor het toekomende, tot onderhoud van een talryk huisgezin, geene middelen meer overig had, dan eene menigte kleine invorderingen van meest alle boeren der plaatse; doch deezen geldende te maaken vorderde wederom geld en hardhartigheid, en dit beide gebrak der goede vrouwe even zeer. Zy maakte ondertusschen, met Fransche bevalligheid, allerhande tooisel voor de Dames; en toen zy haare kinderen, op het jongste na, dat ziekelyk en gebrekkig was, by fatsoenlyke lieden een' dienst bezorgd had, kon zy met haaren arbeid nog zo veel winnen, dat zy haare vorderingen van nog hulploozer armen welhaast vergat.
Aldus had Madam Flechmann Maria, die zy over den Doop gehouden had, by zig genomen. Als Karel nu Huzzaar was, en Fredrik met zyne leverantiën veel te doen had, gaf zy aan Maria het bestier van haaren winkel over; en het meisje was zo leerzaam en vlytig, dat zy welhaast het vertrouwen van haare gebiederes won: weshalve zy dan ook verlof kreeg om met haar aan tafel te eeten, on ler dit beding, nogthans, (dit verstaat zig) dat zo
| |
| |
dra iemand, die niet tot het huisgezin behoorde, inkwam, Maria met haar tafelbord hals over hoofd uit het vertrek loopen moest.
Fredrik had by den Koopman in de hoofdstad ook schaaken geleerd. De Koopman zag niet ongaarne, dat hy zig hierin met zyne dogter oefende. Ook liet Fredrik zulks niet na, als hy 'er lust toe had, of als hem de tyd verveelde. Doch daar het meisje te veel, en Fredrik te weinig, van de groote waereld wist, beving hem dikwyls, midden in het werk, de kleinsteedsche wensch, dat zy zig liever zo diep niet met hem wilde inlaaten. Hy had wel nooit een schoon jong vrouwlyk aangezigt in de kleur van bloozende onschuld gezien; doch het was zonderling, dat eene aandoening, waaraan hy geen' naam geeven kon, hem zeide, dat 'er zulk een kleur wezen moest. Desgelyks was hy nog nooit geliefd geworden, en nogthans zeide hem zyn hart, dat de onbeschaamde scherts, de gewillige kus, en de gansche toegeevende vrypostigheid zyner huiswaardinne, eigentlyk geene liefde konden zyn; gelyk hy ook zeer wel gevoelde, dat hy by een meisje, gelyk hy 'er een voor zig zelven had uitgedagt, en 't welk juist zo niet was, als deeze Koopmans dogter, iets zoude konnen gewaarworden, het gene hem veel aangenaamer moest zyn, dan alle de liefkoozingen, die hy thans genoot.
Maar als hy Maria zag, dien Engel in al deszelfs onschuld en schoonheid; haar hart in elken tick van haar gelaat, en dit hart zo zagt, zo goed! als hy den diepen eerbied voelde, die hem by haar meer strafte over eene bloote gedagte, dan by de andere over de gedagte daad zelve - dat onwederstaanbaar heenen streeven, dien inwendigen rykdom, wanneer hy haar slegts met een aanblik zag; en dat kwellende gebrek, wanneer hy van haar af was - toen wist hy, dat hy ze gevonden had, die, als een Ergel uit den hemel, zo dikwyls voor hem stond in zyne droomen, en naar welke hy, ontwaakende, zyne hand nog uitstak, als zy met zynen slaap daar heen vloog.
Maria beminde hem, als haaren broeder; en dikwyls, sedert zy hem zag, begafze zig in de eenzaamheid; en dan was het haar, als of zy weenen moest, wanneer ze dagt, dat ze niet aan hem kleeven mogt, als een liefhebbende zuster, hem niet zeggen, hoe zeer haar hart op hem gezet was, en hoe zy wel in alles de zyne wilde zyn.
In deezen onzekeren toestand laat de natuur een arm verliefd paar niet lang dobberen. Slegts één oogenblik, en het verbond is bezworen en verzegeld; en de harten, die zy voor elkander geschapen had, smelten op de lippen te samen, en de eeuwigheid moet ze niet scheiden.
