Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1779
(1779)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 289]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.Aanspraak aan de jeugd, over de rechte keuze en het regelen der vermaaken en uitspanningen.Onschuldige vermaaken, geschikt om de ledige uuren der uitspanning van gewigtiger bezigheden op te vullen, zyn, buiten tegenspraak, noodzaaklyk. De Vermaakneemingen der Jeugd kunnen, in 't oneindige, veranderd worden; nogthans zyn er, met de daad, slegts weinige, in vergelyking van de groote menigte, die de Rede kan goed keuren: het meerendeel, ten beste genomen, tot een goed einde kunnende strekken, is ydel en dwaas, zy verschaffen geen onderwys aan den geest. - Beuzelagtig en onvoordeelig in zichzelven laaten zy geene behaaglyke gedagten naa, en zyn te laag voor redelyke weezens om 'er eenige waardye in te stellen. Doch het Vermaak vertoont zich in eene verscheidenheid van bekoorelyke gedaanten, die een nuttig en onschuldig voorkomen hebben, strekkende om ons geluk te bevorderen, door de somberheden des leevens te verdryven, en de zorgen van 't zelve te verligten. Vermydt, in de keuze uwer Vermaaken, alle die eenigzins tot zedeloosheid strekken, - onder deezen moogen geteld worden, alle Spelen, die strekken, om eenige maat van smert eene mindere soort van leevende Schepzelen aan te doen. - Deeze zyn, zo wel als de Menschen, geschapen tot het genot eens geluks, geëvenredigd aan hunne bevattingen, en den rang die zy in de schepping bekleeden: hun onnoodige smert te veroorzaaken is, derhalven, zondig. Vermaak te scheppen in eenig bedryf, 't welk pyn verwekt aan andere weezens, is onredelyk en wreed teffens; het geeft eene zielsgesteltenis te kennen, rechtstreeks over gesteld tegen goedertierenheid, en is berispenswaardig in 't oog der Verstandigen en Braaven, haatlyk in dat van god, | |
[pagina 290]
| |
‘wiens Barmhartigheden gaan over alle zyne werken.’ Hier uit volgt, dat veele der meest gezogte en gebruiklykste Spelen deezer Eeuwe, met rede, te wraaken, en zeer onvoeglyk zyn voor Menschen, die belydenis doen van den Christlyken Godsdienst, die Goedertierenheid ademt De veelmaals voorgewende wettiging der geenen, die, door hun rang en meerdere-bekwaamheden, een beter voorbeeld behoorden te geeven, kan in 't minst niet dienen tot het verminderen van de misdaadigheid der bedryven, welke, in nunne eigene natuure, zondig zyn: het voorbeeld van millioenen overtreeders zal, in den dag des Oordeels, niet betekenen, of, in eenige maate, de zwaarte onzer veroordeeling verminderen. De dolle drift tot buitenspoorigheid en onwettig Vermaak, zo zeer heerschende onder lieden van bykans alle rangen, in deeze eeuwe van weelde en valsche beschaafdheid, levert een bedroevend bewys op onzer verbasteringe van de eenvoudigheid der oude Zeden. De wreede Vermaaken van Wedloopen, Haanengevegten, enz., strekken tot een verwyt van een beschaafd Volk: naauwlyks kan men zich eene grooter strydigheid verbeelden, dan te veronderstellen, dat zy, die daar in deel neemen, daar in vermaak scheppen, met de daad Christenen zyn: zy zyn zo verre van de minzaame en goedertierene voorschriften der Christenheid te gehoorzaamen, dat zy de algemeene aandoeningen der Menschlykheid verzaakt hebben, of tragten te verdooven. - Deeze bestraffing zal, misschien, te streng geoordeeld worden door hun, die vermaak scheppen in zulk slag van vreemde vermaakneemingen: doch 't gezond Verstand zal dezelve staande houden tegen alle de uitvlugten der drogredenkunste, en wat men, ten voordeele daar van, in 't midden brenge. 