welken zy zich vertoonen, te beschouwen, en daer door hun gedrag in 't klaerste daglicht te stellen; 't welk tevens het geheele beloop der Bybelsche Geschiedenissen opheldert. Het thans afgegeven gedeelte behelst, na twee voorafgaende Verhandelingen, ene over de characterkunde van den Bybel, en ene over de Geschiedenis van het Oude Testament, voor eerst Fragmenten der characterkunde in den eersten ouderdom der waereld; vervolgens de geschiedenis en het character van Abraham, en van sommigen zyner Tyd genooten; en ten laetste, de characterkunde van Abrahams kinderen en kindskinderen. - De Heer Niemeijer behandelt deze stukken met een zeer welwikkend oordeel, schiftende het goede en het kwade; waer door hy zich aen de ene zyde bewaert van de deugdza me characters te zeer te verheffen; en aen de andere zyde het ongeloof, dat 'er steeds op uit is, om de minste gebreken of misslagen in zulke persoonen ten haetlykste voor te stellen, op ene redelyke en overtuigende wyze tegengaet. By de afgifte van een volgend Stuk zullen wy wel gelegenheid hebben, om hier van ene proeve mede te deelen; zie hier, voor tegenwoordig, het hoodzaeklyke van zyne aenmerkingen deswegens, in de tweede opgenoemde Verhandeling; welker inachtneming hem van veel dienst geweest is, en een ieder Lezer, in 't beoordeelen van de characters der Bybelsche Persoonen, van veel dienst kan zyn.
Men behoort, zegt hy, in de eerste plaets, de geheele Oude Geschiedenis in haer verband te beschouwen; behalven dat zulks de Geschiedenis zelve opheldert, dient het grootlyks om een aenmerklyk licht over 't geheel van menig character te verspreiden. - ‘In 't verzuim van deezen gewigtigen regel alleen ligt de grond, dat men zoo meenige geschiedenis, zoo meenig character van het Oude Testament geweld aangedaan, en dezelven of op de onredelykste wyze geloogchend, of op de verkeerdste wyze gehandeld heeft.’
Niet minder is het ten tweede noodig, de zeden van de Oostersche Landen opmerkzaem na te spooren, en na te gaen al wat in het Oosten charactermatig is. Hier heeft men gade te slaen, in hoe verre zulks invloed hebben konde op de in dit land levende persoonen, op hunne begrippen, op hunne wyze van denken, en op hunne