Schoon Fredrik en Maria ook um en lang alleen konden zyn, en elkanderen dan ook eeuwige liefde en trouwe toezeiden en toekusten, nogthans vonden hunne harten aan dit eenvormige tydverdryf zo veele bezigheid, dat de tyd voorby was als verslaapen. Zy hadden elkanderen hunne gedagten nog nooit medegedeeld, hoe
| |
| |
het eens met den tyd zoude moeten gaan, als hunne verwagtingen eenen goeden uitslag zouden hebben; en evenwel, als zy van elkander af waren, was dit dag en nagt hunne overweeginge. Doch toen de reize nu vastgesteld was, moest dat kapittel evenwel aangeroerd worden. Welk een grooten voorraad van ontwerpen men ook gelooven zoude, dat zy met onophoudelyk overdenken moesten verzameld hebben, egter wisten ze hy de uitkoomst eigentlyk niets; uitgenomen, dat Fredrik van zigzelven dagt, dat, waar brood gebakken wierd, hy hun beider deel ook wel verdienen zoude; en dit was zyn troost, wanneer zyn hart hem voorzeide, dat hy zyne moeder eens overbiddelyk vinden zoude.
Doch Maria was daar meê zo schielyk niet gerust gesteld. Zy geloofde nog zo styf en sterk aan haaren katechismus, dat ze dikwyls van zig zelve verschrikte, als zy aan alle de kussen dagt, die zy haaren Fredrik gegeeven had, zonder dat de eene of andere van hunne Ouderen iets daar van wist. Ook voelde zy wel, dat het haar arme hart te zwaar moest vallen, nu zy welhaast voor al haar lyden en vreugde geenen vertrouwden meer zoude hebben, dien zy haar leed klaagen konde.
Hoe veel te dierbaarder werd Fredrik haar dan, in het oogenblik, toen hy, daags voor zyne afreize, daar zy by haare moeder was, en reeds een lang schrikkelyk met zig zelve gestreeden had, of zy spreeken dan zwygen zoude, by haar intrad; haare beevende hand nam, en, zonder te zeggen wat hy wilde, haar met zig voor de voeten van haare moeder nederwierp, daar alles bekende, en om haaren moederlyken zegen over hunne liefde bad. Dit veiraste haar zodanig, dat, schoon zy voor haare moeder daar nederlagen, zy niet konde nalaaten haaren arm om zynen hals te slaan, en al de traanen, welken haar zo lang en zo zwaar op het hart gelegen hadden, aan zynen schouder uit te weenen.
De goede Vrouw wist niet, wat zy zeggen of doen zoude. Had zy 'er het geringste te voren van geweeten, zy zou waarschynelyk op tegenwerpingen en vermaaningen gedagt, en zig op het oogenblik gedraagen hebben, gelyk de zaak van eene voorzigtige moeder vorderde: maar zo verrast wordende, kon haar hart niet anders handelen als het bestond; ook vertoonde het zig in deszelfs gansche onbewimpeldheid, goedheid en tederheid. Zy verzamelde de beide weenenden in haaren schoot, en weende met hun.
Maar ouderdom, en het treurige voorregt der ondervindinge, maakte haar toch eerst wederom koelder. Zy kon reeds vreezen, en van het toekomende spreeken, toen haare kinders noch spraakeloos nederzaten, hunne harten in elkander versmolten zynde in de liefelykheden hunner omärmingen, en zy niets anders gevoelden dan het gevoel van zig zelven, 't gene de liefde in zulke oogenblikken zo onuitspreekelyk aangenaam maakt.