'Er zyn ook veele andere Vermaaken, welke gy zorgvuldig moet vermyden; onder deeze betrek ik alle, die strekken om uwe dierlyke driften, welke altoos in onderdaanigheid aan de Rede moeten gehouden worden, te ontvlammen of aan te stooken. Onze Hartstogten vorderen een naauw toevoorzigt: want, wanneer zy, door onmaatige toegeevenheid, aan 't muiten slaan, of zich de heerschappy in de ziel aanmaatigen, volgt oproet, verwarring en regeeringloosheid: en, als die eenstemmige orde en gepaste geregeld- | |
[pagina 291]
| |
heid, waar uit een geregeld gedrag gebooren wordt, verlooren raakt, mist men ook die zoete gerustheid en vrede des gemoeds, die het hoogst genoegen baaren. 't Is waar, 'er zyn andere Vermaaken van eenen onschuldiger aart, dan de bovengemelde; doch, welke gy, indien gy ze niet geheel verwerpt, ten minsten, met zeer veel behoedzaamheids moet gebruiken. Deeze mogen, (om ons tot geen byzonderheden in te laaten,) in 't algemeen begreepen worden onder de bepaaling van Uitspanningen, die tot geen ander einde kunnen strekken dan om een oogenblik Vermaak te schenken: of, om het met eene gebruikelyke doch ongeschikte spreekwyze uit te drukken, ‘den tyd te dooden.’ In het najaagen van dusdanige Vermaaken verspillen wy, ten besten genomen, onzen tyd onnut, en dikwyls op eene wyze waar voor onnut eene te zagte benaaming is. Ons verblyf op deeze Wereld is onzeker, en het werk, 't geen ons in dit Leeven te doen staat, van onuitspreeklyk aanbelang. Die tyd, welke, ééns verloopen, nimmer herroepen kan worden, te verspillen, is een soort van dwaasheid, waar van wy rekenschap zullen moeten geeven als het zelve ten einde is geloopen. De Verstandige Man waardeert zyn tyd naar maate van deszelfs onschatbaare waardye. De grootste bevlytiging in het volbrengen van de pligten des leevens wordt ten striktste afgevorderd van weezens, die omtrent deszelfs duur onzeker zyn: de pligten die wy moeten volbrengen zyn aan den dag des leevens geevenredigd, ‘en wanneer de nagt des doods komt kan niemand werken.’ Maar mogelyk zal men hier aanvoeren, dat de gesteltenis van ons maakzel geene onafgebrooke benaarstiging van de pligten deezes leevens toelaate, dat deeze taak te zwaar is voor de Menschlykheid: - dat wy, in deezen onvolmaakten staat, eenige uitspanning van gedagten en werkzaamheid noodig hebben. Dit stem ik gereedlyk toe. En dit brengt my tot het overweegen van Vermaaken, die, met de Rede niet onbestaanbaar zynde, onschadelyk en onschuldig moogen genooten worden in de uuren der uitspanning van gewigtiger bezigheden. Van deezen aart is eene aangenaame en vrolyke verkeering; van deezen aart zyn manlyke en gezonde Lichaamsoefeningen; van deezen aart is de Natuurkunde, | |
[pagina 292]
| |
zo beschouwende als proefondervindlyke, de Kruidkunde, het Hovenieren, en het bespiegelen der Natuur in de schoone vertooning van de verscheidenheid haarer voortbrengzelen. Deeze leveren een onuitputbaare bron op van Vermaaken, voor een verstandig en onderzoeklievend gemoed. In bezigheden van deeze redelyke natuur word de voldoening, welke wy ontvangen, grootlyks vermeerderd, door de overweeging, dat zy niet alleen een tegenwoordig genoegen schenken; maar tevens strekken om onze zielen te veredelen, en onze gevoelens, ten opzigte van den Godlyken Oorsprong van alles wat