Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1779
(1779)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBerigt wegens de ontdekkingen, door de Russen, in de Ooster-zee, en ten opzigte van America, gedaan.Den Heeren Schryveren der Vad. Letter-oefeningen.
myne heeren!
‘Met het uiterste genoegen heb ik, het Tweede Deel van robertson's Geschiedenis van America doorleezende, daar in aangetroffen het verslag van de Ontdekkingen door de Rusjen gedaan, in hun vaart, van Kamchatka na de Kust van America, daar toe byzonder in staat gesteld, door de gunst der thans regeerende Czaarinne. Het nevensgaande Verhaal leezende in een Stukje, 't welk ten tytel voert: Essai sur le Commerce de Russie avec l'Historie de ses Decouvertes, in den voorleden Jaare e Amsterdam uitgekomen, oordeelde ik het wel der Vertaalinge, en eene plaats in uw nuttig Mengelwerk waardig. Schoon de Fransche Schryver van een ander gevoelen zy dan de Eerw. robertson over de geheimhouding der Russen ten aanzien deezer ontdekkingen, zal zulks, zo ik vermoed, geene rede weezen, om het aanneemen van dit Stukje te wraaken. Elk slaagt ten Hove zo gelukkig niet als de Geschiedboeker van America. Het berigt door deezen Franschen Schryver van verscheide Eiden gegeeven, maakt het tot een geschikt toevoegzel van de ophelderingen, ons door robertson verleend. Niet twyfelende aan Ul. gunstig onthaal, 't welk meer myner toegezondene Stukjes aantroffen, blyf ik, met alle hoogagting, enz’.
Tot deezen tyd toe hebben de Russen een geheim gemaakt van hunne Ontdekkingen ten Oosten van Kamchatka: hun vreemd ge- | |
[pagina 37]
| |
drag ten dien opzigte en boven al het belang 't geen zy stellen om het welslaagen daar van niet wereldkundig te maaken, heeft eenigen doen oordeelen dat deeze Ontdekkingen loutere harssenschimmen waren; en doen vaststellen, dat ze ten grondslage strekten van veel grooter ontwerpen van eenen anderen aart. Ik heb my voorgesteld eenig licht te verspreiden over deeze duistere zaak, en, indien ik het zo verre niet kan brengen, dat ik my mag vleien de twyfelingen, in Europa hier over gereezen, te willen verbannen, zal ik, ten minsten een klein gedeelte van het gordyn, 't welk de waarheid bedekt, opligten. Eerst zal ik iets zeggen van Kamchatka, welks Geschiedenis en Koopbandel onafscheidelyk zyn van de Ontdekkingen, thans het hoofdvoorwerp onzer beschouwinge. Naa de vermeestering van Siberie wilde de Czaar iwan bazilowitz de II de Volkrykheid en de grenzen daar van ten Noorden en ten Oosten kennen: hy zondt, ten dien einde, een zeker aantal Waarneemers, vergezeld van Gewapende Manschap, op dien Tocht uit. Dit onderzoek duurde de laatste regeerings jaaren van dien Vorst, en het was eerst onder zyn Zoon fedor iwanwritz, dat deeze Reizigers wederkwamen met het verhaal hunner gedaane ontdekkingen. Naar luid van hun berigt paalde Siberie ten Noorden aan de Ys-zee, en ten Oosten aan den Stillen Oceaan. Men heeft in de Archiven van Siberie de egte stukken van deezen Tocht gevonden; waar uit blykt dat een deezer Schepen tot aan Kamchatka gekomen is. De Ryksonlusten, staande de regeering van den Ryksoverweldiger boris goudenow, gereezen, en voortgezet door de valsche dkmetriussen, wendden langen tyd Ruslands aandagt af van de ontdekking van Kamchatka. Dit Schier-Eiland bleef bykans geheel onbekend tot den tyd van Czaar peter den I. Het blykt, dat, in dit tydperk, de Kosakken tot Iskoutski en Jakoutski verdreeven, en genoodzaakt die Landen door te zwerven, om de genoegzaame hoeveelheid van Zabelvellen, vastgesteld tot het herkrygen hunner vryheid, op te doen, al nader en nader aan Kamchatka kwamen, en het bestaan deezes Lands ontdekten. Peter de I deedt deeze voetstappen volgen, en verkreeg eene volkomene ontdekking door