Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1779
(1779)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeevensberigt van Louis Grotto van Adria.(Uit het Italiaansche Giornale Enciclopedico.)
Louis grotto werd, den zevenden van Herfstmaand, des Jaars MDXLI, te Adria, gebooren; hy stamde af van eene oude en voornaame Familie dier Stad. In zyne Kindsheid troffen hem verscheide rampen. Zyn Portrait, door den beroemden tintoret geschilderd, wyst uit dat hy mismaakt was. Hy hadt met veele kwaalen te worstelen. Acht dagen naa zyne geboorte verloor hy | |
[pagina 454]
| |
zyn gezigt te eenemaal. Nog in de wieg liggende, werd hy van zyn Vader, en in zyne vroegste jeugd van zyne Moeder, beroofd. Dit verlies trof hem op 't gevoeligst: de andere verliezen hadt hy niet gevoeld. Een zyner Oomen nam hem tot zich, en de noodzaaklykheid dwong hem daar te blyven, tot hy, in 't einde, dien staat van afhanglykheid en onderwerping moede, Advocaat wierd, en Kinderen onderwees. Zyne intrede in de Geleerde Wereld was luisterryk: hy was Dichter, Redenaar, Geschiedschryver, Wysgeer, en een zeer geleerd Man voor zyn tyd. Hy bezat een gelukkig geheugen, veel vernufts, en eene gemaklykheid om zyne gedagten uit te drukken. Van zyne vroegste Jeugd hadt hy zich op de Muzyk toegelegd, en speelde treffelyk op verscheidenerlei speeltuigen. Dan, 't geen meer te verwonderen is, hy vondt zeer veel smaaks in 't dansen, en hy oordeelde zich grootlyks beledigd, wanneer hy op de Bals niet gevraagd wierd. Eene zugt, niet min vreemd in eenen Blinden, was de zyne, om te Paard te ryden en te reizen; en de veelvuldige gevaaren, aan welke deeze buitenspoorige dwaasheid hem blootstelde, konden hem daarvan niet geneezen. Hy deedt drie Tochten na Bologne, en verscheide na Ferrare, en te laatstgemelde Stede eens de gewoone Redenvoering by den aanvang der Lessen op de Hoogeschool. Van daar vertrok hy na Venetie, derwaards genoodigd om de rol van tiresias, in den Edipus van sophooles, te speelen. Ook begaf hy zich, in 't jaar MDLXXXI, na Padua, om 'er de Lykreden te doen over den Colonel jean-thomas-constanzo, een Napolitaan. Grotto hieldt veel van het land, en boven al beminde hy eene zeer aangenaame Landstreeke, niet verre van Rovigo, en een Landgoed, Alberazzo geheeten: op dit laatsto maakte hy zyn Herderspel, Calisto. In 't jaar MDLXVII kreeg hy zin om te trouwen, en schreef een zeer vuurigen Brief aan eene Dame, julia siena genaamd, die hy tot zyne Egtgenoote wenschte te hebben: deeze leende in 't eerst gehoor aan zyn verzoek; doch niet onder de zodanige behoorende, die verkiezen eenen Blinden te trouwen, liet hem vervolgens vaaren, en begaf zich in het Huwelyk met eenen anderen, zonder grotto van haare besluitsverandering te verwittigen. Zich dus opgeligt te zien, verwekte 't hem zo | |
[pagina 455]
| |
veel hartzeers, dat hy vervolgens alle gedagten van trouwen uit den zin zette. In meer dan één geval, was hy nuttig voor zyn Vaderland: de grootste dienst, welken hy aan 't zelve bewees, was het droogmaaken der moerassen, die voor een gedeelte Adria omringen; een werk, volgens zyn plan en onderrigting, ondernomen en volvoerd. Deeze zonderlinge Man maakte Verzen, toen hy slegts negen jaaren oud was. Hy lag zich zeer toe op Lierzangen; doch zonder daar in te slaagen: zyn styl miste de edelheid, welke dit slag van Dichten vordert. Beter gelukten hem vrolyke losse Dichtstukjes. Hy bepaalde zich niet tot de Italiaansche Taal; hy zogt die treffelyke Kunst ook in vreemde Taalen te beoefenen, en men heeft van hem verscheide Spaansche Verzen. Byzonder veel werks maakte hy van het Latyn, en daar in zo groote vorderingen, dat de geleerde antonio riccobuoni, Hoogleeraar in de Fraaije Letteren te Padua, alle de Latynsche Verzen, die hy maakte, aan grotto ter beoordeelinge overgaf. Teffens bevlytigde hy zich ook op het Grieksch, en leerde 'er genoeg van om het eerste Boek der Iliade over te zetten. De gelykheid zyns staats, met dien van homerus, spoorde hem, buiten twyfel, tot dit werk aan: met het zelve bezig zynde zeide hy, dat de Blindeman van Adria den Smyrnschen Blindeman deedt spreeken. Best slaagde hy in de Tooneelstukken. Hy maakte twee Treurspelen, het een la Dalida, het ander l'Adriana getyteld, beide werden zy