| |
| |
| |
Proeve over de hovaardy.
Als de Hovaardigheid komt zal de Schande ook komen.
salomo.
(Naar het Engelsch.)
Naardemaal de Hovaardy bykans onafscheidelyk is van eenen eenigzins verheeven Leevensstand, zal het geen onnutte arbeid weezen, de dwaasheid en het gevaar deezes zielsgebreks af te schilderen. Men mag zich ten vollen verzekerd houden, dat deeze allerlei soort van Weelde tot het tegenwoordig toppunt heeft opgevoerd, en ten Afgod gemaakt van veelen uit bykans elken rang. Wy verarmen ons zelven enkel ter zaake van uitwendig vertoon, en wenden de uiterste poogingen aan om Figuur in de wereld te maaken.
Wy zien de Weelde en Hovaardy, die, ten deezen tyde, in onze Steden ten zetel zitten, op zulk eene wyze heerschen, dat het ten verderve der rykste Familien moet strekken wy zien die eenvoudigheid, welke onze Voorvaders onderscheidde, hun agtenswaardig en beminnelyk deedt worden, ter voorwerpe van spot verkeerd. Hunne afstammelingen schaamen zich over hunnen eenvoudigen opschik, over hunnen nederigen toestel, over hunne eerwaardige afbeeldingen. Overal aanschouwt men niets anders dan kwistigheid in uitgave, tot het bouwen van huizen als paleizen, tot den aankoop van het pronkigst huiscieraad, van de rykste kleederen en schitterendsten toestel.
't Is Hovaardy, die verwyfdheid voortbrengt, en ons leert buiten 's huis bykans nimmer te voet te gaan, en altoos op bedden van het zagtste dons te rusten; die geduurig nieuwe vermaaken verzint; die de Ziel van kragt berooft, en den kloeksten Man weinig boven de Vrouwen verheft in kleeding en leevenswyze. Wy vergeeten, onder den invloed van dit zielsgebrek staande, dat wy redelyke, of menschlyke Weezens zyn: en verbeelden ons, dat de rykdom ons alleen geschonken is om ons alles te verschaffen wat tot voldoening onzer driften
| |
| |
strekt. Weelde is een gaapende afgrond, niet te peilen, en in staat om de grootste goederen op te slokken: de veranderlyke Mode die met elke nieuwe Maane een nieuwe snof bedenkt, en de beuzelingen, welke alle aandagt bezig houden, doen ons in 't verderf storten.
Weest waarlyk groot, en gy zult nimmer verwaand zyn: gy zult weeten, dat 'er een zeer voeglyke middenweg is tusschen de uitersten van Gierigheid en Verkwisting: dit midden moet uw tafel, uw kleeding, uw toestel regelen. Bedenkt, dat de Hovaardy, ons met waan opblaazende, ons belachlyk maakt; dat, wanneer deeze de overhand krygt, de Jonge Heeren, op de verwyfdste wyze aan het Toilet verslaaven, en hunnen halven tyd onder de handen van den Kapper doorbrengen; dat zy zo ernstig denken en spreeken over de kleur van een Kleed, over de grootte en gedaante der schoengespen, en andere dergelyke beuzelingen, als of het zaaken van de uiterste aangelegenheid waren. Geeft gy u zelven aan de Hovaardye over, gy zult slaaven worden van deeze ydelheden, en daar door de kragt dier manlyke Deugd, welke gy van uwe Voorvaderen als een erfgoed hebt ontvangen, te eenemaal verliezen.
Daarenboven zult gy allerlei soorten van grilligheden moeten opvolgen: gy zult 'er veelen gereed vinden om uwe behoeften te vervullen, door aanmerkelyke geldsommen op te schieten; men zal u diets maaken dat schulden, zelfs groote schulden, te hebben, een Heer van Fatsoen niet misstaat. Elke dag levert ons voorbeelden, ten bewyze van deeze waarheid, op. Hoe veelen, die verbaazende goederen bezaten, verteeren meer dan hunne inkomsten; vinden zich omringd door Bedienden, die zy niet kunnen betaalen; door schuldeischers, die niet aflaaten hun onophoudelyk te maanen: zy leeven in een geduurige onrust, en vervallen eindelyk tot gebrek.
