Uitzigten in de Eeuwigheid van J.C. Lavatfr, Predikant te Zurich. In brieven aan J.G. Zimmerman. Naar den derden druk uit het Hoogduitsch vertaald, door J.W.v. Haar. Vier Deelen. Te Amsterdam by J. Allart en in 's Gravenhage by J.v. Cleef 1779. In groot octavo.
Het hoofdonderwerp van dit Geschrift, de Eeuwigheid, is buiten alle tegenspraek een onderwerp van het hoogste aenbelang; maer tevens een onderwerp, waervan wy, buiten de voorlichting der Openbaringe, genoegzaem gene, en vooral niet anders dan zeer flaeuwe kundigheden bezitten. Dit heeft onze Godgeleerde Schryvers gemeenlyk met rede behoedzaem gemaekt, om uit te weiden over byzonderheden daer toe betrekkelyk; tevens oordeelende, dat wy, van een algemeen overtuigend denkbeeld van een toekomenden volmaekten gelukstaet, in alle deelen, ongelyk meer nuts hebben; dan van een groot aental van byzondere bespiegelingen daeromtrent, die of op enkele verbeeldingskracht, of op gewaegde gissingen, of ten beste op zeer wankelbare gronden, steunen. In dit denkbeeld, kunnen we by deze gelegenheid zeggen, zyn we op nieuw nog sterker bevestigd, door 't lezen dezer Uitzigten in de Eeuwigheid, waer in de Eerwaerde Lavater zyne bespiegelingen deswegens ten verste uitbreidt. Hy viert, om zo te spreken, zyner verbeeldingskrachte den vollen teugel; alles wat hem de Natuur- en Bovennatuurkunde aen de hand geeft, (dat nog ver is van alles even bondig en zeker te zyn,) grypt hy gretig aen, om zyne verbeeldingskracht te ondersteunen; en daer dit alles te kort schiet, gebruikt hy gewaerwordingen en bevindingen, die hem zo hoog ene vlucht doen nemen, dat geen mensch, die gewaerwordingen en bevindingen niet hebbende, hem kunne naoogen. Een Geschrift van die natuur, over dat onderwerp, is ons voorgekomen den geest meer te belemmeren en te verwarren, dan de aendacht Godsdienstig te vestigen: men schift dan kundigheden, men vergelykt de denkbeelden onderling, men zoekt naer bondigheid, men pynigt den geest; en 't einde van alles is dikwerf, de gantsche arbeid is vruchtloos; men heeft niets gevonden, dat daedlyk overtuiging medebrengt. 'Er schiet niets overtuigends over, dat de Godsdienstige