groot, uitmuntend, en goed is, te verheffen. ‘Door de dingen, die gezien worden, (het verbaazend vertoon van gods Magt en Wysheid in de zigtbaare schepping,) vindt de ziel zich opgewekt om de onzigtbaare gods eeuwige kragt en Godlykheid’ na te speuren. Hoe meer wy ons verledigen in die aanbiddelyke Magt, Wysheid en Goedheid te beschouwen, waar van de verschynzels der Natuure zo heerlyke blyken opleveren, hoe sterker onze aandoeningen van Liefde en Dankbaarheid jegens den grooten en algemeenen Oorsprong zullen weezen. In deezervoege onze gedagten onledig houdende met voorwerpen, zo zeer passende aan de waardigheid onzer Natuure, zullen wy afgetrokken worden van dingen onzer najaaginge onwaardig, wy zullen onze bekwaamheden en vermogens van bevatting en werkzaamheid uitbreiden en versterken, om wederstand te bieden aan de begogelingen der ydelheid, en om de valstrikken der ondeugd te ontwyken. De Vermaaken, voortvloeiende uit de beschouwing van de wonderen der Schepping en der Voorzienigheid, het vergelyken van de middelen met de einden, het nagaan van de onderscheide betrekkingen, welk wy tot elkander hebben, en eene opgeklaarde beschouwing van de werken der godheid, zyn zo verre verheeven boven die van eenen zinlyken en dierlyken aart, als de Hemelen hooger zyn dan de Aarde. Door zich in de laatstgemelde toe en daar aan over te geeven, ontaart de Ziel, schoon van eene Hemelsche herkomste, en onsterflyk in haare Natuur, van haare oorspronglyke uitmuntenheid, - door de eerstgenoemde te zoeken, wordt haare gehegtheid aan de laagere goederen verzwakt, en zy | |
[pagina 293]
| |
verheft zich tot het toppunt haarer volkomenheid, en den eigenlyken roem haarer Natuure. Op deeze wyze strekken onze Vermaaken, wyslyk gekoozen en gemaatigd nagejaagd, om onze Ziel te verheffen, niet tot hoogmoed, maar tot weezenlyke waardigheid, en ons bekwaam te maaken tot het volbrengen onzer gewigtige pligtsbetragtingen. - Zy neemen niet alleen het sombere deezes leevens weg, maar bevorderen tevens de volmaaking van ons weezen. De redenen, waarom zo veelen onzer hedendaagsche Jeugd, vermaak zoeken in enkele ydelheden, of zelfs in dingen van een misdaadigen aart, zyn veele. - Het gebrek van een goede Opvoeding - de kragt der Hebbelykheid, - de invloed van slegte Voorbeelden - spannen zamen om hun aan te zetten tot beuzelagtige en zondige najaagingen. Zy hebben nooit gehadt, of door onopmerkzaamheid verlooren, dien rechten smaak van vermaak, die fynheid en kieschheid van gevoel, welke aandoenlyke en deugdzaame gemoederen gewaar worden, door het recht gebruik hunner Natuurlyke en Zedelyke vermogens. Dus verstooken zynde van de middelen, om dat gemis te verkrygen, en dat ledige waar in zy zich bevinden op te vullen, zoeken zy geluk in een leevenswyze, recht geschikt om allen geluk te verbannen. Naardemaal Voorbeelden meer treffen dan lessen en voorschriften, zal ik, met een zedekundig penceel, de beeldtenissen maalen van twee Jongelingen, die, in 't najaagen van Vermaak, de twee tegen elkander overgestelde wegen van Deugd en Ondeugd opsloegen. Florio nadt zyn achttiende jaar bereikt. - Hy, welgemaakt, goedaartig, leevendig, bezat zo veel tydlyke middelen als de meesten zyner medegenooten. - Vermaak was het voorwerp zyns bejags. - Hy zogt het langs alle de paden der ydelheid. - Hy kleedde zich weidsch, en twyfelde niet of zyn persoon, zyne leevendigheid, zyne middelen, en begaafdheden, zouden hem den vryen ingang in den Tempel des Vermaaks bezorgen. - Hy meende dit te zullen aantreffen in het lustig gezelschap, op woelige gasteryen, in de slaapkameren der ontugt: - dan helaas! te vergeefsch, - een schim, die den naam en de gedaante van Vermaak aannam, zweefde dikwyls voor zyn | |
