denken dat zy de regels van beleefdheid niet kenden. Ondertusschen, myn Heer, weet ik u niets meer van de Bon ton te zeggen, schoon ik dezelve bewonderd, en al myn leeven daar na gestaan heb.
In deezer voege, Mevrouw, hebt gy uw leeven gesleeten, uwe schoonheid bedorven, uwe gezondheid ondermynd, met het loflyk oogmerk om uw Man te wederstreeven, en een niets te verkrygen, 't welk men de Bon ton heet.
Wat wilde gy dat ik zou gedaan hebben?
Ik zal uwen trant van onderrigting volgen, en u zeggen wat ik wilde dat gy niet zoudt gedaan hebben. Gy hadt uw Tyd, uw Verstand, en uw Pligt, niet moeten opofferen aan de Mode en aan de Dwaasheid. Gy hadt het geluk van uwen Egtgenoot, en de Opvoeding uwer Kinderen niet, moeten verwaarloozen.
Wat de Opvoeding myner Dogteren aanbelangt aan deeze heb ik geene kosten gespaard. Zy hebben een Dansmeester, een Muzykmeester, een Tekenmeester en een Fransche Gouvernante gehadt om Fransch en goede manieren te leeren.
Zo heeft dan een Dansmeester, een Muzykmeester, een Tekenmeester en eene Fransche Gouvernante, haar in den Godsdienst, en in goede Zeden, onderweezen, haar verstand en hart gevormd! Misschien was zulk een onderwys recht geschikt om hun eerlang de Bon ton te doen verkrygen. Uwe Dogters, dus opgevoed, zyn zeer bekwaam om Vrouwen zonder Huwelyksliefde, en Moeders zonder Kinderzorge, te worden. - Ik beklaag den leefkoers dien zy hebben aangevangen, en dien gy hebt afgelegd. - Minos is een grommig oud Man, die niets het minste van de Bon ton bezit. - Ik beef voor u. - De beste raad, welken ik u kan geeven is, dat gy in de andere Wereld doet gelyk gy in deeze gedaan hebt, te weeten dat gy altoos het geluk najaagt, zonder ooit den weg op te slaan, die alleen derwaards leidt. - Blyf op den oever van den Styx; zwerf geduurig heen en weder. Slaa het oog op de Eliseesche Velden: doch waag het niet daar in te treeden, uit vrees dat minos u in den Tartarus zou werpen: want het verwaarloozen van Pligten kan zo zwaar als weezenlyke Misdryven gestraft worden.