Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1779
(1779)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijWysgeerige en Staatkundige Geschiedenis van de Bezittingen en den Koophandel der Europeaanen in de beide Indiën. Uit het Fransch vertaald. Zevende Deel. Te Amsterdam by M. Schalekamp, 1778. Behalven het Voorwerk en don Bladwyzer, 438 bl. in gr. octavo.In gevolge van de beschouwing der Engelsche bezittingen op de vaste kust van Noord-Amerika, in 't voorige Deel aangevangen, behelst dit tegenwoordige een verslag van die bezittingen, welken nog te melden waren; te weeten Pennsylvanie, | |
[pagina 206]
| |
Virginie, Maryland, Karolina, Georgie en Florida. Aan 't berigt deezer Volkplantigen hegt de Schryver voorts zyne aanmerkingen wegens de bezittingen der Engelschen in Noord-Amerika in 't algemeen, hun handel op of met hunne Volkplantingen, en derzelver verschillenden regeeringsvorm, met de gevolgen van dit alles. En dit leidt hem ter overweeginge van de laatst ontstaane onlusten tusschen eenigen dier Volkplantingen en het Moederland; welken, zynes oordeels, nogtans zo sterk niet voortgezet behooren te worden, dat zy alle verbindtenissen met het Moederland verbreeken: ook tragt hy aan te toonen, dat het voor de Europische Natiën niet raadzaam zy, mede te werken om de Engelsche Volkplantingen onafhangelyk van het Moederland te doen worden. Hier mede voltrekt de Abt Reynal zyne beschryving van de Bezittingen en den Koophandel der Europeaanen in de beide Indiën; en schikt wyders het laatste Boek, tot een slot van dit zyn Werk, om in 't zelve na te gaan, welken invloed de verbintenissen met de nieuwe Waereld op de oude gehad hebben; en langs dien weg zyne aanmerkingen mede te deelen, over verscheiden onderwerpen, die de Maatschappy in 't algemeen, of hunnen onderscheiden invloed op dezelve, naar gerade der verschillende omstandigheden, betreffen. Daartoe behooren in deezen, de Godsdienst, Regeeringsvorm, Staatkunde, Oorlog, Zeemagt, Koophandel, Landbouw, Handwerken, Bevolking, Belasting, Openbaar Crediet, Fraaije Kunsten en Letter-Oefeningen, mitsgaders Wysbegeerte en Zedekunde; over welke byzonderheden de Autheur zyne Wysgeerige en Staatkundige bedenkingen, ten besluite van alles, voordraagt. - Onder dit Slag van bedenkingen, hoedanigen men ook hier en daar in 't geheele beloop van dit Werk ingevlogten vindt, zyn 'er veelen, schoon ze op verre na allen niet even bondig zyn, welken men gantsch niet verwerpelyk heeft te agten. Dan men ontmoet 'er maar al te veel onder, met betrekkinge tot het Godsdienstige, die een ongunstig denkbeeld van des Schryvers Character ten deezen opzigte inboezemen: 't welk ons gedrongen heeft om den Leezer des aangaande, reeds by de aanvangelyke afgifte deezer Nederdeitsche uitgave, daartegen te waarschouwen:Ga naar voetnoot(*) 't welk wy niet ondienstig geoordeeld hebben, met het afloopen van dit laatste Deel nogmaals te herinneren. Voor 't overige is de uitvoering van dit laatste Deel gelyk aan die der voorigen; en het geheele Werk is byzonder wel geschikt, om een onderscheiden denkbeeld te geeven van den Europischen handel op de Indiën, en 't geen daar toe betrekkelyk is; uit welken hoofde wy dit Werk meermaals bovenal aangepreezen hebben; te meer daar ons Vaderland geen gering aandeel aan denzelven heeft. En dit noopt ons, tot een slot van dit onderwerp, nog een staal uit dit Werk willende opgeeven, den Leezer onder 't oog te brengen, | |
[pagina 207]
| |
het geen de Autheur beknoptelyk, wegens den spoedigen voortgang van den Hollandschen Koophandel, meld. Gewag gemaakt hebbende van de veroveringen en groote vorderingen van de Portugeeschen en Spanjaarden in de Indiën, vervolgt hy in deezer voege: ‘Midlerwyl verwaarloosden die twee Natiën, meesteressen der beide Indiën, de kunsten en den landbouw. Van oordeel zynde, dat het goud haar alles moest geeven, zonder zich te laaten gelegen zyn aan den arbeid, die alleen het geld lokt, leerden zy, een weinig te laat, maar ten haaren eigen koste, dat de nyverheid, die zy verlooren, meer waardig was, dan de rykdommen, welken zy