Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1779
(1779)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 535]
| |
Geschiedenis van Schotland, geduurende de Regeeringen van Koningin Maria en Koning Jacobus den VI, tot diens komst op den Engelschen Throon; benevens een kort verslag der Schotsche Geschiedenisse vóór dat tydperk. Door William Robertson D.D. Opperste der Edenburgsche Hoogeschoole, en 's Konings Geschiedschryver van Schotland. Tweede Deel. Naar den laatsten Druk uit het Engelsch vertaald. Te Amsterdam by Yntema en Tieboel. In gr. 8vo. 371 bladz.Het berigt, wegens het Eerste Deel deezes Geschiedkundigen WerksGa naar voetnoot(*), strekte om den aart, aanleg en uitvoering daar van onzen Leezeren onder het oog te brengen, en een verslag te geeven van de moeite en arbeid door den Eerw. robertson, daar aan besteed en des Vertaalers beweegreden om dit Werk den Nederduitschen Leezeren in handen te stellen. Wy zullen, hier van niets meer zeggen: maar terstond treeden tot de opgave van eene en andere byzonderheid, in het tegenwoordig voor ons liggend Deel. Wy zouden tot het voorgaande Deel moeten te rug keeren, wilden wy onzen Leezeren een korten inhoud opgeeven van deeze doorwrogte Geschiedenis, en daar aan den voortgang, in dit deel, moeten hegten; doch alles is dermaate aaneengehegt, om de zaaken in derzelver oorsprongen, voortgangen en uitwerkzelen te beschryven, dat het eene dorre opgave zou weezen, die ongetwyfeld zou mishagen en verveelen - aandoeningen, welke wy, zo veel mogelyk, van onze Leezeren wenschen te weeren. Het dagt ons daarom best hier en daar iets uit te kippen, het welk op zichzelven staat, of althans, zonder den draad der Geschiedenissen te weeten, verstaanbaar zy. Het is den uitmuntenden Geschiedschryver robertson byzonder eigen de Geschiedenis te doorvlegten met aanmerkingen, die dezelve, overeenkomstig met cicero's lofspraak ‘een Fakkel der waarheid en de Leermeestresse des Leevens’d maakenGa naar voetnoot(†) dit bewoog hem, om, | |
[pagina 536]
| |
van de verééniging der Catholyke Vorsten tot het verdelgen van den Protestantschen Aanhang, waar in maria Koningin der Schotten ongelukkig deel nam, gesprooken hebbende over de Paapery, in dien tyd, de volgende korte, doch veel behelzende, bedenking voor te draagen. ‘De Paapery is eene soort van valschen Godsdienst, byzonder onze aanmerking verdienende van wegen den sterken indruk, dien dezelve op het hart maakt. Ontworpen door lieden van een scherp doorzigt in het Menschlyk Character, en voortgezet door de ondervinding en waarneeming van veele volgende Eeuwen, heeft dezelve, in 't einde, eene volkomenheid bereikt, waar toe geen stelzel van Bygeloof ooit opklom. Daar is geen vermogen in 't verstand, geene drift in 't hart, of zy biedt dezelve voorwerpen aan, geschikt om ze op te wekken en vast te snoeren. Noch de trek tot vermaak, ten dien tyde de heerschende drift van 't Fransche Hof, noch de eerzugtige bedoelingen, die het Hof van Spanje bezig hielden, konden dezelve van de overheersching des Bygeloofs bevryden. Leeken en Hovelingen werden voortgezweept door den geessel diens doldriftigen en ongenadigen yvers, veeltyds aangezien als den Kerklyken byzonder eigen: Koningen en Staatsdienaars oordeelden zich, in geweeten, verpligt, de Protestantsche Leer uit te rooijen. Maria zelve was diep doortrokken met alle de vooroordeelen der Paapery: eene vuurige verkleefdheid aan dat Bygeloof straalt door in elk deel haars Characters, en vertoont zich op alle de toneelen haars Leevens’. De Moord van rizio geeft hem aanleiding, om, daar wy vervolgens, in deeze Geschiedenissen, verscheide andere voorbeelden van dit misdryf aantreffen, de oorzaaken, waar uit eene handelwyze, zo aanstootlyk voor de menschlykheid, in die Eeuwe, voortkwam, in byzondere opmerking te neemen, en 'er deeze gedagten over mede te deelen: ‘Toorn en geraaktheid is, om zeer bekende en wyze redenen, een der sterkste driften in 't Menschlyk gemoed. De natuurlyke eisch van deeze hartstogt is, dat de Persoon, die de belediging ondergaat, zich opgewekt vindt, om zelve des behoorelyk wraak te neemen. Dit, nogthans, toe te laaten, zou verwoestend voor de Maatschappy geweest, en de straffe geen maat of perk gekend hebben, of in streng- | |