nieuwe reizen en nieuwe waarneemingen. Het nieuws zyner ontdekkingen zich in 't geleerd Europa verspreid hebbende, bragt de Academie der Weetenschappen te Parys peter den I, in den Jaare MDCCXXV, onder 't oog, van hoe veel aanbelangs het zou weezen den afstand van America ten Oosten te weeten, van 't Noordoosten van Kamchatka: of de vereeniging daar van ten Noorden by de Kaap Tschutki of Tschukotskoinoff, den Ouden bekend onder den naam van het Voorgebergte Sabin. Dit denkbeeld droeg de goedkeuring van den Czaar weg, bezield met eene begeerte om zyn Ryk uit te breiden, en wel in- | |
[pagina 38]
| |
zonderheid gedreeven door den roem van de grenspaalen der bekende Wereld wyder uit te strekken. Hy vertrouwde den uitvoer aan de Zee-bevelhebbers, en bovenal aan Captein behring, die last kreeg om na 't Oosten van Kamchatka te zeilen, de Zeeën en de Landen op te doen, die zich tusschen den 57 en 61 graad Noorderbreedte bevonden. Behring ging scheep op de Gabriel, ten dien einde in Kamchatka gebouwd; hy kwam tot de Baai van Anadir op 56 graaden, en keerde, in den Jaare MDCCXXVIII, weder, zonder het gewenschte oogmerk bereikt te hebben. In den Jaare MDCCXXX werd deeze zelfde Scheepstocht hervat door geodesist-gwosdew, en hadt geen voldoender uitslag. In het Jaar MDCCXLI beval elizabeth dien zelfden Captein behring, als mede den Captein tschirikow, elk van een Hoogleeraar der Petersburgsche Academie vergezeld, op nieuw dien Reistocht aan te vangen. De eerstgemelde vertrok den vyfden van Wiedemaand dienszelfden Jaars, en ging in de Haven van Avatcha scheep met den Hoogleeraar steller; de andere stak den zes- en twintigsten van Oogstmaand des Jaars MDCCXLIIGa naar voetnoot(*) in Zee, aan boord hebbende den Starrekundigen francois la croyere de l'isle. Zy namen een onderscheide koers om tot het einde te geraaken. Behring en steller vonden veele Eilanden tusschen de 55 en 60 graaden Noorder-breedte. Op 60 graaden dagt de Captein een Eiland te ontdekken; welks uiteinde hy de Kaap van St. Elias noemde; doch steller beweerende dat dit het Vaste land was, liet zich aan land zetten, doorliep het land met zyne Tolken, vondt 'er woonplaatzen en Americaanen, en deedt verslag van alles wat tot versterking van zyn gevoelen kon dienen. Maar, voegen de verhaalen hier by, hy vondt, een Duitscher zynde, geen gehoor; men keerde na het Eiland Behring, op 55 gr. 30 min. gelegen, te rug, om het Schip, 't welk zeer reddeloos was, te herstellen. De Captein stierf op het Eiland, 't geen nog zyn naam draagt, en steller kwam met het overige Scheepsvolk te Kamchatka te rug, naa negen maanden op reis geweest te zyn. Tschirikow hadt geen beter lot in de ontdekking, en geeft 'er geen bepaalder verslag van; het schynt dat hy de vaste kust bereikt hebbe; doch hy keerde weder in het denkbeeld dat het slegts Eilanden waren, die hy aangedaan hadt. Omtrent dien zelfden tyd zeilde Captein spangenberg zuidwaards van Kamchatka, en ontdekte de Kourilische Eilanden ten Noorden van Japan. De verscheidenheid van begrippen, wegens de ontdekking van | |
[pagina 39]
| |
America, haalde het Hof van Rusland over om nog een derden Tocht te bestaan, om volle zekerheid, ten opzigte van een zo gewigtig stuk, te bekomen. In den Jaare MDCCLXIV, gaf het twee kleine Schepen Skounars genaamd, aan de Capteins tschitschakow, pannow en babaïew, en een Schip van 't zelfde maakzel aan de Capteins krenitzin en levaschow, die last hadden om na America te stevenen en elkander te ontmoeten; de eersten zouden den weg ten Noorden neemen, en de laatsten van Kamchatka recht aanzeilen. Zy ontmoetten elkander gelukkig, en hunne zamengevoegde verhaalen bevestigen de ontdekking van het Vaste-Land van America, van den 60 tot den 70 graad Noorderbreeedte. Onder de