Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1779
(1779)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBerigt van vier sponswyze uitwassen en gezwellen, ter zwaarte van een pond, gelukkig van de neus genomen.
| |
[pagina 301]
| |
ParysGa naar voetnoot(*), schroomde niet twee dergelyke gevallen, en misschien de eenigen in hun soort, in vier Afbeeldingen, door de Heeren ciradier en theulot medegedeeld, in hun onschatbaar Werk te plaatzen. Ik schroome dan mede niet 'er eene derde by te doen; vooral, daar deeze weinige voorbeelden dienen kunnen, om anderen, gelyk ook my gebeurd is, aan te moedigen, om derzelver aantal in geneezingen, ten dienste van het menschlyk geslagt, te vermeerderen. Een Heer van drie- en zeventig Jaaren kreeg, zedert veele Jaaren, vier sponswyze Uitwassen, als Erwten, op en ter zyden de Neus, welke, van tyd tot tyd, zodanig aangroeiden, dat het eene Gezwel ter grootte van eene kloeke hand met de vingeren, van boven byééngetrokken, niet alleen den geheelen mond bedekte, maar ook tevens meer dan twee duimen lang, tot onder de Kin afhing. De oorsprong van dit Gezwel bevatte byna den geheelen regten vleugel der Neus. Daar nevens, dog aan de linkerzyde, hong eene tweede, van grootte als een Hoender- ei. Agter deze Gezwellen zaten, aan beide zyden, twee andere, naby de boven Lipo, als eene kloeke Hazelnoot, dog wordende door de twee voorgaande, meerendeels, bedekt. - Uit de nevensgaande Afbeelding, welke, kort voor de Operatie, naar 't leeven is gemaakt, kan men het best van dit geval, schoon de kleine Gezwellen niet geheel te zien zyn, oordeelen. Deze Gezwellen waren jeukerig, en wierden deswegens, zo als op het grootste nog kan gezien worden, met de nagels open gekrabd, dog buiten dit geheel pynloos; in het aanvoelen zagt, altyd koud, met veele blauwe Aderen bezet, en, naar maate van hunne verbaazende grootte, ongemeen ligt. By het gebruik van eenig voedzel moesten zy altoos met de hand worden opgeligt; sluitende meerendeels de openingen van de Neus en den Mond; waarom de Ademhaaling, vooral, wanneer de Lyder wilde gaan, zeer bezwaarlyk, en deszelfs aanzien, afkeerig was. Schoon de Heeren ciradier en theulot by hunne Lyders, telkens na verloop van eenige dagen, één der Gezwellen wegnamen, besloot ik nogthans, dit, by mynen Lyder, in eene reis te doen, om te meer gelegenheid te hebben van de Neus te konnen drukken, het bloeden | |
[pagina 302]
| |
te stillen, en door een paar kle fplaasteren het bloedstillend verband vast te houden. Om by een deel, dat moeilyk was om gedrukt en verbonden te worden, minder bloeding te hebben, besloot ik, om deeze Gezwellen met de schaar, en niet met het mes, weg te snyden; overtuigd zynde, dat de meerdere pyn, door de schaar veroorzaakt, door by de bloeding minder te moeten drukken, rykelyk zoude vergoed worden. Aldus sneed ik, aan de regte zyde, eerst het kleinste Ge wel, aan het agterste der Neus, met de schaar weg. Na daar op een stukje fyne drooge spons gelegd, en het zelve eenige oogenblikken met de vingeren gedrukt te hebben, wierd het bloeden gestuit, en ik sneed op dezelfde wys het tweede en grootste Gezwel aan die zelfde zyde weg. Vyf kleine slagader-takjes bloedden vry sterk, maar, met fyne spons gedekt, en insgelyks gedrukt, hield dit aanstonds op. Vervolgens sneed ik de twee andere aan de linkerzyde weg, en dekte de openingen met stukken spons, welke, op gelyke wyze, het bloeden stilden, waar na ik slegts voor eenige uuren een paar kleefplaasters en een eenvoudig verband, aanbragt. Den derden, vierden en zesden dag, nam ik de stukjes fpons weg, en dekte de algemeene openingen met Lindwerkers stof. Daar na besmeerde ik de wieken, of ook de Neus met een der onschuldigste zalven. (Ungt. Altheae Simpl.) Vyftien dagen daar na, was de Lyder zoo verre hersteld, dat hy naar huis keerde; zynde zoo fraai geneezen dat hy van de zynen naauwlyks herkend wierd. Een uur na de Operatie, en na dat de Gezwellen hadden uitgebloed, deed ik ze weegen; het grootste woog maar vyf- entwintig, en alle te zamen dertig en een half lood; zoo dat ze zekerlyk, nog aan de Neus zittende, ruim een burger pond zullen gewoogen hebben.
's Hertogenbosch, | |
[pagina t.o. 302]
| |
|