[pagina 294]
| |
begogelde verbeelding; en omhelsde hem: maar 't genot was altoos laf, altoos met bitterheid vergezeld, of werd gevolgd van eene knaaging, door de stillende middelen van Vermaak niet te verbannen. Uit het voorbeeld zyner lastige Medegenooten, hadt hy geleerd met alles, wat ernst heet, te lachen; te speelen, tot dat zyne middelen verteerd waren; te drinken, tot dat zyn lichaam bedorven, en zyn verstandelyk vermogen in den beker der dronkenschappe verlooren was; voldoening te schenken aan alle dierlyke lusten, en zyne gesprekken te besmetten met heiligschendende eeden en onkuische taal. Dus sleet hy zyne dagen in onmaatigheid, zyne nagten in ongebondenheid, dit noemde hy verkeerdlyk Vermaak. De plaatzen, waar men gemeenlyk zamenkomt, waar de ondeugd zegepraalt in 't afweezen der Reden, waren getuigen van zyne dwaasheden en agteruitgangen. De Herbergen, de Billiardkamers, de Speeltafels, de Schouwburgen, bezogt hy dagelyks. Op het drinken volgde het Spel, en by 't zelve koos hy doorgaans eene Bedgenoote voor den nagt, in wier misdaadige en vuile omhelzingen hy allen bezef van eer en zedelykheid verloor. In 't einde, niet te vrede met deeze verkeerdheden, werd hy bedagt op nog verfoeilyker onderneemingen: de bekoorlykheden van geen kwaads vermoedende maagdlyke onschuld werden het voorwerp zyner snoode wenschen. In spyt van de heiligste, menschelyke en Godlyke wetten, heeft hy dit helsche plan niet beraamd of hy volvoert het: eene onschuldige Maagd strekt ten prooije van zyne verraadelyke kunstenaaryen: hy bederft haar, en laat haar over aan de knaagingen van haar eigen geweeten en den wreeden smaad des Menschdoms, terwyl hy zegepraalt op deeze overwinning, ‘en heerlykheid stelt in zyne schande’. - Door deezen loop van ondeugende vermaaken te volgen, verkeerd een vermaaklyk leeven geheeten, heeft hy zyne goederen verspild, zyn agting onherstelbaar verlooren; zyn lichaam met smertlyke kwaalen opgevuld, en allen redelyk vermaak uit zyn bedorven hart verbannen. In de oogenblikken van bedaardheid en opmerking, vertoont de niet vleiende spiegel, het Geweeten, hem zyn eigen beeldtenis; zo snood, zo boos, zo elendig! - Hy ziet zyn einde naderen, - onbeschryflyke angsten grypen hem aan, - de ontzaglyke eeuwigheid doet | |
[pagina 295]
| |
zich op aan zyn oog, - hy verstomt op 't gezigt! de schriklyke lyst zyner overtreedingen vermeerdert de akeligheid der vertooninge! In deeze ondraaglyke bitterheid der ziele wordt het leeven hem een last, en zyn elendig bestaan eindigt met een troostloozen dood, vol van de ontrustende zekerheid, dat hy, in eene andere Wereld, voor den regtvaardigen Regter zal moeten verschynen. Laat ons het oog op een aangenaamer voorwerp vestigen; eenen Jongeling beschouwen, die, in het zoeken van Vermaak, zyne Driften besluurt, en zyn gedrag regelt naar de heilige voorschriften der Deugd. Eugenius hadt desgelyks den ouderdom van achttien jaaren bereikt, en, door het geluk eener goede Opvoedinge, een vasten grondslag gelegd om zyne volgende vorderingen op te laaten rusten: hy was, zo wel als florio, welgemaakt, leevendig, en van een allergezondst gestel. Zyne middelen, schoon minder dan die van florio, waren