Regeering van dezelfde Keizerin catharina de II, is 'er eene Maatschappy van Russische Kooplieden opgerigt, om den Handel des Ryks in die nieuwe Landen te dryven en uit te breiden: zy heeft, zints den Jaare MDCCLXIV tot het Jaar MDCCLXVI, de Eilanden Oloutroski, en de Eilanden Oleoutski ontdekt, die met die van Anadir, door behring en tshirikow gezien, den Nieuwen Noordschen Archipel vormen, in den Stillen Oceaan tusschen America en Kamchatka. Men weet, in 't algemeen, ten opzigte van de Eilanden in deezen Archipel tusschen de 50 en 70 graaden Noorder-breedte gelegen, dat die tusschen den 50 en 55sten graad liggen, dezelfde Voortbrengzels uitleveren als de Aourilsche Eilanden, als mede dat de Inwoonders op dezelfde wyze gekleed gaan, en dezelfde Zeden hebben als de laatstgemelden. Wat de Eilanden betreft, die men tusschen den 55 en 60sten graad vindt, de Volken, die dezelve bewoonen, gelyken bykans in alles de KamchatkalersGa naar voetnoot(*). De overige Eilanden, begreepen tusschen den 60 en 70 graad, zyn met Bosschen begroeid, hebben Bouwlanden en eene groote menigte Wild. De Wilden, die het Noordlykst gedeelte van den Nieuwen Archipel bewoonen, mogen, wat hunne gestalte, hunne kleeding, en ommegang, betreft, vergeleeken worden met de oude Inwoonderen der Eilanden, door de Franschen en Engelschen, in 't Zuiden van America, ontdekt De aanmerkelyke en bekendste Eilanden deezes Noordschen Archipels zyn acht in getal: wy zullen 'er de beste beschryving van geeven, die ons mogelyk is. 1. Het Eiland Yagou heeft honderd vyftig Wersten in den omtrek, men vindt 'er noch Bosschen noch Kreupelhout: eene soort van Kruid dient om vuur te stooken. Men weet het nette getal der Inwoonderen niet, die zich meest voeden met roode Worte- | |
[pagina 40]
| |
len, Koutouharnike geheeten. De grootste der Rivieren op dit Eiland is alleen vischryk in de Maanden Juny, July, en Augustus. 2. Het Eiland Kanaga ligt slegts twintig Wersten van het evengemelde af, en haalt twee honderd Wersten in den omtrek; op 't zelve is een brandende Berg: van welken men in den Zomer zwavel haalt. Twee honderd Inwoonders worden 'er geteld; zy eeten Vleesch en Zeevisch, dat zy kooken in de heete Watersprongen aan den voet des brandenden Bergs. Op dit Eiland zyn noch Rivieren, noch Beeken, de grond is van gelyken aart als die van het Eiland Yagou. 3. Het Eiland Tchetschina ligt veertig Wersten van Kanaga, en heeft tachtig Wersten omtreks: het is gansch vervuld met Rotzen, en Vuurbraakende Bergen; de grootste deezer wordt Biela, of den Witten, geheeten; geen warme Wateren, noch Stroomen, noch Rivieren hebbende, is het geheel niet te verwonderen, dat 'er niet meer dan vier Huisgezinnen woonen. 4. Het Eiland Tagalak is veertig Wersten in den omtrek groot, en maar zeven van het laatstgemelde Eiland verwyderd. De Kust is vol klippen, men vindt 'er geen rivieren, de Schepen kunnen 'er niet wel aankomen, en het is zo weinig bewoond als Tchetschina. 5. Het Eiland Akta ligt veertig Wersten van Tagalak, haalt honderd en drie Wersten in den omtrek: de grond levert geene Waaren op, daar groeijen eenige wilde Tulpen en Lelien. De Inwoonders, die omstreeks de zestig zyn, bestaan van roode Wortelen. Van alle de kleine riviertjes, die het bewateren is 'er maar één dat Visch uitlevert. De Baaien van dit Eiland zyn voorts zeer gemaklyk voor de Schepen om in te loopen. 