Dusdanig zyn de uitwerkzels van Hovaardye: deeze vervoert ons tot allerlei buitenspoorigheden, en vertoont aan ons oog een Huis, welks huisraad nog niet betaald is, Bedienden vol morrend ongenoegen over wanbetaaling, en den Huisheer zelven ten einde raad, dewyl hy niet langer lieden kan vinden, genegen om hem geld te schieten. Deeze jammeren heeft men te wagten als men aan de toverzangen der Hovaardye het
| |
| |
oor leent; doch eens toegestaan zynde dat zy ons tot zo verre niet in ongelegenheden dompele; dan nog zal het genoeg zyn, om 'er u van af te schrikken, te bedenken dat dezelve strekt om u van uwe Deugd te berooven, u onagtzaam op en onaandoenlyk te maaken voor de elenden uws naasten, en genegen tot alle involging van dien belachlyken opschik, waar over de Wereld met eene gaapende verwondering versteld staat.
't Is een groot ongeluk niet in staat te weezen om noodwendigheden en overtolligheden des leevens van elkander te onderscheiden: onze Hartstogten zyn zo veele dwinglanden, die ons geen rust laaten eer wy middel gevonden hebben, om derzelver eischen te voldoen. In gevolge hier van zien wy dat de zodanigen onder de Grooten, die naar de inboezemingen der Hovaadye luisteren, in een daadlyke slaaverny leeven: zy hangen volstrekt van de Mode af, zelfs in de geringste omstandigheid. Indien het aan eenig artykel hapert, te midden van al hunnen luister, worden zy raadloos, en verliezen al hun geduld; zy schynen zo geheel en al ingenomen met uitwendig cieraad, met opschik en tooij, dat zy tot geen ander oogmerk schynen te leeven dan om hunne rustlooze begeerte tot beuzelingen voldoening te schenken.
Voorzeker, daar is niets zeer inneemends of aanloklyks in zulke weinig beduidende Characters: dit nogthans is de roem der geenen, die in onderdaanigheid aan Hovaardy en Weelde hunne dagen doorbrengen, dat zy niet geagt worden om hunzelfs wille, maar ten wille van hun tafel en toestel. Ten bewyze hier van dient, dat zy, zo ras hun rykdom hun begeeft, terstond in veragting geraaken, en niemand bykans ooit meer denkt dat deezen ooit bestonden, dan de ongelukkige schuldeischers, die hunner met verfoeijing gedenken. - Hoe gansch veel verschikt van deezen staat dien eens Braaven Mans! welke ongelukken hem treffen, hy wordt beklaagd, en blyft geagt. De Geschiedenis levert ons honderden voorbeelden op van Persoonen, wier verdiensten, zonder eenig ander behulp, hun, schoon in laagheid vervallen, agtenswaardige voorwerpen deeden blyven. Zo groot is de kragt en de invloed der waarheid!
Treedt in huis van den weelderigen Hovaardigen, dien ik beschreeven heb, gy zult het opgevud vinden met fraaije Heeren van den eersten smaak, die hun
| |
| |
leeven doorbrengen met hunne middelen te verspillen, en kunne Lichaamsgestellen te bederven. Gy zult ontdekken dat het de verzamelplaats is der grofspeelderen: want het spel is een ernstig bedryf voor Lieden van dien slegten stempel: met één woord, de Weelde heeft daar alle haare bekoorlykheden ten toon gespreid, om die eigenste Persoonen, die hunne poogingen aanwenden om haare heerschappy in de Wereld te onderschraagen, te verderven.
Eene fraaije eenvoudigheid zal u ontslaan van het gezelschap der Ongebondenen, by welken de deugd byna onvermydelyk schipbreuk lydt. Waar de Hovaardy heerscht, wordt de Godsdienst veragt: een onsterflyke geest kan zich niet voegen naar deeze verganglyke voorwerpen, die alleen strekken om denzelven aan de aarde vast te binden.
Verbeeldt u niet dat de Weelde in één oogenblik den vollen wasdom hebbe: zy heeft haar begin en voortgang: in 't eerst is dezelve niet meer dan eene begeerte om onze Huizen fraijer opgeschikt, en onze Persoonen meer naar den zwier gekleed te hebben, dan andere van onzen rang. De zugt, om de Mode te volgen, krygt ongevoelig op ons de overhand, tot dat wy niets aangenaams vinden dan waar in iets keurigs, iets nieuws, doorstraalt. Naauwlyks hebben wy den eersten stap gedaan, of de eenvoudigheid wordt een ondraaglyke last: wy veragten den Man, die geen werk van zyne Kleeding maakt, en wy hegten het denkbeeld van het hoogste geluk aan ydele en grillige vermaaken.
De Weelde laat zich door de geheele Wereld bedienen; gy zoudt ligt denken dat 'er geen Kunstenaars, geen Handwerkslieden, zonder haar, zouden weezen, dat de Kunsten, de Hoofdstoffen, en de Jaargetyden haar schatting moeten betaalen. Dit overstelpt den weelderigen Man met Hovaardy; hy verbeeldt zich de Heer der Scheppinge te weezen.