genoeg om hem boven afhanglykheid te verheffen, en voldoening te schenken aan alle redelyke begeerten. Hy hadt even sterke en woelige driften als alle Jongelingen van zyne jaaren; doch zy vonden zig aan den band van Rede en Godsdienst gelegd. Hy gevoelde een heftigen trek tot Vermaak, dan hy zogt het op de paden der Deugd - en hy zogt niet vrugtloos - hy genoot het op de beste en uitgeleezenste wyze. Zyn gansche gedrag was bestempeld met het merkteken der wysheid. Zyne Vermaaken zelve waren manlyk en redelyk, geschikt tot duurzaam genot, zo wel als voor tegenwoordige voldoening. Vermids hy een natuurlyk goedaartig hart omdroeg, 't welk zich uitbreidde tot alle gevoelige weezens, schiep hy geen Vermaak in uitspanningen, die dezelve pyn veroorzaakten, of het ongeluk, voor 't welk zy vatbaar waren, vermeerderde. In tegendeel, zo verregaande was de liefderykheid zyner gesteltenisse, dat hy het wreedheid oordeelde den spot te dryven met, of genoegen te scheppen, in het lyden van mindere weezens; hy oordeelde, en met rede, dat, naar maate wy dezelve mishandelen, of onnoodig hun ongeluk vergrooten, wy strydig handelen met de Rede en de natuurlyke beginzelen van medelyden, in 's Menschen boezem ingeplant, die ons leeren, dat elke daad van wreedheid gode mishaagt. Wanneer, derhalven, ver- | |
[pagina 296]
| |
maaken van eenen wreeden aart aan hem werden voorgeslaagen, poogde hy derzelver onwettigheid te toonen, door aan te merken, dat, hoe gebruiklyk zy ook geworden waren, en hoe zeer ook aangepreezen door het voorbeeld van aanzienlyken en geringen, zy egter tot schande strekten voor redelyke weezens. Uit deezen hoofde, waren zyne Vermaaken van eene onschuldige natuur, en eer geschikt om verstandlyk dan zinnelyk genoegen aan te brengen. Hy stelde zich ook tot een onveranderlyken zetregel om geene uitspanningen te herhaalen, die éénmaal eenen onaangenaamen indruk in zyne ziel hadden nagelaaten. Het gezelschap en verkeering met verstandigen en braaven schonk hem veel voldoenings; hy bevlytigde zich in de Letter-oefeningen, - hy onderzogt de verschynsels der Natuure, en beschouwde, met een genoegen schenkenden eerbied, de wonderen der Schepping en der Voorzienigheid. Hy vondt de Natuur vervuld met eene verscheidenheid, welken hy met voordeel en vermaak kon overweegen; en toonde zich vlytig in zyne naspeuringen van de verborgene oorzaaken haarer werkzaamheden. De keurige voortgang des groeis, het kunstig maakzel der Planten en Bloemen; het zagt geraas van vlietende beekjes, het leevendig groen der bosschen, het zoet gezang van derzelver gevederde bewoonderen, schonk alles aan eugenius eene onuitspreeklyk Vermaak. De bestendige opeenvolging der Jaarsaisoen, de veelvuldige onwentelingen der hemelsche lichaamen, trokken zyne aandagt; en terwyl hy deeze verbaazende vertooningen der Godlyke Magt en Wysheid beschouwde, verhief hy zich met milton ‘boven den zigtbaaren dagelykschen kring’. Hy nam desgelyks in opmerking den onderscheiden invloed der Dwaalstarren, berekende derzelver ontzaglyke afstanden, grootte, de onveranderlyke geregeldheid en snelheid van elks beweeging in de onderscheide Loopkringen. De helder schynende Maan, met onleenden glans de ruimte des uitspanzels omwandelende, omringd van Starren en Planeetgestellen, leverde, zyns oordeels, een veel heerlyker vertoon op dan het kunstig verlichte Ranelagh, met alle de prachtige cieraaden van beeldhouw- en schilderkunst. | |
[pagina 297]