[pagina 537]
| |
heid of in duur. Te deezer oorzaake werd, in den kindschen staat der Maatschappye zelve, het zwaard uit de handen van byzondere Persoonen genomen, en der Overheid gegeeven. Doch, in 't eerst, dienden de wetten, vastgesteld met oogmerk om te beteugelen, om het beginzel van wraake sterker aan te zetten. De vroegste en eenvoudigste straffe voor misdryven was weder-vergelding: de overtreeder gaf lid voor lid, leeven voor leeven. Het betaalen van eene vergoeding aan den beledigden volgde op de strengheid der evengemelde instelling. In deeze beide was het voldoen van byzonder wraake het voorwerp der Wet; en hy die het ongeluk leedt was de eenige Persoon, die regt hadt om te vervolgen, de straf te eischen, of te vergeeven. Terwyl de Wetten aan de eene Party zulk eene volkomene ruimte ter wraakneeminge verleenden, werden de belangen der andere niet vergeeten. Indien de blykbaarheid der misdaad niet volkomen was, of iemand zich onregtvaardig beschuldigd rekende, hadt de aangeklaagde regt, om zyn tegenstander tot een tweegevegt uit te daagen: en, de overhand bekomende, verdeedigde hy zyne eigene eer. In meest alle gevallen van eenig belang, 't zy burgerlyke, 't zy lyfstraflyke, beriep men zich op de Wapens tot verdeediginge of van de onschuld, of van den eigendom der twistende Partyen. Zelden werd het Regt gevraagd de Weegschaal in handen te neemen: het Zwaard alleen besliste alle geschillen. De togt tot wraake werd, door alle deeze middelen gevoed, en nam, door meer en meer toegeevenheids, dagelyks toe, tot eene ongelooflyke sterkte opgroeijende. De Menschen werden aan bloedstorten gewoon, niet alleen in tyden van Oorlog; maar ook in dagen van vrede: hier uit, en uit andere oorzaaken, ontleende het Menschdom eene verbaazende ruwheid van aart en zeden. Deeze woestheid, nogthans, maakte het noodzaaklyk, de proeve des tweegevegts niet aan te moedigen: het doen van vergoeding in lyfstraflyke zaaken af te schaffen; en bedagt te weezen op eene zagtere wyze om de geschillen, over burgerlyke Regten, af te doen. De straffen, op misdryven gesteld, werden strenger, en de schikkingen op den eigendom bepaalder: doch de Vorsten, wier zaak het was de eerstgemelde te volvoeren, en de laatstgenoemde te handhaaven, bezaten weinig magts. | |
[pagina 538]
| |
Aanzienlyke overtreeders versmaadden hun gezag; mindere verschoolen zich onder het Regtsgebied der zodanigen, van wier bescherming zy strafloosheid hoopten. De bediening des Regts was zwak en ging langzaam toe. Eene pooging om de misdryven eens Leenheers, of zelfs zyner Leenmannen, te straffen, verwekte dikwyls opstand en burger-kryg. De hoogmoedige en onafhanglyke Edelen, onder welken de oorzaaken van tweedragt veelvuldig en onvermydelyk waren, betoonden zich teergevoelig op 't aangedaan ongelyk, en onverduldig na wraake: zy rekenden het schandlyk zich aan een vyand te onderwerpen, en lafhartig hem vergiffenis te verleenen: zy merkten het regt, om de beledigers te straffen, aan, als een voorregt huns Rangs, en een kenmerk van onafhanglykheid: by hun waren die traage regtsvorderingen geheel onvoldende. Het bloed des tegenpartyders was, huns oordeels, het eenige, 't geen de vlek eener belediginge kon uitwisschen; wierd dit niet vergooten, hunne wraak was te leurgesteld, hun moed verdagt, en hunne eer kleefde eene schandvlek aan. De wraak, welke de magtlooze hand der Overheid niet kon verschaffen, wist hunne eigene gereedlyk te neemen: onder zo zwakke Staatsgesteltenissen, namen de Menschen, even als in den staat der natuure, het regt, om hunne eigene verongelykingen te beoordeelen en te straffen, aan zich zelven. En dus werd Moord, een allerverderflykst misdryf voor de Maatschappye, niet slegts algemeen, maar een loflyk stuk. De Geschiedenis van Europa, in de Veertiende en Vyftiende Eeuwen, vloeit over van verfoeilyke voorbeelden deezes misdryfs. 