Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1779
(1779)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 191]
| |
Meetkundige Grondbeginzels der Natuurkunde. Door P. Stfenstra, A.L.M.Ph. Dr. en Lector der Wiskunde. Zeevaart en Sterrekunde. Tweede Deel. Te Amsterdam by Yntema en Tieboel, 1778. Behalven de Voorreden 402 bladz. in gr. octavo.Agtervolgens het voorgestelde Plan, met de afgifte van het eerste Deel, dat de algemeene Beweegkunde bevat, van welks manier van uitvoering en doelwit, wy verslag gegeeven hebben,Ga naar voetnoot(*) was dit tweede Deel geschikt ter behandelinge van de Waterweeg- en Waterloopkunde, mitsgaders ter ontvouwinge van de Eigenschappen der Lugt en ter verklaaringe van de grondbeginselen der Gezigtkunde. Het oogmerk van den Heer Steenstra was, op die Grondbeginselen een algemeene verklaaring der zamenstelling van het Geheelal, en van den aart en oorsprong der Natuurlyke verschynselen, die de onderlinge werking der Hoofdstoffen, in het zamenstellen der Ondermaansche Voortbrengselen, opleveren, te laaten volgen. Langs dien weg zou het geheele werk beantwoord hebben aan den eerst vastgestelden uitgebreiden Tytel van Grondbeginzels der Natuurkunde; dan byzondere omstandigheden hebben hem aanleiding gegeeven, om van dit oogmerk af te zien, en zyn werk met dit Tweede Deel te besluiten; waar door het, overeenkomstig met den inhoud, gelyk hy zelve zegt, nu beter den bepaalden Tytel heeft van Grondbeginzels der Algemeene Beweeg-en Waterloopkunde. - Dit Tweede Deel, naamlyk de Beweegkunde in 't eerste afgehandeld zynde, vervat nu, de Waterweeg- en Waterloopkunde, of eene ontvouwing der eigenschappen van het Evenwigt en van de Beweeging der Vloeistoffen; met eene daar nevensgaande Verhandeling over de Meeting der loopende Wateren langs Canaalen. Men vindt hier deeze onderwerpen met de uiterste naauwkeurigheid behandeld; en wel indiervoege voorgedraagen, dat alles zeer geschikt zy, om een vasten grondslag te leggen, tot de beoefening der Rivier- en Waterbouwkunde; welke weetenschappen hier te Lande tot | |
[pagina 192]
| |
nog niet naar vereisch behartigd zyn. De Heer Steenstra, zulks opgemerkt hebbende, schikt zyne Voorreden voor dit Deel ter aanpryzinge eener ernstige beoefening van de Rivier- en Waterbouwkunde; als Weetenschappen voor ons Vaderland van het grootste belang; en die tot nog maar voornaamlyk door de Italiaanen behandeld zyn; 't welk hem de vertaaling der beste Italiaansche Schriften over deeze onderwerpen, met eene verdere verbetering onzer Vaderlandsche kundigheden deswegens, doet aanraaden. Men hoore hem nopens dit Stuk zelven spreeken, daar hy zig in deezervroege uitlaat. ‘Dewyl de Rivier- en Waterbouwkunde, zedert den tyd van gulielmini, groote vorderingen gemaakt heeft, en over veele byzondere takken, door Mannen van groote ondervinding, uitmuntende Verhandelingen geschreeven zyn, die doorgaans zyne grondregelen bekragtigen, en door zeer veele daaden van ondervinding staaven, blyft zyn werk della Natura de Fiumi (over den aart der Rivieren,) van dezelfde nuttigheid, of liever noodzaakelykheid; vermits het een zamenstel van oorspronkelyke Grondbeginzelen bevat, die alle, op den weezentlyken aart en de Natuurlyke werking van het water gevestigd, benevens de grondregels der kunst, volledig daar uit beweezen zyn: het welk by de verhandeling der grondregelen van de Waterbouwkunde een aller noodzaakelykst vereischte is. Want zo ooit de enkele kennis der grondregelen van een kunst, die niet in bloote