| |
Hy hief het oog op na het ongemeeten uitspanzel des Hemels, en zag, met Godsdienstige eerbiedenisse, het verbaazend vertoon van ontelbaare Zonnen, van ontelbaare Werelden. De beschouwing van een zo grootsch tooneel wekte hem op tot het aanbidden van dat Weezen 't welk alles vervult, leeven schoonheid, en kragt aan de geheele schepping geeft. Te midden van deeze beschouwingen, boezemde hy menigmaalen de woorden uit van den verrukten Psalmdichter. ‘Als ik uwen Hemel aanschouw, het werk uwer vingeren, de Maan en de Starren, die gy bereid hebt, wie is de Mensch dat gy zyner gedenkt, of de Zoon des Menschen, dat gy hem bezoekt’. Het oneindig onderscheid, 't welk zich opdoet by de vergelyking van dit groots vertoon der Godlyke Magt en Wysheid met den Mensch (een kind der aarde, schoon bezield met den adem des Hemels,) trof hem met de gemengde aandoening van nederigheid en verbaazing. Op andere tyden volgde eugenius zyne neiging om den aart der Hoofdstoffen, de oorzaaken der zwaarte, der Electriciteit, van de eigenschappen der lichaamen, en de onveranderlyke wetten, waar aan de stoffe in haare beweeging onderworpen is, na te gaan. De Lugtpomp verschafte hem eene menigte van keurlyke proeven; het Microscoop bragt hem eene Nieuwe Wereld onder 't oog - een vertoon niet min met wonderen opgevuld dan 't geen bloot ligt voor het ongewapend gezigt - een vertoon, 't welk schoonheid en gepastheid op eene verrukkende wyze ontdekt in leevende bezintuigde ondeeltjes, die het scherp van het scherpste gezigt ontduiken. Met deeze en andere soortgelyke redelyke en leerzaame Vermaaken, hieldt hy zich alleen, of in 't gezelschap zyner Vrienden, bezig, op die uuren, welke florio aan onmaatigheid, dwaasheid en zonde opofferde. Niet min verlustigde hy zich in de beschaafde Letteren, in de Werken dier groote Meesteren van Zedelyke Wysheid, die het Menschlyk gemoed, en de vermogens der ziele, ten voorwerpe hunner nauwkeurige beschouwinge gesteld hebben. Hy bevlytigde zich op het bespiegelend gedeelte der Zedekunde, niet enkel om een ledig uur door te brengen, maar gedreeven door het edeler beginzel, om die met de daad te betragten. | |
[pagina 298]
| |
Zyn leezen bestondt niet in het opdoen van bloote kundigheden; want hy droeg zorg om, in zyn eigen gedrag, die voorschriften van Wysheid, welke hy bevondt dat tot welzyn des Menschdoms strekten, te werk te stellen. De grondregels van Voorzigtigheid en Deugd, welke hy in de schriften van vroegere en laatere Wyzen aantrof, dienden om de deugdzaame besluiten zyns harten te versterken, en tot de daadlyke volbrenging aan te zetten. In bezigheden van deezen aart, bragt eugenius zyne ledige uuren door, en daar in vondt hy die waare voldoening en Gelukzaligheid, welken de Dienaars van valsch vermaak, de harssenloozen en ligtmissen deezer eeuwe, uit onkunde mogen belachen, doch noit ondervonden. Zyne middelen geraakten niet weg door baldaadige verkwisting; hy bezat altoos genoeg, om zich dat geen te verschaffen, 't welk iemand, redelyker wyze, kan begeeren; en hy lag bestendig iets weg, tot liefdedaaden. Zyn tafel was toegewyd aan gulheid, vriendschap, en gastvryheid: dan luidrugtig misbaar met weelde waren verbannen; zy was fraai maar niet pragtig. De smeekende aanzoeken van lydende behoefte troffen zyn oor nimmer vergeefsch. De armen, de ongelukkigen, de ouden deelden in zyne goedheid, en genooten 'er geluk door. Het Vermaak, 't geen hy gevoelde in het geeven, evenaarde