Zo dra Fredrik wederom spreeken konde, zeide hy haar alles, wat hy van het toekoomende hoopte, en wat hy besloten had,
| |
| |
wanneer deeze hoope mogte mislukken. Dit laatste, 't gene den goeden jongen meest gerust stelde, was juist het gene de moeder de grootste ongerustheid baarde. Treurige ervaarenissen hadden haar geleerd, wat eeden der liefde zyn; en wanneer zy dagt aan alles, wat tyd en langduurende afwezenheid, andere voorwerpen - en schoon dit ook geene plaats hadde - nogthans naderhand eene veranderde denkwyze, het aanschouwen eener moeder en derzelver liefde, mitsgaders duizend andere byna onverwinnelyke hinderpaalen van hem maaken konden, aan wien de liefde nu het gansche geluk van haar kind voor eeuwig gekluisterd had, wenschte zy byna, dat Maria liever aan haare oogmerken beantwoord, en het Geestelyk kleed aangenomen hadde.
Zy kon Fredrik niet anders beöordeelen, dan naar den mensch, dien zy kende; maar de gevolgen toonden, dat de liefde noch verschrikkelyker hinderpaalen kan te boven komen, dan die, welken haare gansche moederlyke zorgvuldigheid haar deed vermoeden; en wie zou haar toen gezegd hebben, dat zy zelve deeze grootste hinderpaal zoude zyn!
Fredrik reisde heen, en voerde zyne zaaken in Engeland zo wel uit, dat hy, in een paar jaaren, alreeds meer kennis van alle takken der handelweetenschap verkregen had, dan welligt ooit in zyn Vaderland geweest waren. De arme Maria troostte zig ondertusschen met zyne brieven, in welken de uitdrukkingen zyner liefde dagelyks vuuriger en waaragtiger werden, welken Maria niet minder hartelyk beäntwoordde.
Eindelyk was de tyd hunner scheiding meer dan vervuld. Fredrik schreef geen woord van den dag zyner wederkoomste, en waarlyk hy kon ook niet. Hy wilde, op zyne te rug reize, Holland bezien, werwaards hy van Kooplieden, uit Engeland en Duitschland, de voordeeligste aanbeveelingen hadde; maar, toen hy zyner Maria wederom zo naby was - was het voor hem niet uit te staan; en op vleugelen der liefde vloog hy derwaards, alwaar hy den hemel in hunne eerste omärming verwagtte; doch wat hy daar vond! hoe zal ik u dat zeggen?
Hy was aan de poort afgestegen, en vermydde den langen weg naar de markt, dien zyne Maria uit den winkel kon overzien. Zonder te bedenken, dat deeze verrassing alles aan zyne moeder ontdekken zoude, had hy vastelyk besloten al het aangenaame daar van te genieten, wanneer zyne Maria slegts spraakeloos in zyne armen zeeg.
Toen hy nu door eene dwarsstraat op de markt kwam, alwaar zyne moeder woonde, zag hy eene menigte volks, dat, gelyk by eene buitengewoone gelegenheid, te hoop geloopen was. Hy had het verslag nog niet uitgehoord, dat 'er zo aanstonds eene vrouw, die gestolen had, zoude gegeesseld en gebrandmerkt worden, of men voerde de arme lyderes voorby. Zy had haar aangezigt in haaren rok verborgen, en de geregtsdienaars moesten haar half onmagtig voortsleepen. Eene menigte aanschouwers weenden over- | |
| |
luid, en Fredrik was 20 aangedaan, dat hy, daar hy boven dien niemand aan de deur zag, zyne blydschap en liefde voor een poos vergat.
Maar toen de ongelukkige het schavot beklom, toen men haare handen los rukte, en haar gelaat der erbarminge en schande prys gaf, toen Fredrik haar herkende! - het was - hemel!
Maria's moeder!
Hoe het met Fredrik afliep - ik hoop niet, dat ik zulks iemand, die dit leest, behoeve te zeggen. Tot zyn geluk hadden zig eenigen zyner bekenden rondöm hem verzameld, die hem met geweld in huis sleepten.
Maar aldaar!
De eerste, die hem ontmoette, was Maria: zyne moeder haar agter na, die haar van de trappen had afgeworpen, haar nu, met geslooten vuisten, agter na vloog, en de arme meid aldus ten hujze uit stiet; alwaar het aanschouwen van haare gefolterde moeder, derzelver gekerm en schande, het eerste was, dat zy zag en hoorde; tot dat de menigte haar medesleepte, haar herwaards en derwaards sleurde, en alles over haar uitspoog, wat een onbeteugelde moedwil vermag.
