Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1779
(1779)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 222]
| |
Eenige byzonderheden wegens den winter de lente deezes jaars 1779.
| |
[pagina 223]
| |
en May. - In den Jaare 1750 schynt de Maand Maart dooreen iets warmer dan in dit Jaar geweest te zyn; maar Febr. is omtrent 1¼, en April omtrent ½ gr. warmer geweest, dan tot hier toe is aangetekend. De doorgaans gelyke en ongemeen hooge stand van den Barometer, geduurende deezen tyd des Jaars, is geene van de geringste byzonderheden. Het zagte weder heeft de Muggen en Vliegen toegelaaten, den gantschen Winter by ons te verkeeren. - In 't begin van February, zag ik, op zekeren helderen dag, gansche zwermen muggen op verschillende plaatsen byeen. Misschien hebben wy 'er ook aan toe te schryven, dat wy de Schol zo vroegtydig aan de Vismarkt zagen verkoopen. Maar zekerder is het, dat de Leeuwerik, door dit aangenaame Saisoen, uitgelokt wierd, om vroeger dan naar gewoonte te zingen. Volgens het getuigenis van een myner Vrienden uit Diemen, liet de Leeuwerik zyn verheugend gezang, reeds den 29 January, aldaar in de lugt hooren: en men heeft my uit Gelderland berigt, dat hy aldaar nog vroeger gehoord is. Den 21 February, heeft men den Oje aar te Hattem waargenomen; doch in den Diemermeer is hy den 12 Maart eerst gezien. In de Veenen, by Woubrugge en de Oude Wetering van waar jaarlyks aan onze Groenmarkt, de eerste, op den blooten grond gegroeide, peultjes gebragt worden, hadden deezen den 23 en 24sten February reeds bloeisem; die op zekeren nagt door de Vorst verlooren ging. Dan in 't begin van Maart bloeiden dezelven vry eenpaarig. Een verschynzel, van 't welke de Natuur, volgens het getuigenis der Oudste Lieden, op dergelyken tyd, aldaar nimmer een voorbeeld getoond had. Ter zelfder tyd, bloeiden reeds verscheiden zoorten van Hyacinthen te Haarlem. In het midden van Maart, schooten eenigen Kikvorschen, die ik den Winter over bewaard had, in een Glas, hun Sperma: en omtrent vier weeken laater, vond ik in het Weidland, langs de Slooten, hier en daar een jong Kikvorschje; ten blyke dat dit Gedierte in het Land hun Sperma nog eerder geschooten moet hebben. By deeze gelegenheid vond ik in het Gras, dat elders een half voet lang was, zo veele vliegende Insecten als in het midden van den Zomer; het welk my deed ver- | |
[pagina 224]
| |
moeden, dat 'er reeds Insecten in het water zouden zyn. En, inderdaad, ik ontdekte terstond, met het Microscoop, in het Regenwater de Raderdiertjes: vervolgens het Slootwater onderzoekende, mislukte het my niet, 'er zeer veel zoorten uit te scheppen: als daar zyn geschulpte Raderdiertjes, Water-luizen, zogenaamde Water-torretjes, Slangetjes, Krabbeldiertjes, en een menigte Muggediertjes, in onderscheiden staat van gedaantewisseling. De 18den Maart, vond ik, in eene mande Taraxicum, verscheiden Bloemen en Bloemeknoppen; daar men anders deeze plant, als dan, zeer zeldzaam, boven den grond ziet uitspruiten. De ongemeen tedere Zwaluwe vloog, den 24sten Maart, by veele Boeren, reeds uit en in hunne Stallen; en ik zag 'er op den 1sten. April, verscheiden aan den Diemerbrug, by den daar woonenden Rietdekker, bezig, met hunne Nesten in de Riethoopen te maaken. Dit verschynzel, was, op dien tyd des jaars, volgens het verhaal der Lieden aldaar woonende, zo vreemd, dat het zonder voorbeeld scheene te zyn. Den 26sten dito, zag iemand myner bekenden een bont Capelletje; en drie dagen daar na, vloog een Hommel by myne Glazen. Den 4den April, wierd op veele plaatsen in deeze Stad, de Nieuwe Gras-boter verkogt. En schoon, gelyk bekend is, hier mede wel eens bedrog gepleegd worde, is het egter zeker, dat veele Boeren in Holland hunne Melkbeesten, vóór het midden der Maand April, in het Land gejaagd hadden, na dat het jonge Vee, reeds eenige weeken, geweid had. Uit Vriesland en Overyssel, heeft men my berigt, dat de meeste beesten aldaar, vóór dien dag, reeds in de weide gingen. 'Er zyn zelfs Boeren geweest, die sommig jong Vee en Paarden, den Winter door, in het Land lieten loopen. Op deezen dag, zyn de eerste, op den blooten grond gegroeide, Aspargien, aan de Groenmarkt ter koop gebragt; en twee dagen daaraan de eerste Kroppen terwyl op den 16den April de eerste Kroppen gebragt zyn, welken nog in dit JaarGa naar voetnoot(a) gezaaid waren. | |
[pagina 225]
| |