handgreepen bestaat, maar op weetenschap van de wetten en werking der Natuur berust, onder de handen der geenen, die hunnen oorsprong niet genoeg kennen, even gevaarlyk als de messen onder het speelgoed der kinderen moet gereekend worden; zal zulks, voor al by ons, omtrent de grondregelen der Rivierkunde plaats moeten hebben: want de loop der Rivieren, hoe zeer aan vaste regelen en onveranderlyke wetten der Natuur gebonden, moet, om de meerdere modificatien, daar de monden naby Zee aan onderworpen zyn, overal naby de monden een grooter verscheidenheid van verschynzelen opleeveren; maar de beurtwisselende aandoening der Ebben en Vloeden, en de verschillende grootheden der Getyen, in onderscheide plaatzen van ons Land, maaken die verscheidenheid van uitwerkzelen daar zo veel te grooter; waarom wy met zo | |
[pagina 193]
| |
veel te meer omzigtigheid de grondregelen der Rivierkunde gebruiken, en hunnen byzonderen grondslag kennen moeten; om bevryd te blyven van, door verkeerde toepassing daar van op den Waterbouw, grove misslagen te begaan, die voor den Lande dikwerf gevaarlyk zyn kunnen; gulielmini heeft dit reeds opgemerkt, en daarom gezegt “daar wordt, aangaande den loop der Rivieren by haare monden, geen by zonderheid gevonden, of hoe blykbaarder dezelve is, dies te meer wordt ze betwist, en dies te minder begreepen. Hier over heb ik, by verscheide gelegentheden, zulke vreemde stellingen hooren voortbrengen, en staande houden, dat ik geloofd zoude hebben, dat ze onmogelyk in de gedachten der menschen zouden vallen kunnen. En het geen nog vreemder is, ik heb bevonden dat persoonen, die eenigermaaten in de konst ervaaren waren, over deeze byzonderheden gemaklyker in dwaalingen vervielen, dan de geenen die volkomen van zulke kundigheden ontbloot waren. Om dat de eersten, kennende eenige Regelen, die by het gemeen of onbekend of niet waargenomen zyn, en die zy als algemeene Regelen beschouwden, terwyl ze inderdaad aan veele uitzonderingen onderworpen zyn, in onderscheide gevallen ten eenemaale valsche gevolgen daaruit afgeleid hebben. Door welke verkeerde en zeer gevaarlyke Grondstellingen de zulken, die anderzins Kundig genoemd worden, niet zelden tot het maaken van groote onnutte-kosten, en omhelzen van schadelyke voorslagen, aanleiding geeven; en dikwils het gemoed der welmeenende Overheden aftrekken van het geen veel heilzaamer zoude geweest zyn”.Ga naar voetnoot(a) Men oordeele dan, uit deeze geboekte bevinding van gulielmini zelve, wat gevolgen wy uit den grooten voorraad van Rivierkundige Stellingen, die thans in onze taal voorhanden zyn, te verwagten hebben, die meerendeels uit de beste Schryvers getrokken, van haar Natuurlyk verband beroofd, zonder aanwyzing van oorsprong, los en op zig zelven geplaatst zyn, en daar door de gedaante van Algemeene Regelen bekomen hebben. De Hemel verhoede dat ooit de ondervindingen van guliel- | |
[pagina 194]
| |
mini, omtrent eenig verkeerd gebruik daar van, by onze Kundige Lieden plaats hebben; en geeve dat onze Kundige Lieden de menigvuldige uitzonderingen, daar deeze algemeene Stellingen aan onderworpen zyn, bevatten mogen; op dat de welmeenende poogingen der geenen, die de moeite van het uitschryven en byeenbrengen deezer grondregelen niet ontzien hebben, door dwaaling of mistasting in derzelver toepassing op het werkdaadige, geen schaadelyke gevolgen voor den Lande hebben mogen. Doch vooral is myn harten wensch, ten beste van het Lieve Vaderland, dat de Rivierkundige Stellingen niet meer tot waapenen in