verkreegen; en 't was Holland welk haar deeze harde les leerde. Met al het goud der waereld, wierden of bleeven de Spanjaards arm; zonder mynen en zonder landeryen wierden de Hollanderen wel dra ryk. Dit is eene Natie, die alle anderen ten dienste staat, maar zich zelve zeer duur verhuurt. Zo ras zy de toevlugt hadt genomen in het hart der Zee, met de nyverheid en vryheid, die haare beschermgoden zyn, ontdekte zy, dat zy geen lands genoeg hadt om het zesde gedeelte der Inwoonderen te voeden. Toen wierp zy het oog op het oppervlak des aardkloots, en zeide tot zichzelve: “Myn eigendom is de geheele waereld; ik zal haar genieten door myne Scheepvaart en Koophandel. Alle landen zullen het hunne toebrengen tot myn bestaan; alle volken tot myn geryf.” Tusschen het Noorden en Zuiden van Europa verkoos zy die plaats in Vlaanderen, waarvan zy zich had afgescheurd, om niemand dan haar zelve toe te behooren. Brugge en Antwerpen hadden Italie en Duitschland in hunne havens gelokt; Holland wierdt, op zyne beurt, de stapelplaats van alle, 't zy ryke of arme, maar handeldryvende, Mogendheden. Niet te vrede met de andere Natiën te haarent te lokken, kogt zy by de eene 't geen de andere ontbrak; bragt ze na 't Noorden de geryflykheden van het Zuiden; verkogt zy aan de Spanjaarden scheepen voor laadingen, en ruilde, in de Oostzee, hout tegen wyn. Zy volgde de pagters en opzieners van groote Huizen na, die, door den winst en de voordeelen, welke zy aldaar behaalen, zich in staat stellen, om ze vroeg of laat te koopen. Het was, om zo te spreeken, ten koste van Spanje en Portugal, dat het Holland gelukte, deeze Mogendheden afhandig te maaken, een gedeelte haarer veroveringen in de beide Indiën, en bykans al het voordeel haarer Volkplantingen. Holland wist de luiheid deezer trotsche veroveraaren in slaap te wiegen, en door zyne werkzaamheid en waakzaamheid hun de sleutel hunner schatten afhandig te maaken, van welke het hun slegts de ledige kist liet behouden, welke het telkens ledig maakte, naar gelang zy dezelve opvulden. Aldus deed een burger-Volk Adelyke volken te gronde gaan, maar door de eerlykste en wettigste middelen, die in de kanswisselingen des geluks kunnen plaats hebben.’ | |
[pagina 208]
| |
‘Alles begunstigde de opkomst en den voortgang van den koophandel van het Gemeenebest: deszelfs ligging aan den oever der Zee; aan den mond van verscheiden groote rivieren; in de nabuurschap der vrugtbaarste of best bebouwde landen van Europa; deszelfs natuurlyke verbintenissen met Engeland en Duitschland, die het tegen Frankryk beschermden; de geringe uitgebreidheid en vrugtbaarheid van den grond, die de Inwooners noodzaakte, om visschers, zeelieden, makelaars, bankiers en commissarissen te worden; in één woord, om, by gebrek van grondeigendom, van de nyverheid te leeven. Met de gesteldheid van den grond en het klimaat paarden zich de zedelyke oorzaaken, om den voorspoed vast te stellen en te verhaasten. De vryheid van Regeeringsvorm, die eene vryplaats opende voor alle vreemdelingen, die over hun eigen Vaderland onvoldaan waren; de vryheid van zynen Godsdienst, die aan alle de andere overliet een openbaaren en ongestoorden Eerdienst; dat wil zeggen, de overeenstemming van de stemme des geweetens met die van den Godsdienst, de belangen met de pligten, in één woord, de verdraagzaamheid, dien algemeenen Godsdienst van alle eerlyke en verlichte geesten, vriendinnen des hemels en der aarde, van God als hunnen Vader, en der menschen als hunne broeders. Om kort te gaan, het koophandeldryvend Gemeenebest wist ten zynen voordeele te doen gedyen alle de gebeurtenissen, en rampen en gebreken van andere Natiën; de burgeroorlogen, welken de Geestdryvery ontstak onder een harthoofdig Volk, welke de liefde tot het Vaderland onder een vry Volk verwekte; de onkunde en werkeloosheid, welke de kwezelaary voedde onder Volken, aan de heerschappy der verbeeldinge onderworpen.’ Onze Autheur voorts opgemerkt hebbende, hoe eerlang ook Engeland en Frankryk zig ter voorzettinge van den Koophandel bevlytigden; en welk eene uitwerking de Koophandel op de Staatkunde hebbe; laat zig wyders, na de voortreffelykheid van den Koophandel en de uitsteekendheid der voorwerpen, welken in het beroep des Koopmans vallen, afgemaald te hebben, nog wel inzonderheid uit over de vryheid van den Koophandel; dat hem natuurlyk aanleiding geeft, om zig over de oorlogen om den Koophandel op zodanig eene manier te laaten hooren, dat wy 't der moeite waardig agten zyne taal deswegens hier nog over te neemen. ‘Dat een Volk, binnen de Ysbergen van het Noorden beslooten, het yzer opdelve uit de ingewanden der aarde, welke aan het zelve lyftocht weigert; en dat het, met het zwaard in de vuist, de oogsten van een ander Volk maaie; de honger, die, geene wet hebbende, geene wet kan schenden, schynt zyne vyandlykheden te ontschuldigen. Het moet wel van moord en roof leeven, dewyl het geen koorn heeft. Maar wanneer eene Natie in 't bezit is van een uitgebreiden Koophandel, en veele Staaten kan doen | |
[pagina 209]
| |
bestaan van 't overtollige haarer voortbrengzelen, wat belang kan haar dan noopen om den oorlog te verklaaren aan andere nyvere Natiën, om haar het zeevaaren en arbeiden te beletten; in één woord, haar verbieden te leeven op straffe des doods? Waarom maatigt zy zich een uitsluitenden tak van Koophandel aan, een regt om te visschen, en ter zee te vaaren by wyze van eigendom, even als of de Zee, gelyk het Land, in roeden moest verdeeld worden? In 't oog loopende is de beweegreden deezer oorlogen; het blykt, dat de jaloersheid van Koophandel niet anders dan eene jaloersheid van magt is. Maar heeft eene Natie het regt om den arbeid te verbieden, dien zy zelve niet kan dryven, en om eene andere tot ledigheid te veroordeelen, om dat zy zelve zich daar aan overgeeft?’ ‘Oorlogen om den Koophandel, welk een onnatuurlyk woord! De Koophandel voedt, en de Oorlog verdelgt. De Koophandel kan den Oorlog wel voortbrengen en voeden; maar de Oorlog snydt den Koophandel de hartader af. Alles, wat de eene Natie op de andere in den Koophandel wint, is voor beiden een zaad van arbeid en nayver: in den Oorlog is het nadeel voor beiden: want menschen noch landeryen worden door plondering, staal en yzer gemest. Te heilloozer zyn de Oorlogen om den Koophandel, naar maate, door den daadlyken invloed der Zee op de Aarde, en van Europa op de drie andere waerelddeelen, de Oorlogsvlam algemeen wordt; en de oneenigheid van twee Zeevolken den tweedragt verspreit onder alle hunne nabuuren, en de werkeloosheid zelfs onder de onzydigen.’ ‘Alle kusten en alle Zeeën met bloed geverft, en met lyken bedekt; de Oorlogsblixem schietende van het eene Aspunt na het andere, tusschen Afrika, Asie en Amerika, op den Oceaan, die ons van de nieuwe waereld scheidt, op de onmeetelyke uitgestrektheid der stille Zee: zie daar het schouwspel der twee laatste Oorlogen, in welke alle Mogendheden van Europa beurtelings hevige schokken geleeden en zwaare slagen toegebragt hebben. Midlerwyl wierdt de aarde van soldaaten ontvolkt, en de Koophandel bevolkte haar niet van nieuws; de velden droogden uit door de belastingen, en de bevaarbaare kanaalen besproeiden den landbouw niet. De geldleeningen van den Staat bedorven by voorraad den staat der burgeren door woekerende voordeelen, voorboden van bankbreuken. De zegepraalende Natiën zelven bezweeken onder den last der veroveringen; en meer landen vermeesterende, dan zy konden bewaaren, of bearbeiden, gingen zy, om zo te spreeken, te niete in den ondergang haarer vyanden. De onzydige Natiën, die zich in vrede wilden verryken te midden van deezen brand, ontmoeten hoonender bejegeningen, dan de nederlaagen van een openbaaren Oorlog.’ ‘Wat uitzinniger ontwerp, dan die Oorlogen om den Koophandel, nadeelig voor de Mogendheden die dezelve voeren, zon- | |
[pagina 210]
| |
der voordeel te doen aan de Staaten, die in dezelve niet begreepen zyn! dan die Oorlogen, in welke de matroozen veranderd worden in soldaaten, en de Koopvaardyschepen in Kaapers; in welke de Moederlanden en de Volkplantingen nadeel lyden, by den stilstand van hunnen wederzydschen handel, en van de wederkeerige duurte hunner Koopgoederen!’ |
|