Die geheele zwerm van Petit maitres, die elk Mensch van verstand veragt, is de oorsprong geheel aan Hovaardye verschuldigd: deeze vervult hun met zelfliefde: en dan treedt dit nieuw geslacht van weezens op het tooneel, hunne verwaandheid aan alle de omstanders vertoonende, terwyl zy de Maatschappy met den last huns bestaans bezwaaren.
| |
| |
'Er is nog eene andere zaak, welke ik wenschte dat gy in opmerking wildet neemen, naamlyk, dat gy allengskens uwe sterkte van geest zult verhezen, wanneer gy u aan den invloed der Hovaardy overgeeft. Welk een belachenswaardig Character is een Krygsman, door Weelde verzwakt en geheel ontzenuwd? Van hem blyft niets over dan de schaduw van een lichaam, en een verwyfd gemoed, voor 't welk de minste last een ondraagelyk kwaad is. Gewoon onder een rykvercierd pavilion te slaapen, het lekkerste voedzel te gebruiken, en door een aantal bedienden opgepast te worden, is hy of onbekwaam om de noodzaaklyke pligten eens Krygsmans te volbrengen, of hy brengt in de legerplaats een sleep van Weelde mede, verderflyk voor hem zelven, en een kwaad voorbeeld voor anderen. - Deeze Heertjes, die geheel met zich zelven zyn ingenomen, en aan de bezigheden der kleedkamer alleen gehegt, zyn Bevelhebbers van geen gezag, van geen agtbaarheid, zy worden door den geringsten Soldaat veragt. Zy kunnen danssen, zy kunnen zingen; doch zy kunnen niet vegten, en om dat de Oorlog iets meer vordert dan enkel persoonlyken moed, en om dat de moed zelve verzwakt wordt door de zugt tot vermaak.
Laat de Hovaardy over aan de zodanigen, die schielyk ryk geworden zyn, en getroffen door het gezigt dat zy in ééns Mannen van aanzien worden, die, omringd van vleiers, al hunne verdiensten stellen in een vergulden en schitterenden toestel. Geen braaf Man, geen Man van rang heeft de Weelde noodig om vertoon te maaken. Het zou een groote schandvlek op de tegenwoordige eeuw werpen, te veronderstellen, dat dezelve de Menschen alleen waardeerde naar derzelver uitwendig vertoon: daar hy alleen agting waardig is, wiens Character door eene edele eenvoudigheid uitmunt.
Wanneer wy opgevoed zyn in 't midden van Wereldsche grootheid, valt het zeer bezwaarlyk ons zelve te overtuigen dat wy zyn even gelyk andere Menschen, en dat de glans, die ons omschynt, schielyk als een morgennevel zal verdwynen. Wat hebben wy, ondertusschen, waar op wy ons met reden kunnen verheffen? Helaas! de edelstgeboorenen komen schreiende, hulploos en naakt, ter Wereld: en moeten dezelve, van alles ontbloot, verlaaten. Te vergeefsch zal de Wereld u dan
| |
| |
alles aanbieden wat grootsch is, en uwe verwaandheid streelt: alles zal als een droom voor by gaan, en het graf zal al uw Rykdom, al uw Hovaardy, al uw Grootheid inzwelgen.
Dit is de hoofdsom van alle uwe verwagtingen, wat dit aardsche betreft. De dood zal u gelyk stellen met den minsten uwer Natuurgenooten: u tot stof doen vergaan, in gewigt en waardye gelyk aan anderen: houdt dan uw oog altoos gevestigd op deeze eindpaal van menschlyke grootheid. Deeze zal u leeren, dat gy de broosheid zelve zyt, en dat de Hovaardy, die bykans onafscheidelyk van een hoogen rang mag geagt worden, de hoogste dwaasheid is. Ondanks alle de voorregten van geboorte, van tytels, en andere voordeelen, kunt gy geen oogenblik aan uw bestaan toedoen: te midden van al uwe grootheid zyt gy onder de magt van den geringsten der Menschen, van de Hoofdstoffen, die u omringen, van de ziekten, welke u dreigen, en van duizend toevallen, met geene mogelykheid te voorzien. Uwe Ziel is aan zorg en uw lichaam aan pyn zo wel onderhevig als die des geringsten slaafs, en de arme Boer, dien gy misschien veragt, aanschouwt met u dezelfde zon, bewoont met u dezelfde lugtstreek, en bezit dezelfde vermogens van gezigt, van smaak, van gehoor en gevoel.