Fredrik was raazend. Hy zou zig aan zyne moeder vergrepen hebben, als men hem niet, met geweld, opgesloten had. Hy sloeg alles in stukken wat hem voor de hand kwam, en toen hy niets meer had om zyne woede aan te koelen, stond hy brullend aan 't venster, alwaar hy nog moest zien, dat de ongelukkige vrouw, aan de armen van zyne Maria, met waggelende schreden, daar henen ging, terwyl alle moeite der geregtsdienaaren niet konde beletten, dat het volk deeze ongelukkigen met deszelfs gansche razerny vervolgde.
Dit maakte hem zinneloos. Hy viel verstyfd en bedwelmd neder, herstelde zig, liep met het hoofd tegen de muur, zo dat hy weêr nederzeeg, en het geweld, dat men tegen hem gebruikte, behield hem alleenlyk het leven.
Tegens den avond, toen hy langzaamerhand wederom by zyn verstand kwam, begreep hy wel, dat veinzery het eenige middel was om te ontkoomen. Hy verkreeg dan zo veel van zigzelven, dat hy smart en woede verbyten, zyne moeder om vergeeving bidden, en een reden van zyn bedryf verdigten konde, die haare waakzaamheid eindelyk in slaap wiegde. Men liet hem dien nagt zonder oppassers, en zo dra alles in de ruste was, ylde hy ten huize uit, en de ongelukkigen agter na.
Hy vond ze in eene boeren hut, naby de Stad. Verder hadden ze niet konnen komen; hebbende eene arme medelydende vrouw haar, voor eenige kleedingstukken, die Maria nog gered had, dak en stroo gegeeven, waarop zy toen in alle vertwyfeling haarer elende nederlagen.
Welk een tooneel, toen Maria haaren Fredrik, en toen zy hem zag! Het was eveneens of zy van hem gedroomd had, toen zy in
| |
| |
zyn huis hem voorby gestooten werd. Maar nu, daar zy verzekerd was dat ze hem zag, daar hy haar in zyne armen nam, en nevens haar op het stroo nederzeeg, - verschrikkelyker had zy haare gansche elende niet gevoeld.
En haare moeder!
Het was in dat jaar, toen schaarsheid van graanen en duure tyd de meeste gewesten van Duitschland niet minder drukten, dan alle de ongemakken van den oorlog. Daar men nog geene schikkingen had gemaakt, om de armoede, in deezen nood, te hulpe te komen, en de honger ondertusschen de dieveryen dagelyks vermeerderde, zag men zig genoodzaakt, door de uiterste strengheid in 't straffen, een onheil te stuiten, dat men door menschlievender middelen zo haast niet verhelpen konde. 'Er is eene soort van armen, die nog eenen merkelyken trap onder de elende der bedelaaren vernederd liggen; de huisarmen naamelyk, die, in de eenzaamheid hunner nood, hulpeloos versmagten; terwyl het openlyke gehuil om brood zyn onderhoud nog wel verkrygt, of afdwingt, door ontferming of lastig aanhouden.
In deezen rang was Maria's moeder nedergedaald, toen de algemeene nood de bron van haare neering, haaren huisarbeid, deed opdroogen. Haar arme kind, dat ze nog by zig had, jammerde nog meer door de smarten des hongers, dan der krankheid. 't Gene zig verkoopen liet, was al weg; daar zy nog bystand verwerven konde, had ze dien reeds genoten, en daar zy om nieuwen onderstand aansprak, ook reeds alle krenkende afwyzing uitgestaan. In deezen uitersten nood, als zy, in eene vlaag van vertwyfeling, uit het huis van haare buurvrouw trad, die aan haar verpligt was, en haar nu met alle vernederende bitterheid afwees, zag zy, in de keuken, een brood op de tafel liggen. Zig zeker waanende, nam zy het, en verbergde het in haar voorschoot; maar naauwlyks was ze buiten de deur, of de buurvrouw ylde haar na, greep haar by de hairen, en leverde ze zo, onder den toeloop van het gansche Steedje, aan de geregtsd enaars over. Zy werd dus een ofser der strengheid, die de tydsomstandigheden vorderden.