sterk toegejuichd. Dan het meest stak hy uit in het Blyspel: drie zyn 'er van hem Emilia, il Tesoro en l'Allerie geheeten: deeze gaven hem veel roems onder zyne Tydgenooten, en de vermaarde gravina spreekt 'er van met veel lofs. Hy was een der eersten die de Herderspelen, in Italie uitgevonden, voortzette: hy verwierf eene algemeene toejuiching door zyne Calisto, en een ander stukje van denzelfden aart, il pentimento amoroso getyteld: door deeze twee stukjes kreeg hy van fontanini den bynaam van Grazioso, den Bevalligen. Hy vervaardigde desgelyks Geestlyke Tooneelstukken: van hem is, in druk, Isacco. Niet min gelukkig was hy als Redenaar, en verkreeg, by veele gelegenheden, den roem, dat hy een zeer welspreekend Man was. Nog maar vystien jaaren bereikt | |
[pagina 456]
| |
hebbende, deedt hy te Venetie eene Redenvoering voor de Koningin bonna van Poolen, Hertogin van Bari. In 't zelfde jaar begroette hy, met eene Redenvoering, de Doge van priuli, by diens verkiezing. Zeven keeren werd hy als Afgezant zyns Vaderlands na Venetie afgevaardigd, en sprak, in die waardigheid, eene Redenvoering uit voor hendrik den III, Koning van Frankryk, als deeze, op zyne terugreize na Poolen, door die Stad trok. Alle de Redenvoeringen van grotto werden, in zyn tyd, zeer hoog geagt. Barthelemi de la vigne zette ze in 't Fransch over, en die vertaaling werd te Parys, in den Jaare MDCXXVIII, gedrukt. Men maakto ook veel werks van grotto's gemeenzaame Brieven. Zyne werkzaame geest strekte zich tot alles uit, hy maakte groote veranderingen in de Decameron van bocacio; doch hy verloor zyn handschrift, en men weet niet, of de uitgave van de Decameron, die men, zints grotto's dood, op diens naam, het licht deedt zien, naar dit vermiste Afschrift gemaakt zy, of volgens een nieuw handschrift, door hem vervaardigd, om het verlies van 't eerste te boeten, gelyk men wil dat zyn oogmerk geweest is. Wat hier van zyn moge, deeze uitgave, welke, in dien tyd, grooten opgang maakte, is vervolgens minder geagt, en de geleerde Graaf mazzuchelli spreekt 'er ongunstig over. Grotto bezat een sterken trek tot alle soorten van Weetenschap, en deeze Leerzugt maakte hem bykans in alles eenigzins bedreeven. Bovenal bevlytigde hy zich op de Wysbegeerte, en hy ging voor een goed Wysgeer. 't Was de Wiskunde alleen, die hy niet kon leeren, dewyl hy zyn gezigt miste: dit maakte hem, over dit gemis, zeer verdrietigGa naar voetnoot(*). Maar geen Wiskunstenaar kunnende worden, wilde hy, egter, een Starrekundige zyn: hy stelde een Dagtafel op voor achttien jaaren, en liet verklaaringen naa over de Spheer van bonardo, die elk over zyne kundigheden deeden versteld staan. Hy gaf zich ook over aan de Starrewichelaary, ten dien dage zeer algemeen in zwang, en deedt, gelyk anderen, voorspellingen. | |
[pagina 457]
| |
Zyn Vaderland betoonde zich steeds erkentelyk voor de eer, die hy 't zelve, door zyne Talenten, aandeedt: hy ontving van 't zelve verscheide getuigenissen van hoogagting. De Academie der Illustrati, in zyne dagen te Adria opgerigt, benoemde hem tot Oppersten, en de Academie der Addormentati, te Rovigo, vereerde hem met dezelfde waardigheid. Grotto was, gelyk wy gezegd hebben, onderhevig aan verscheide kwaalen; tot welke zyne mismaakte lichaamsgesteltenis niet weinig toebragt; hy droeg niet veel zorge voor zyne gezondheid, en zyne arbeidzaame leevenswyze verkortte zyne dagen. Het was omtrent één jaar voor zyn' dood dat hy na Venetie trok, om de rol van tiresias, in de Edipus van sophocles, te speelen; hy stondt even op uit eene zeer gevaarlyke ziekte; doch dit verminderde zyne zugt tot werken niet, of belette hem de reis na Venetie te onderneemen, waar heen hy als Afgezant gezonden werd. Hy stierf aan Zydwee, den dertienden van Wintermaand, des Jaars MDLXXXV, vier- en veertig jaaren, drie maanden en vyf dagen bereikt hebbende; hy werd eerst in de Kerk van St. lucas te dier Stad begraaven; doch weinig tyds daar naa voerde men zyn overschot na Adria, waar jean sega, een Burger van Rovigo, die de Nigt en Erfgenaam van grotto getrouwd hadt, voor hem een gedenkteken oprigtte. Dit gedenkteken is naderhand, door de Familie van dien beroemden Man, op nieuw hersteld, en men leest 'er het volgende Grafschrift op:
aloysio grotto
|
|