6. Het Eiland Hanilia ligt zeven Wersten van Akta, en is drie honderd Wersten in den omtrek groot: de Kust is vol Rotzen en Beeken; van de laatsten is 'er maar één met Visch voorzien: men telt 'er met meer dan zestig opgezetenen. Alle de Eilanders, van welken wy gewag gemaakt hebben, bewoonen de vlakke gedeelten hunner Eilanden; zy delven 'er graaven, door hun Jourtes geheeten, waar zy woonen, en, in de strenge koude, met eene soort van Kruid, warm stooken. De kleeding deezer Volken bestaat, zo voor Mannen en Vrouwen, in een boven- en een onderrok. De bovenrokken der Mannen zyn gemaakt van de huiden der Zeevogelen, die zy in netten op de oevers vangen, hunne onderrokken van de ingewanden der Zeedieren, als Zeehonden, enz. De bovenrokken der Vrouwen zyn gemaakt van Beverhuiden, die zy doorgaans in Mei en Juny vangen. Deeze Wilden eeten veel Bakkeljauw; wanneer hun deeze Visch ontbreekt, neemen zy de toevlugt tot Zeeplanten en Schulpvisschen, die zy rauw i slingeren. Zy gaan altoos blootshoofds. Geen denkbeeld van hunne Ziel hebbende, leeven en sterven zy als Beesten, zonder zorg, zonder vrees, zonder hartzeer. | |
[pagina 41]
| |
7. Het Eiland Kad-jag heeft eene goede haven, en is gemaklyk voor gelaaden Schepen aan te doen: op 't zelve is een Meir van omtrent zes Wersten lang, en één Werst wyd. Uit dit Meir stroomt eene Rivier omtrent eene myl lang en honderd roeden breed, by den uitloop aan de Zee: deeze is zeer vischryk, men vangt 'er Zeebraassems, Bakkeljauwen, en Haringen van zes en zeven duimen lang. Dit Eiland is wel bevolkt; de Inwoonders zyn woest, zonder Opperhoofd, zonder schaamte, en voeren geen naamen die den een van den ander onderscheiden. Hunne kleeding bestaat in een rok gemaakt van Beverhuiden, ook wel van zwarte, gryze of roode Vossenhuiden, en zomtyds van Hartevellen; doch men weet niet van waar zy deeze Dieren krygen. Zy draagen, in den winter, hoog komende Schoeizels, en dekken het hoofd met verscheidenerlei soort van mutzen; doch de Broeken zyn by hun even min als by de Bergschotten gebruikelyk: zy hebben geen kennis aan Metaalen: de Messen, waar van zy zich bedienen, zyn van hartenheen gemaakt, gescherpt met een zwarten steen, waar mede zy ook hunne pylen voorzien. Zy hebben geene andere wapens dan pyl, boog, piek en schild. Men heeft, over de woestheid deezer Eilanderen, geoordeeld uit de vuurigheid met welke zy aanvielen op de Russen om die te dooden, en zich meester te maaken van 't geen zy by zich hadden. Zy doorbooren den onderlip om 'er cieraaden in te hangen, gemaakt van vogelbeenderen en de beenderen van andere dieren: zy hebben ook de gewoonte om het aangezigt beschilderen. Zy bewoonen zeer morssige Jourtes, en vaaren net hunne Canoes. De netten, waar van zy zich bedienen om in de rivieren te visschen, zyn van beesten zenuwen vervaardigd. Zy gebruiken ook beenen vischhaaken om kleine Zeevisschen te vangen, welke zy op zee rauw inzwelgen, zo doen zy ook het vleesch der Bevers, der Zeehonden, enz. Ten lande eeten zy het vleesch van Vossen, Beeren, Hermelynen en andere viervoetige Dieren: ook Wild gevogeltje, als Wilde Ganzen, Kraanvogels, Eenden, Raavens en Kraaijen, enz. De eenige vrugten, die dit Eiland voortbrengt, zyn in Rusland bekend onder de naamen van Broucenitza, Chikonecha, Kloukovia, Tchernitza, Goloubelle, Toloquenianeka, Sarana, waar van deeze onder den Sneeuw, andere in den Zomer, groeijen. De zwarte Populier is het eenig Houtgewas aldaar; de boomen blyven laag, en hebben over 't kruis niet meer dan vier of vyf duimen. 8. Het Eiland Oumak, voor den Jaare MDCCLXVII ontdekt, heeft een omtrek van dertig Wersten. Het levert geen Hout uit, alleen groeit 'er eene soort van Kruid gelyk aan dat van Kamchatka, waar mede de Inwoonders hunne wooningen dekken en verwarmen. Deeze Eilanders oefenen geen Godsdienst, zy leeven in veelwyvery, en elk Gezin gaat in zyn Jourte zonder onderscheid by elkander leggen, zy komen 'er in door een gat in 't bovenste | |
[pagina 42]
| |