Madam Flechmann was wreed genoeg, om de arme Maria haare gansche onbarmhartigheid te laaten gevoelen; doch toen ze de traanen en de verlegenheid van de arme meid zag, werd zy eindelyk bewogen, en ging zelfs zo verre, dat ze met al haar aanzien voor derzelver moeder sprak: doch vergeefsch! de nood eischte eene voorbeeldelyke straffe.
Toen het tydstip der uitvoeringe van 't vonnis naderde, en Maria by haar besluit bleef, van haare moeder in alle derzelver elende te volgen, en haare schande in eenen onbekenden oord te verbergen, alwaar zy voor de ongelukkige zorge zouden konnen draagen en arbeiden, was Madam Flechmann van weemoed byna mede aan 't schreijen geraakt. Zy kreeg een paar gouden louizen uit haaren spaarpot, die zy de arme meid, welke haar goedje on- | |
| |
dertusschen byéén paute, in derzelver vertrekje brengen wilde. Maar toen zy binnen trad!
Maria zat daar, en weende over eenen brief, dien ze toen juist aan haaren Fredrik schreef. Dezelve behelsde een afscheid voor eeuwig; hy moest haar vergeeten, schoon zy hem nooit zoude konnen vergeeten. - Haar geheele hart was in den brief, en zyne brieven lagen open voor haar in haare brieftasch, toen zyne moeder inkwam.
Aan 't schryven? zo had ze de arme meid minst gedagt aan te treffen, en wat kon zy in dat oogenblik te schryven hebben? Zy wilde het zien, inzonderheid, daar de schrik, waar mede Maria opsprong, en de angst, met welken zy alles byéénzamelde, haare nieuwsgierigheid ten hoogsten hadden gaande gemaakt.
Maria viel haar te voet, en smeekte haar, dat zy haar maar wilde laaten gaan: doch dit was juist het gereedste middel om haar nog meer aan te zetten: zy ontrukte haar dan de brieven met geweld, las, en ontdekte alles - stiet de arme meid, zo als dezelve op de knieën voor haar lag, met voeten, sleurde haar by de hairen door 't vertrek, tot dat ze de deur zag, en Maria half onmagtig van de trappen afwerpen konde.
Maria had vast voorgenomen, dat Fredrik nu niets meer van haar hooren zoude, en, al kon zy hem niet ontgaan, egter vast beloofd, dat ze nooit haare schande en ongeluk mede op hem zoude werpen; maar als zy hem zag, als hy weende voor haare voeten, als hy vraagde, wat liefde dan deelen moest, wanneer hy zoude konnen zien, dat de geheele nederwerpende last van een ongeluk, gelyk het haare, op haar alleen drukte? als hy met al het vermogen der liefde op haar indrong, was het oogenblik daar, dat haare kragten tot het bieden van tegenstand uitgeput waren. Fredrik drong haar zyne goudbeurs op, en bezorgde hair een rydtuig, dat haar in het eerste Hollandsche Steedje zoude brengen, alwaar zy dan blyven moesten, tot dat zy nadere maatregelen met elkanderen konden neemen.
Zyne moeder had hem des morgens vermist; maar zo als zy iemand heen zenden zoude, om hem op te zoeken, kwam hy weder, zo bedaard en welgemoed, dat ze wel dra alle mistrouwen vaaren liet.
Dien dag, en eenige volgende, liet hy voorbygaan; doch zo haast hy geloofde zyner moeder tyd en rust genoeg gelaaten te hebben, om van haare opbruischende gramschap en vollen te bedaaren, droeg hy haar zyne uitzigten met alle mogelyke koelzinnigheid en ernst voor. Hy had wel niet veele hoope, dat hy haar zoude vermurwen: maar hy wilde zyn hart, dat deezen stap pligt noemde, te vrede stellen.