In verscheiden Tuinen, zo hier als op andere plaatsen, bloeiden nu reeds de Aardbeijen. - Op deezen of den voorigen dag, zoude te Hattem de Meykever zyn waargenomen; dog dit berigt is my om eenige reden, wat twyffelagtig voorgekoomen. Den 7den April, heb ik geen Boom in, noch buiten, deeze Stad, by den weg, of in de Tuinen, aangetroffen, die aan zyne Bladen niet kon onderscheiden worden. - De Doornhaagen waren zo groen, als in het midden van den Zomer; de Lindeboom stond in vollen Blad; de Castanjeboom begon te bloeijen; de Eyken Moerbeziënboomen waren aan hunne uitkomende blaadjes te kennen; de Wyngaard, over de Zon staande, had Looten van een voet lang, voorzien van tien of twaalf Bladen, nevens eenige druivetrosjes, die gezet waren. Intusschen is deeze laatste, wegens den tyd, zo zeldzaame vertooning, reeds in het midden van Maart, aan een warmen Muur te Aalsmeer waargenomen. De Meykersen hadden meest overal uitgebloeid; terwyl de Morellen en Appelboomen, vry eenpaarig, in vollen bloei stonden. Ik zag op deezen dag te Overdiemen een Vlierboom bloeijen, en voorzien van eene menigte bloemknoppen, die eerlang stonden uit te breeken. Geen Raapzaad werd gezien dat niet bloeide. Het weidland was wit van Madelieven. Het riet hier en daar anderhalf voet hoog. De Myrrhis major (wilde Kervel) vond ik in den Diemermeer, by den weg, ter hoogte van 5 voeten. De Vogelen hebben zich mede naar het aangenaame Saisoen geschikt; eenige Jongens te Hattem beroofden, op den 1sten April, een Ravennest, van de daarin zynde jonge Ravens. De broeityd der kleine Vogeltjes, die doorgaans met Mey gerekend word te beginnen, was, volgens berigt van daar, in 't gemeen drie weeken vroeger dan in andere Jaaren; zelfs broeide het Kwikstaartje en het Roodborstje, schoon de Koekkoek, die genoodzaakt is, in derzelver nesten haare Eijeren te leggen, toen aldaar nog niet vernomen was. Den 10den April, zag ik, dat de meeste Besseboomen uitgebloeid, en hunne Bessen gezet hadden; dat de Abricozen zo groot waren, als eene maatige graauwen Erwt. Op deezen dag, vond ik Rupsen van veelerleie soort, op alle Appel- en Peereboomen, die ik tot dat einde onderzogt hebbe. | |
[pagina 226]
| |
Den 12den, is te Aalsmeer de Nagtegaal hoord op denzelfden dag te Haarlem; als mede op dien, den voorigen, of den volgenden dag, te Hattem. Den 14den, heb een Pylstaart gezien; welke anders zelden voor de Maand Juny vernomen word. Heden heb ik, onder de Geneeskundige Planten, op den blooten grond, zien bloeijen: Primula Veris, Acetosella, Ruta, Rosmarinus, Cochlearia, Viola tricolor, Asarum, Scrophularia minor, Doronicum romanum, Pulmonaria, Cheiri, Carui; en in den Bloemknop staan, Asperula odorata, Aquilegia, Chelidonium majus, Sigillum Salomonis, Rhaburbarum, Poeonia Mas et Foemina, en Pimpinella; de Taraxicum had reeds lang gebloeid, en was nog bezig; de Viola, Vinca pervinca, Aristolochia cava, hadden reeds daar mede gedaan. Het Sigillum was 2½ voet, en de Lupulus tot een mans hoogte opgewassen; de Patientia was van een blad voorzien, met zyn steel, drie voeten lang; even ongemeen vond ik de Fraxinella en Parietaria. Den 19 dito, zyn de eerste, op den blooten grond gegroe de, Peulen, uit de gemelde Veenen aan onze Groenmarkt gebragt. Dit is, wegens den tyd, even zo vreemd, als wegens derzelver hoeveelheid. Niemand weet een voorbeeld, dat 'er voor de eerste maal 34, en voor de tweede maal byna 250 pond Peulen gebragt wierden, even zo min, als dat dit op den 19 en 23sten April gebeurde. Volgens inhoud der berigten, hebben de Boeren, in 't gemeen, drie weeken vroeger, dan in andere Jaaren, hun Land toebereid. 'Er zyn te Hattem Lieden, die den 15 Maart al Aard-appelen geplant hebben. Ook is my van daar berigt, dat de Aard-appelen, door de zagtheid van 't Saisoen, in de Kelders nieuwe Aard-appels geteeld hebben; sommige zo groot als Castanjes, als waren ze op het Land voortgebragt. Den 26sten dito, zag ik groene Kruisbessen, aan de Markt ter koop brengen. Den 28 dito, zag ik een Hagedoorntak draagen, Hagelwit van Bloeizem. Ik zou deeze Lyst met een aantal van diergelyke zaaken kunnen vermeerderen; dan, daar het myn oogmerk slegts was, om den zagten Winter en de vrugtbaa e Lente van dit Jaar eenigzins te schetsen, dunkt my, dat het | |
[pagina 227]
| |
bygebragte genoeg zal zyn, om 'er meer uit af te leiden. Het is, ik erken het, niet onwaarschynelyk, dat ik wel iets heb aangetekend; 't welk men op denzelfden tyd, in een ander jaar, ook gezien heeft: dan met dit alles is uit het gemelde ten overvloede op te maaken, dat dit Voorjaar by uitstek gunstig geweest zy.
Amst. den 5 May 1779. |
|