| |
Verhaal van de wyze, waar op de tegenwoordig regeerende koning van Zweeden de groote staatsomwenteling in den jaare MDCCLXXII te wege bragt.
(Overgenomen uit c. fr. sheridans History of the late Revolution in Sweden.
Op den negentienden van Oogstmaand des Jaars MDCCLXXII, vroeg in den morgenstond, besloot zyne Zweedsche Majesteit, het masker af te werpen, en, door geweld, die magt te verkrygen, welke de Staaten zo lang misbruikt hadden, of in dit bestaan om te komen.
Toen hy zich gereed maakte om zyne kamer te verlaaten, vertoonde zich op zyn gelaad eenige onsteltenisse; doch deeze scheen niet te ontstaan uit eenig dugten voor zyn eigen lot. Hoe groot de Eerzugt van deezen Vorst moge weezen, zyne Menschlievenheid behoeft daar voor niet te wyken. Hy vreesde, dat het bloed van eenige zyner Onderdaanen gestort mogt worden, in het volvoeren eener onderneeminge, die hy zich niet kon voorstellen tot stand te zullen brengen, zonder toevlugt tot geweld te neemen.
Zyn geheele gedrag, geduurende dien dag, zo wel als naa de Staatsomwenteling, billyken deeze gissing.
Een groot aantal Officiers, zo wel als andere Persoonen, die bekend stonden, dat zy de zaak des Konings waren toegedaan, was bescheiden, om dien morgen hun- | |
| |
ne opwagting by zyn Majesteit te maaken. Voor tien uuren zat hy te paard en bezogt het Regiment der Artillery. Langs straat gaande, was hy beleefder dan gewoonlyk, jegens allen, die hem tegenkwamen; zich gemeenzaam bulgende voor 't laagste Volk. Wanneer de Koning na zyn paleis wederkeerde, was de bende der lyfwagt, welke dien dag de wagt moest houden, byéén met die welke afgelost stondt te worden, en zyne Majesteit ging in de wagt-plaats, met de Officieren. Hy sprak hun aan met die welspreekenheid, welke hy in eene zo groote maate bezit; en, hun te verstaan gegeeven hebbende, dat zyn leeven gevaar liep, stelde hy hun den elendigen staat des Koningryks, met de leevendigste kleuren, voor oogen, de ketens, in welke het gekneld werd, door middel van vreemd goud, de verdeeldheden en onlusten, uit dezelfde oorzaak herkomstig, die de Ryksdag nu veertien maanden lang hadden opgehouden. Hy verzekerde hun, dat zyn eenig oogmerk was een einde te maaken aan deeze wanordes: het bederf te verbannen, de waare vryheid te herstellen, en den ouden luister des Zweedschen naams te doen herleeven, een luister, zo lang bezwalkt door eene omkoopbaarheid, zo bekend als schandelyk. Hun daar op, in de sterkste bewoordingen, betuigende, dat hy voor altoos alle volstrekte oppermagt, of 't geen de Zweeden Souvereiniteit noemden, verwierp, besloot hy met deeze woorden: ‘Ik ben verpligt myne eigene vryheid en die des Koningryks te verdeedigen, tegen de heerschende Adelregeering. Wilt gy my getrouw weezen, even als uwe Voorvaders waren aan gustavus vasa, en gustavus adolphus? Dan wil ik myn leeven waagen voor uw welzyn, en dat van myn Vaderland’.
De Officiers, meest alle jonge Heeren, van wier verknogtheid aan zyn Persoon de Koning zints lang verzekerd was, doorzagen misschien den aart niet van den voorslag, door zyne Majesteit hun gedaan, en hun werd geen tyd vergund om 'er zich over te bedenken, zy stemden terstond alles toe, en deeden hem den eed van getrouwheid.
Drie hunner alleen weigerden zulks. Een deezer frederik cederstrom, Capitein van eene bende Lyfwagten, bragt in 't midden, dat hy reeds, en nog zeer onlangs, den eed van trouwe afgelegd hadt by de Staaten,
| |
| |
en, gevolglyk, den eed, door zyne Majesteit gevorderd, niet kon doen. De Koning, hem sterk aanziende, antwoordde. Bedenk wat gy doet. Ik doe’, hervatte cederstrom, ‘wat ik heden denk te moeten doen, en t geen ik morgen ook zal denken; was ik bekwaam den Eed te breeken, door welken ik my aan de Staaten verbonden heb, ik zou desgelyks bekwaam weezen om die uwe Maiesteit my thans afvordert te schenden’.
De Koning beval hier op, dat cederstrom zyn Degen zou overgeeven, en liet hem vatten.
Zyne Majesteit, bedenkende welk een indruk dit braaf en moedig gedrag van cederstrom op de gemoederen zyner andere Officieren mogt maaken, begon op een zagter toon te spreeken, en zich weder tot cederstrom wendende, zeide hy, dat hy hem, ten bewyze van 't goed gevoelen, 't geen hy van hem hadt, en het vertrouwen, 't welk hy op hem stelde, zyn Degen wilde wedergeeven, zonder op het afleggen des Eeds te dringen; zyn bystand alleen dien dag verzoekende. Cederstrom bleef standvastig; verklaarende, dat zyne Majesteit dien dag op hem geen vertrouwen kon stellen, en dat hy verzogt van den dienst te mogen ontslaagen worden.