Zyne moeder borst uit in haare voorige woede, en dreigde hem met ontërving en moederlyken vleek. Hy bleef onbewogen. Toen beproefde zy gebeden en traanen; doch even vrugteloos. Hy drong aan op een beslissend vom is; 't gene hy dan ook zo volko- | |
| |
men verkreeg, dat hy wel zag, dat dit laatste middel ook het eenige was.
Hy nam dit aan, zweeg, en bleef daar by in zyn gansche gedrag zig zelven zo gelyk, dat zyne moeder, toen nu reeds een paar maanden voorby waren, zonder dat hy zig een enkel woord van de zaak liet ontvallen, begon te hoopen, dat hy zig aan haaren ernstigen wederstand had onderworpen.
Maar nu was het tyd; en hy beproefde nog eene voorstelling, met verzekering, dat hy liever huis en hof, en alles wat hy te verwagten hadde, wilde opgeeven, dan een meisje, welk haar ongeluk hem nog duizendmaal dierbaarder, gelyk zyn eed heiliger, had gemaakt. Hy dreigde buiten 's lands te zullen gaan; 't gene zy slegts als snoevery beschouwde; want een vermogen, gelyk het haare, op te geeven voor eene dienstmeid, die wel in haar gelaat veel bevalligheids, doch wier moeder op den rug een brandmerk had, was een denkbeeld, dat zy niet kon bevatten. Van deezen kant was zy dan gerust, en verwagtte van den tyd en zyne eigene inzigten, het gene haare gebeden noch haare dreigementen op hem vermogt hadden.
Eenige dagen daar na reisde hy op de jaarmarkt in de hoofdstad. Zyne moeder verwagtte niets minder, dan 't gene zy welhaast hooren moest. Als zy eindelyk niets van hem zag noch hoorde, en de tyd, dat hy weer t'huis gekoomen moest zyn, meer dan verloopen was, ylde zy hem agter na, maar hoe was zy te moede, toen ze vernam, dat hy in die Stad geheel niet geweest was! Zy zond hem van alle kanten na, het naar hem vraagen, overal waar zy slegts konde vermoeden dat hy ware; doch by was op gene van die plaatsen geweest, en ook nergens te vinden. Eindelyk ontving zy, na verloop van een half jaar, door den Engelschen Koopman, by wien hy in Londen gediend had, eenen brief, behelzende, dat hy, door deszelfs tusschenkoomst, eene gelegenheid in Amerika gekregen had, alwaar hem de tedere liefde zyner huisvrouwe, alles wat hy verlaaten had; en de dankbaare zorgvuldigheid haarer moeder zelfs, het verlies van de zyne rykelyk vergoedde.
Madam Flechmann was troosteloos; verwenschte hem, verwenschte haar zelve; doch, daar ze nu wel genoodzaakt was, zig te vrede te stellen, bad zy hem, dat hy maar zoude wederkoomen; zy wilde hem dan alles inwilligen. Maar dit was ook vrugteloos. Een Land, daar het ongeluk van de zynen een geheim was, moest wel eene aantrekkelykheid voor hem hebben, die hy niet zag, dat hem door eenige schadeloosstelling in zyn Vaderland zoude konnen vergoed worden.
Nu ging haare smart tot volkoomene woede over, in welker vervoeringe zy, in haar zeven- en vyftigste jaar, zig nog in het huwelyk begaf met teenen verarmden verkwister, welke, voor de helft van haar vermogen, de goedheid had van haar, binnen den tyd van een jaar, ten vollen van haar hartzeer te genee- | |
| |
zen; want langer duurde het niet, dat hy haar reeds dood geplaagd had.
De andere helft van haar vermogen werd den jongen Flechmann bezorgd. Nog maar een half jaar geleden liet hy my door een Hollandschen Koopman groeten, en verzekeren, dat hy, in zyn gezin, in de armen zyner geliefde Maria, een hemel op aarde genoot.
anton matthias sprickman. |
|