't Zelve ging bovenal in zwang by de Franschen en Schotten, tusschen welken, ten dien tyde, eene nauwe gemeenschap plaats hadt, en eene verbaazende gelykvormigheid in de Volks-characters. De eenige Broeder des Konings van Frankryk werd, in den Jaare MCCCCVII, openlyk, in de straaten van Parys vermoord: en het was 'er zo verre af, dat dit schriklyk bedryf verdiende straffe wegdroeg, dat een beroemd Regtsgeleerde vryheid kreeg, om tot verdeediging daar van te pleiten voor de Grooten des Ryks, en de wettigheid van doodslag staande te houden. In den Jaare MCCCCXVII moest de beroemde gerson al zyne welspreekenheid en invloed te werk stellen, om, op de Vergadering te | |
[pagina 539]
| |
Constans, de veroordeeling door te dringen van deeze Stelling. “Dat 'er zommige gevallen zyn, waar in de Doodslag eene Deugd van grooter verdiensten is in een Ridder dan in een Schildknaap, en verdienstlyker in een Koning dan in een RidderGa naar voetnoot(*).” Het getal van aanzienlyke Persoonen, in Frankryk en Schotland, geduurende de Vyftiende en Zestiende Eeuwen, ter oorzaake van persoonlyke, staatkundige en Godsdienstige verschillen, vermoord, is bykans ongelooflyk. Zelfs, naa dat de oorzaaken, die eerst aanleiding gaven tot deeze barbaarsche gewoonte, waren weggenomen; naa dat het Regtsgebied der Overheden, en het gezag der Wetten, op beter voet gebragt, en algemeener geworden was; naa dat de opgang der Geleerdheid en der Wysbegeerte de zeden beschaafd, en de gemoederen der Menschen geleenigd, hadt, hield dit misdryf eenigermaate stand. De Zeventiende Eeuw liep bykans ten einde, eer het uit Frankryk verdween. De vermeerdering van magt, die het Koninglyk gezag verkreeg, door de komst van jacobus den VI, op den Throon van Engeland, schynt het in Schotland gestuit te hebben. De invloed, nogthans, van een Volksgebruik, zo op het verstand als op het hart, en hoe verre het gaat, om zedelyke beginzels van de grootste aangelegenheid om te keeren of uit te rooijen, is zeer opmerklyk. De Schryvers dier Eeuwen hebben, ten opzigte van Moord en Doodslag, volkomen de gevoelens hunner Tydgenooten ingezoogen: en zy, die tyd hadden om te denken en te oordeelen, schynen zich niet meer gestooten te hebben aan dit misdryf, dan de Persoonen, die 't zelve in de hette der vervoering van drift pleegden. Buchanan verhaalt den Moord des Cardinaals beatoun en van rizio, zonder die gevoelens uit te drukken, welke een Mensch natuurlyk vervullen, zonder eene verontwaardiging te laaten blyken, die een Geschiedschryver voegtGa naar voetnoot(†). Knox, een Man van fierder aart en min beschaafd, spreekt over den Moord van beatoun, en van den Hertog van guise, niet alleen zonder 'er iets berispelyks in op te merken, maar betuigt | |
[pagina 540]
| |