Terwyl de Koning zich met de Officiers hadt opgeslooten, kwam de Raadsheer ralling, wien het bevelhebberschap over het Krygsvolk in de Stad, twee dagen te vooren, was opgedraagen, aan de deur van de wagtplaats; hy kreeg berigt dat hy 'er niet in mogt. De Raadsheer drong 'er op om tegenwoordig te zyn by het geeven der bevelen, en liet dit den Koning weeten; doch hy ontving tot antwoord, dat hy na den Raad moest gaan, waar zyne Majesteit hem zou spreeken.
Hier op ontvingen de Offieren de bevelen van den Koning: het eerste was, dat de twee Regimenten Lyfwagten en der Artillery terstond zouden by een gevoegd worden; en dat een hoop van zes- en dertig Grenadiers, zich zou vervoegen aan den ingang des Raad-kamers, om te beletten, dat 'er een der Raadsheeren uitkwam.
Doch, eer deeze bevelen konden te werk gesteld worden, moest de Koning nog een anderen stap doen, een stap van welken de geheele uitslag zyner onderneeming afhing. Hier in bestaande dat hy zich tot de Soldaaten
| |
| |
moest vervoegen, lieden geheel onkundig van zyne oogmerken, en gewoon alleen aan de bevelen van den Raad te gehoorzaamen, dien zy geleerd hadden met den diepsten eerbied aan te zien.
Wanneer zyne Majesteit, gevolgd door de Officieren, de wagt-plaat verliet, om ten dien einde, naa de paradeplaats te gaan, begonnen eenigen hunner voorzigtiger of misschien vreesagtiger dan de overigen, naa eene wyl overweegens, te denken op de gevolgen van het ondernomen stuk: zy gaven hunne vrees aan den Koning te kennen, en betuigden, dat hy, wanneer geene Persoonen van meer gewigts en invloeds, dan zy, zich tot deeze zaak inlieten, weinig hoop op eenen gelukkigen uitslag kon hebben. - De Koning stondt eenigen tyd stil, en scheen te twyfelen - het lot der Staatsomwenteling hing van dat oogenblik af. Een Serjant der Lyfwagt hoorde dit gesprek, en riep, met luider stemme: ‘Het zal gelukken. - Lang leeve gustavus’! Zyne Majesteit hervatte hier op: ‘Dan zal ik het waagen’! en na de Soldaaten toetreedende, sprak hy hun aan in bykans dezelfde bewoordingen als hy by de Officieren gebruikt hadt, en met denzelfden uitslag. Zy bean woordden hem met luidruchtige toejuichinge: één stem alleen zei neen; doch men lette 'er niet op.
In dien tusschentyd hadden eenigen van 's Konings uitgezondenen in de Stad en gerugt doen loopen dat zyne Majesteit gevat was. Dit dreef het Gemeen in grooten getale naa het Paleis, waar 't zelve kwam zo als de Koning zyne aanspraak tot de Lyfwagt geeindigd hadt. Zy betuigden, door herhaald geroep, hunne vreugde, dat zy hem vry en veilig zagen; eene vreugd, die een gelukkig einde spelde aan het werk op deezen dag begonnen.
De Raadsheeren werden nu onmiddelyk in verzekering genomen. Zy hadden uit de vensters van de Raadkamer gezien wat 'er gaans was op de paradeplaats voor het Paleis; en, niet weetende wat het vreugdegeroep, 't welk zy hoorden, betekende, kwamen zy na beneden om de oorzaak daar van te verneemen: wanneer de zesen dertig Grenadiers, met gevelde bajonetten, hun berigtten, dat zy, volgens last van zyne Majesteit, moesten blyven daar zy waren. Zy begonnen op een hoogen
| |
| |
toon te spreeken; doch werden alleen beantwoord door het ligt doen en vast slulten van de deur.
Op 't oogenblik dat de Geheim Raad het vasthouden der Raadsheeren verstondt, scheidde de lve, en elk der Leden was op eigen veiligheid bedag De Koning, daar op te paard stygende, reedt, gevolgd door zyne Officieren, met uitgetoogen geweer en eene menigte van Soldaaten, onder een grooten toeloop des Volks, na de andere wyken der Stad, waar de Soldaaten, die hy bevolen hadt te verzamelen, elk zich op hunnen post bevonden. Hy vondt hun allen gewillig om zyne zaak te on dersteunen, en den eed van trouwe aan hem af te leggen. Door de straaten heen gaande, verklaarde hy het Volk, alleen ten oogmerke te hebben, zyn Land te behouden; en dat hy, indien zy op hem niet vertrouwden, zyn schepter zou nederleggen, en het Ryk aan zichzelven overlaaten. - Zo zeer was de Koning bemind, dat het Volk, (waar van zommigen zelfs op hunne knieën vielen,) met traanen in de oogen, zyne Majesteit smeekte, hen niet te verlaaten.
De Koning trok voort, en maakte zich, in minder dan een uur, meester van de Krygsmagt in Stokholm. |
|