Waarom zullen wy dan zulk een onderscheid maaken tusschen Persoonen, in zo veele opzigten gelyk? Is het om dat 'er zulk eene ongelykheid in hunne geboorte plaats hebbe? Neen: elk weet, dat wy allen éénen Vader hebben, dat wy uit de aarde zyn genomen; en dat veelen van de Kinderen der Menschen hunnen verheeven staat verschuldigd zyn aan laagheden, zo niet aan rechtstreeksche schelmstukken.
Bedenkt dat de verheevenste Leevensstand de ondersteuning der mindere rangen noodig hebbe, om zich op te houden, en dat gy, geenen onder u te gebieden hebbende, in een doodlyke eenzaamheid, en de uiterste behoeften, uwe dagen zoudt slyten.
Wy zyn, derhalven, vyanden van ons eigen belang, wanneer wy de zodanigen veragten, van wier bystand wy afhangen. De meeste Grooten zyn alleen geagt naar maate van den staat dien zy voeren, zo dat zy al hun aanbelang verschuldigd zyn aan die eigenste Persoonen,
| |
| |
welke zy ten nauwen noode met een oogslag verwaardigen. ô, Hoe gelukkig is het voor ons, wanneer wy weeten hoe onszelven regt te doen! Wanneer wy oordeels genoeg bezitten om onszelven op eene weezenlyke waarde te schatten?
Niets kan verschriklyker weezen dan die trotsheid van ziel, welke een Mensch, buiten de grenzen van een Sterveling voerende, hem tot een geeszel maakt van allen, die rondsom hem zyn. Zoudt gy geen Kinderen van een Boer, van een Handwerksman, hebben kunnen weezen? En, in gevalle dit uw lot niet is, kunt gy u, uit dien hoofde, eenige verdiensten toerekenen? - Wat de Zielsbekwaamheden aanbelangt, hoe groot, uitgebreid en doordringend gy dezelve moogt agten, ze zyn niets meer dan een flikkerend licht; maar al te dikwyls strekkende om u te misleiden, en 't geen menigmaal schittert ten koste van waare Wysheid. Menschen, van het grootste vernuft, begaan niet zelden de grootste misslagen: waar geestigheid de overhand krygt, is bondig oordeel en bescheidenheid zelden te vinden.
Van hoe nader by een Mensch zichzelven beschouwt, hoe gereeder hy zyne zwakheid en broosheid zal erkennen: 't is alleen met betrekking tot ons onsterflyk deel dat wy waarlyk groot zyn; doch, om dit Character te verdienen, moeten wy ons boven onze Hartstogten, en boven al boven den Hoogmoed, verheffen. De Hovaardy is eene ondeugd, welke wy niet behoorden te kennen, uitgenomen op dat wy dezelve zouden vermyden; zy bezoedelt onze beste daaden, en laat den daar door bezetenen niets over dan 't geen laag is en belachlyk.
Beschouwt enkel den Man, die geheel met zichzelven is ingenomen, die zich verwondert over zyn prachtigen opschik en weidsche kleeding; en gy zult in hem eene nietsbeduidenheid vinden, die gy niet kunt nalaaten met jammerend medelyden aan te zien. Het arm en trots schepzel werkt en slaaft alleen om veragtlyk te worden: terwyl een enkele gunstige opslag van het oog, een verpligtend gelaad de genegenheid en de harten zou winnen, van allen, met welken hy verkeert. Een omganglyk voorkomen, een minzaam woord, is genoeg om duizend lof- en dankzeggingen te verwerven. Waar uit gy moogt opmaaken, dat elk Man van rang, die, door 't verzuim hiervan, 't welk hem zo weinig zou kosten, den haat
| |
| |
van anderen op den hals laadt, weezenlyk, door zyn eigene Hovaardye, bedroogen, en met de daad een veragtlyk Schepzel wordt.
Alle Menschen boezemen een vloek uit over de zodanigen, die zich boven hunne Natuurgenooten verheeven waanen, enkel om de elenden der ongelukkigen te vermeerderen, of hun door het gewigt hunner Hovaardye te verdrukken, ten speelbal hunner grilligheden te maaken, in hunne zydkamers verveelend te laaten wagten, terwyl zy vervuld worden met ongeduld en wederzin. Alle dus aangemaatigde Grootheid is niets anders dan volstrekte dwinglandy: want de Hoogmoed is een drift, die, gelyk ze altoos hooger wil opklimmen, ook alles tot een voetbank dier verheffing wil gebruiken. De Hovaardige zal zynen meerderen het behoorelyk ontzag met toedraagen, zyns gelyken onbillyk en met veragting behandelen, en met zynen minderen willekeurig en ondraaglyk heerschzugtig te werk gaan. ‘Elks ziel wordt hunner veragtinge veel te zat’. |
|