'er tusschen den Heer R. en my is, en dat het een beweezen waarheid zy, dat de Graven het Opperrecht over de Jagt, ook buiten hunne Domeinen, gehad hebben? En dat dus 's Graven recht verkeerdelyk door den Vryheer van Marquette in 's Graven eigen Bosschen, Duinen en Wildernissen beslooten is geworden? - Een van tweën moet waar zyn, of het onderzoek na 's Graven Opperrecht over de Jagt, is een zeer onnut en belagchelyk onderzoek, na een non- ens; of dat onderzoek is eene demonstratie, dat de Graven ook buiten hunne Domeinen het recht over de Jagt gebruikt hebben.
Hoe nu de Graven aan dat recht gekoomen zyn, het zy uit toeeigening, het zy uit overmagt, het zy uit Opdragt, het zy uit hoofde van het recht dat de Opperheeren van ouds al over het Wild gehad hebben, is voor my, die alleen het bekrompen recht der Opperheeren heb tegengesprooken, om het even. - Nimmer zal men de manifeste contradictie wegneemen die 'er ligt in te ontkennen, dat de Graven het regt over de Jagt ook buiten hunne eigen Domeinen gehad hebben, en teffens te onderzoeken, hoe zy aan het recht daar buiten gekomen zyn: het eene werpt het andere omver.
Dus meen ik dan, dat het gedemonstreerd is, dat de Vryheer van Marquette met geen mogelykheid kan ontkennen, dat 's Graven recht over de Jagt is geweest algemeen, en dat vervolgens tusschen ons, op dat stuk, geen verschil meer kan overblyven.’
‘By aldien de Vryheer van Marquette het stuk alzo begrype, en niet bepaaldlyk het oog hebbe op een Regt, dat men den Graven toeschryft, of dat de Graven gebruikt hebben, 't zy dan met regt of ten onregte, (wanneer het geen enkele Quaestio Facti, maar tevens eene Quaestio Juris zou zyn,) is het der moeite niet waardig, 'er meer papier over te beschryven; dewyl de Heer R. dan beweeren zou, dat iets geen plaats zou gehad hebben 't welk hy daadlyk vooronderstelt, dat weezenlyk plaats gehad heeft. En ingevolge hier van zegt dan Mr. Dierquens in 't slot, met het hoogste regt: ‘Ik stap hier meede eens vooral af van deeze materie, overlaatende aan een iegelyk, daar omtrend te denken, zoo als het hem goeddunkt.’