'er zelfs zyn welgevallen inGa naar voetnoot(*). Van den anderen kant vermeldt de Bisschop van ross den Moord des Graaven van murray, met eenige maate van toejuichingGa naar voetnoot(†). Blackwood weidt 'er over uit met een alleronvoeglykste zegepraal, en schryft dien rechtstreeks toe aan gods handGa naar voetnoot(**). Lord ruthven, de voornaamste uitvoerder van de Zamenzweering tegen rizio, stelde, kort voor zyn eigen dood, een verhaal op van deeze gebeurtenis; en in dit gansche breede Vertoog is geen een enkele uitdrukking van berouw, geen het allerminste teken van knaaging over een misdryf, niet min eerloos dan wreedGa naar voetnoot(‡). Morton, even schuldig aan dezelfde misdaad, koesterde daar over dezelfde gevoelens: en, in zyne laatste oogenblikken, schynt hy zelve, noch de Leeraars, die hem ten dienste stonden, dit stuk aangezien te hebben als een daad, die berouwbetooning vorderde; ja hy spreekt over davids Moord zo koel, als of het eene schuldlooze of prysbaare verrigting geweest wareGa naar voetnoot(††). De Ondeugden van andere Eeuwen stooten ons: met de Ondeugden van onze eigene worden wy gemeenzaam, en zy verwekken weinig afschriks’. Zodanige Buitenstappen, wat ook zommigen des mogen oordeelen, leeren ons Menschen, en heerschende Zeden kennen. Munt robertson uit in het schetzen van Characters, ‘heeft hy het synste penseel, en bezigt hy daar toe de schoonste verwen, is hy een Titiaan in de Geschiedenis, gelyken zyne Schilderyen naar het leeven’, volgens een vooraangehaald getuigenis, dan zullen onze Leezers hier gaarne een en ander stuk van hem zien ophangen. Den ongelukkigen dood van henry steward, Lord darnly, den Egtgenoot van maria vermeld hebbende, geeft hy met weinig trekken diens Character volkomen in deezer voege op. ‘Het goed geluk, en zyne eigene uitwendige bekwaamheden, zonder eenige andere verdiensten, hadt hem tot een toppunt van aanzien opgevoerd, 't welk hy geheel onwaardig was. Door zyne | |
[pagina 541]
| |
dwaasheid en ondankbaarheid, verloor hy het hart eener Vrouwe, smoorlyk op hem verliefd. Zyne onbeschoftheid en onbestendigheid vervreemden hem van de zodanigen onder de Edelen, als het yverigst gearbeid hadden aan zyne verheffing. Zyne losbandigheid en grilligheid stelden hem ten doel van den smaad des Volks, 't welk hem eenigen tyd eerde als den Afstammeling van hunne oude Koningen en Helden. Was hy eenen natuurlyken dood gestorven, zyn einde zou onbeklaagd, en zyne naagedagtenis welhaast in de vergetelnisse begraaven geweest zyn: doch de wreede omstandigheden zyns moords, en de slapheid met welke deeze vervolgens gewrooken werd, hebben zynen naam met smerte doen gedenken, en hem een voorwerp doen worden van medelyden, waar toe hy anderzins niet geregtigd was’. Van den Graave van murray, Regent van Schotland, in den woeligsten tyd, geeft hy de volgende schildery. ‘Daar is geen Persoon, in die Eeuwe, ten wiens opzigte de Geschiedschryvers meer van elkander verschillen, of wiens Character met zo tegenstrydige kleuren wordt afgemaald. Persoonlyke onverschrokkenheid, krygskunde, schranderheid en wakkerheid in het bestuur van burgerlyke zaaken, zyn bekwaamheden, die zyne Vyanden zelve verklaaren, dat hy in eene uitsteekende maate bezat. Zyne zedelyke hoedanigheden zyn van een' twyfelagtigen aart, en behooren noch gepreezen, noch gelaakt te worden, zonder veel behoedzaamheids en eene menigte van onderscheidingen. In eene woeste Eeuwe was hy in staat een menschlievend gebruik van de overwinning te maaken, en de overwonnenen met gemaatigdheid te behandelen. Een Voorstander van Geleerdheid, die onder de krygshaftige Edelen of onbekend, of versmaad, was. Yverig voor den Godsdienst, tot een trap, die hem deedt uitmunten op een tyd, dat de yver in dit stuk niet zeldzaam was. Zyn vertrouwen op zyne Vrienden ging ver, en moest alleen onderdoen voor zyne milddaadigheid hunwaards, die geene paalen kende. Eene belanglooze zugt voor de Vryheid zyns Lands noopte hem aan om zich te verzetten tegen het gevaarlyk stelzel, 't welk de Prinssen van lotharingen de Koninginne Moeder hadden doen omhelzen. Op maria's wederkomst in Schotland, diende hy haar met een' yver en toegenegenheid, waar aan hy de vriendschap | |
[pagina 542]
| |