het genoegen der deelgenooten zyner milddaadigheid. Naardemaal Deugd de Noordstar was, naar welke hy den koers van alle zyne daaden inrigtte, poogde hy zyne Begeerten en Hartstogten te beperken binnen de paalen welke zy voorschryft. Zyn hart was niet onaandoenlyk voor Liefde. Hy voelde haar kragtig werkend vermogen, en vormde het verheevenste denkbeeld van de voortreflykheid der Vrouwlyke Sexe, en zogt in het genot daar van te deelen, door de geheiligde verbintenis, die voor deugdzaame gemoederen een bron van 't zuiverst genoegen doet ontspringen. - Zyn eerlykheid, en het waarneemen der voorschriften van den Godsdienst, wederhielden hem van zich op eenigerlei wyze die onkuische en besmette genietingen te veroorloven, waar in florio zyn gewaanden wellust vondt. | |
[pagina 299]
| |
Hy was de Beschermer zo wel als de Bewonderaar van Vrouwlyke onschuld en schoonheid. Onder zyne bescherming waren Schoonen veilig voor den maalstroom der verleiding, voor den aanval der ligtmissen, en de strikken der snoode bedriegeren. Dit maakte hem dierbaar by de deugdzaamen onder de Sex dit deedt hem een sterken en byblyvenden invloed op haare harten verkrygen. Hy zag om in den kring der Schoonen na eene bevallige Leevensgezellinne, met welke hy de vermaaklykheden van 't zelve mogt genieten, en de zorgen verdeelen: zodanig een vondt hy welhaast in de uitmuntende seraphina. - Zy bezat alles wat in eene Vrouwe kon gewenscht worden: haare lichaamsbevalligheden werden alleen overtroffen door de tederheid van haare deugdzaame ziel. Met haar werd eugenius vereenigd, door den geheiligden huwelyksband, die de dood alleen kan verbreeken, en hy beklom in den Egtenstaat het hoogste toppunt van aardsche gelukzaligheid. Hun leeven was eene aaneenschakeling van de verrukkendste vriendschaps betooningen, zo wel in tyden van onvermydelyken rampspoed als in den zonneschyn van gezondheid en geluk. Een Kinderzalig Huis, de vrugt hunner gewenschte vereeniging, verdubbelde hun genoegen: hunne spruiten, gezegend met eene deugdzaame Opvoeding, volgden het voorbeeld hunner Ouderen, en schonken hun in den ouden dag den zoetsten troost. Dus leefde eugenius, een edel voorbeeld van alle Deugden, - bemind door zyne Vrienden, - geagt door allen, die hem kenden, - een zegen voor de armen rondsom hem, - en een Vriend des Menschdoms. In de oogenblikken van bedaarde overdenking en herziening zyns gedrags, genoot hy de gelukwenschingen van een goedkeurend Geweeten; en de heimlyke goedkeuring van dat Weezen, 't welk hem bewaard hadt, in alle de lotwisselingen deezer Wereld, en het heuchlyk vooruitzigt vergunde dat hy deezen Proefstaat in diens gunste zou voleindigen. Wanneer hy verder zag, de belangen der toekomende Wereld overdagt, en in zyne overdenkingen het ontzaglyk uur van zyn verscheiden vervroegde, was dit vooruitzigt opgeklaard, helder; geen donkere wolken maakten het hem vreeslyk. Zyn voorgaande leeven, en zyn tegenwoordig gevoel, ver- | |
[pagina 300]
| |
schaften hem een redelyken grond van hoope, dat hy dit tydlyke zou verwisselen voor eene eeuwige erfenisse. Van deezen uitmuntenden stempel was het Character van eugenius. Ik heb het te uwer onderwyzinge geschetst, te uwer navolginge voorgesteld; ‘gaat heen en doet desgelyks.’ - Eerbieden moet gy 't zelve, - en 'er uwen weg volgens in te rigten, naar de maate van uwe bekwaamheden en leevensstanden, is teffens uw onvermydelyken pligt, en uw grootst belangGa naar voetnoot(*). |
|