de handen van yverige voorstanders van wanbegrippen verstrekken mogen, om 'er de waarheid mede te bestryden, of hunne schaadelyke wanbegrippen door te willen staaven. Wanneer men by ons met het vermenigvuldigen der Genootschappen van Konsten en Weetenschappen eens zal opgehouden hebben, en by gevolg ernstig aan het bevorderen der Konsten en Weetenschappen zelve kunnen beginnen te denken; zou myns oordeels een der grootste nuttigheden, die deeze Genootschappen aan het Gemeene-Best kunnen toebrengen, zyn, dat een derzelven een of meer bekwaame Mannen, die de Italiaansche Taal en de Waterbouwkunde genoeg verstaan, konde vinden, en wist te beweegen, om de Werken van gulielmini, manfredi, zendrini, michelotti, lecchi, frisi en meer andere voornaame Schryvers der Waterbouwkunde, op kosten van het Genootschap, in onze Taale over te zetten: dan zouden onze Schryvers naar prysvraagen, over dat onderwerp, vooraf eens kunnen zien, wat vorderingen anderen daarin reeds gemaakt hebben: het welk waarschynlyk hun getal zoude verminderen, schoon daar uit nog niet volgt, dat de antwoorden zouden worden verbeeterd. Want als men daar omtrent, volgens de bevinding in Italien zelve, zal oordeelen; daar alle die Schriften in de Moedertaal voorhanden zyn; zou men het tegendeel moeten besluiten. Vermits de beide Verhandelingen, aan welke in het jaar 1774 van het Genootschap der Landbouw te Udine, over de vraag, Welke zyn de gemakkelykste en zeekerste Middelen, om de Torrenten binnen haare beddingen te houden, en te beletten, dat ze de omliggende Landen door Overstroomingen niet verwoesten, enz.? de prys is toegeweezen, by de reeds voorhanden | |
[pagina 195]
| |
zynde Verhandelingen over dat onderwerp, mogelyk dezelfde vergelyking verdienen, als een of twee der beste Vaersen van een Jongeling van het zesde School by de Vaersen van ovidius. Edoch in een zeer kort Voorbericht geeft het Genootschap te kennen, dat het, na twee jaaren de prys te hebben opgehouden, geen beeter voldoende antwoorden heeft kunnen bekomen; het welk een pryswaardige voorzigtigheid is, om te beletten, dat het gezag der prystoewyzing eenes Genootschaps, de deugd der Verhandelingen by anderen, die den aart der Genootschappen niet juist kennen, boven derzelver waarde kome te verheffen. De Schriften, die wy over het aanleggen en opbouwen van Dyken, en andere Waterkeeringen, in onze Taale voorhanden hebben, en op grondregelen der drukking en werking van het Water gebouwd zyn, behoeven tot nog toe voor geen anderen te wyken. Aan de Verhandeling van den Hoog Edelen Gestrengen Heere van bleiswyk, die over dat onderwerp, schoonslegts een Specimen Academicum, nochtans verre genoeg boven de anderen uitmunt, is in de Italiaansche Verzameling der Werken van de voornaamste Schryveren over de Waterbouwkunde den welverdienden lof alreeds gegeeven.Ga naar voetnoot(a) En vermits de verhevenste voortbrengzels der stervelingen, die van de grootste Mannen niet uitgezonderd, nog altyd voor verbeeteringen zyn vatbaar geweest, vleije ik my met de aangenaame hoope, dat een diepere naspooring, en rypere overweeging, van den waaren aart en de oorspronkelyke wyze van werking der bewoogene Vloeistoffen in het algemeen, en in het byzonder van de Wateren, dan wy tot nog toe, ten minsten in onze Taale, voorhanden hebben, wanneer ze op eene regtmaatiger wyze op de tegenstanden van Dyken en Waterkeeringen worden toegepast, onze Verhandelingen, over dat voor ons Land zo gewigtig onderwerp, door den tyd nog zal kunnen verbeeteren’. |
|