der geenen, die 't meest aan zyne Party verbonden waren, opofferde. - Maar, aan den anderen kant, was zyne eerzugt onmaatig: 'er vielen zaaken voor, die groote ontwerpen aan zyn oog opdeeden, welke zyn onderneemvolle vernuft uitlokten, en hem vervoerden tot bedryven, onbestaanbaar met den pligt eens Onderdaans. Zyne behandeling der Koninginne, aan wier goedheid hy zo veel verpligting hadt, was onbroederlyk en ondankbaar. De afhanglykheid van elizabeth, waar in hy Schotland bragt, strekte tot schande des Volks. Hy bedroog en verraadde norfolk, met eene laagheid eenen Man van eer niet voegende. Zyne verheffing, tot zulk eene onverwagte waardigheid, vervulde hem met nieuwe driften, met hoogmoed en agterhoudenheid; en, strydig met zyne natuurlyke openhartigheid, deedt hy zyn best, om de veinskunst en streeken te bezigen. Tot het einde zyns leevens op vleiery gesteld, en naa geenen raad willende luisteren, konden zyne gunstelingen, door zyne trotsheid te streelen, hem ter zyde aftrekken, terwyl zyne oude vrienden op een afstand stonden, en zyn naderenden val voorspelden. Maar, te midden van de onrust en vervaaring van dit Tydperk zo vol Partyschappen, handhaafde hy het regt met zo veel onpartydigheid, bedwong de baldaadige Grensbewoonders met zo veel moeds, en stelde de orde en rust in 't Land op zo goeden voet, dat zyn bestuur het Volk hoogst behaagde, en hy werd langen tyd met veel hartlykheid, onder het Gemeen, met den eernaam van den Goeden Regent, betyteld.’ Ten besluite zullen wy het Character van knox, het voornaam werktuig van het verspreiden en vaststellen des Hervormden Godsdienst in Schotland hier by voegen. ‘Yver, onverzaagdheid, en belangloosheid waren Deugden, welke hy, in eene uitsteekende maate, bezat. Daarenboven was hy niet ontbloot van de Geleerdheid, in die Eeuwe meest gezogt: hy stak uit in die soort van Welspreekenheid, welke geschikt is om de aandagt op te wekken, en de hartstogten te roeren. Zyne Grondregels waren, egter, dikwyls al te gestreng, en de hevigheid van zyn' aart was overmaatig. Zelve zeer gestreng zynde, en van geen buigen weetende, gebruikte hy geene toegeevenheid omtrent de zwakheden van anderen. Geen agt geevende op het onderscheid van Rang | |
[pagina 543]
| |
of Character, uitte hy zyne vermaaningen met eene bitterheid en hevigheid, meer geschikt om te vertoornen dan om tot bedaaren te brengen. Dit haalde hem menigmaalen onbetaamelyke en onpligtmaatige bewoordingen ten monde uit, ten opzigte van de Persoon en het Gedrag der Koninginne. Nogthans maakten deeze zelfde hoedanigheden, welke thans zyn Character min beminnelyk doen voorkomen, het bekwaam, om ten werktuige der Voorzienigheid te strekken, tot het bevorderen der Hervorminge onder een bars Volk, en stelden hem in staat om gevaaren onder de oogen te zien, en zwaarigheden te boven te worstelen, die Persoonen van eenen zagter en buigzaamer aart, gemaklyk, zouden hebben kunnen te rugge houden. - Door zich, met onvermoeiden vlyt, op de Letter-oefeningen, en andere bezigheden, toe te leggen, als mede door de menigvuldigheid en den yver zyner openbaare Redenvoeringen, hadt hy zyn gestel, van natuure zeer sterk, geknakt. Geduurende eene sleepende Ziekte, betoonde hy de uiterste kloekmoedigheid, en verwagtte de aannadering van zynen dood met een moed, onafscheidelyk van zyn Character. Hy was gestadig bezig in Godvrugtige verrigtingen, en vertroostte zichzelven met die vooruitzigten der Onsterflykheid, welke braave Menschen niet alleen voor neerslagtigheid behoeden; maar hun, zelf in de jongste oogenblikken, met blydschap vervullen. - De Graaf van morton, die by de Uitvaart van knox tegenwoordig was, sprak zyne Lofreden uit met eenige weinige woorden, doch die te meer tot eer van knox strekten, dewyl zy voortkwamen uit den mond van iemand, door hem meermaalen met byzondere strengheid berispt. ‘Daar ligt Hy, die nimmer het aangezigt eens Menschen vreesdeGa naar voetnoot(*)!’ |
|