gedeelte gemaakt op de wyze der Kamchatkalers. De rokken der Mannen zyn vervaardigd van Vogelhuiden, die der Vrouwen van Bevervellen: beide de Sexen draagen lyfrokken, van de ingewanden der dieren gemaakt, die zy zamenhegten met draaden toegesteld van de zenuwen der dieren. 't Gebeurt dikwyls dat zy hunne Vrouwen en Kinderen verruilen voor eetwaaren en noodwendige gereedschappen. Zy leeven van vleesch en visch, doorgaans gebraaden tusschen twee heet gemaakte steenen; het spek der Walvisschen door de Zee op strand geworpen, en Zeeplanten, dienen hun ook tot spyze: ook vangen zy Zeevisschen met netten, en dooden, die zy in de rivieren krygen, door ze met pylen te steeken. De wooningen deezer Eilanderen zyn op zekeren afstand van elkander verwyderd, en gebouwd aan de Zeekust of aan de oevers der Riviere. Zy houden het voor een vast gebruik om niet op den grond van een ander te jaagen, en zich het geen de Zee op den oever des nabuurs werpt, niet toe te eigenen, dan met diens verlof. Wanneer zy reizen, huisvesten zy onder hunne Canoes, wanneer zy geene Bloedverwanten of goede kennissen zyn der geenen by welken zy komen, anderzins worden zy in de Jourtes ontvangen. Indien het hun aan voorraad mangelt, kunnen zy dezelve gemaklyk van de Bewoon lers der bezogte plaatzen krygen. De Mannen snyden het hair op 't voorhoofd af, en zomtyds het geheele hoofd rond; op den kruin hebben zy een kaal geschooren plek gelyk aan die der Fransche Geestlyken: zy laaten ook zomwylen net hair in knoopen agter af hangen: en, in 't algemeen, draager zy in rouw en droefheid het hair verward: zy doorbooren de ooren, de lippen en de neusgaten der kinderen, om 'er aartigheden van vischgreaten of kleine steentjes in te hangen. Hunne Canoes zyn zamengesteld uit Beestenhuiden; en hebben de langte van omtrent dertig voeten, zonder roer; maar voorzien van riemen. Deeze Eilanders reizen doorgaans met een bende van dertig of veertig sterk, by zich hebbende alle hunne Vrouwen en Kinderen. Zy bedienen zich van boog en pylen, zynde deeze laatsten voorzien van een scherpen steen, en hebben de langte van ruim drie voeten. Op het Eiland Oumak groeit geen Hout: het is sterk bevolkt; doch men heeft het nog niet genoeg bezogt om 'er eene nauwkeurige beschryving van te geeven. Uit het verslag deezer ontdekkingen blykt, dat de Russen het Vasteland van America ontdekt hebben: doch wy kunnen verzekeren, dat zy 'er nog geen Haven of een Koop-Comptoir bezitten. Het is met de vastigheden der Russen op dit Vasteland even eens gesteld als met die der Europische Volken op Terre-Neuve; de Schepen vaaren na America. Het volk en de Kosakken, op de jagt afgerigt, gaan aan land: een gedeelte versterkt zich daar, een an- | |
[pagina 43]
| |
der gedeelte trekt ter jagt of ter vischvangst. Zy komen vervolgens te Kamchatka, of in andere Havens, te rug; afgelost zynde door andere Schepen ten dienzelfden einde gezonden. Waarschynlyk is, derhalven, de rede, waarom Rusland zyne verrigtingen, in dit gedeelte der Wereld, zo zorgvuldig verbergt, geene andere dan de begeerte om eene vastigheid, welke het nog niet op het Vaste land heeft, op te rigten, en anderen te doen gelooven dat het reeds zo verre gevorderd is; tragtende dus andere Volken, die met hunne Volkplantingen niet verre van daar liggen, te beletten om mededingers te worden. Doch, naa den Tocht der Spanjaarden in den Jaare MDCCLXXIV, die de kusten van America, door tshirikow ontdekt, gezien; en zelfs land verkend hebben op 49, op 40, en 39 Graaden, kunnen de Russen zich niet langer streelen met het denkbeeld van 't geheim hunner verrigtingen, en dat zy, zonder mededingers, de vaart in dat gedeelte van den Stillen Oceaan zullen behouden. Men mag zelfs verwagten, dat, deeze twee Volken elkander ontmoetende, daar uit een nayver zal ontstaan, die nuttig kan weezen tot het voortzetten van de kennis des Aardkloots, ten opzigte van Nieuw ontdekte Gewesten. |
|