Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1779
(1779)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijPraktikaal Vertoog aangaande de uitneemendheid van de Leere der Verzoeninge; vervat in eene Verhandeling over den XXXII Psalm. Door G. de Haas, Dr. der H. Godgeleerdheid en Predikant te Middelburg. Te Middelburg by P. Gillissen, 1778. Behalven de Voorreden 546 bladz. in gr. octavo.De Eerwaerde de Haas, dezen Psalm beschouwende als een Boetpsalm, door David opgesteld, by gelegenheid van zyn door God gestraft misbedryf, 't welk hy door de Volkstelling begaen had, gebruikt dezelve, ter aenleidinge van een practicael Vertoog aengaende de | |
[pagina 181]
| |
uitnemendheid van de Leer der Verzoening. Met dat oogmerk legt hy 't niet zo zeer toe, op ene uitgebreide Letterkundige Verklaring van dit Zangstuk, als wel op het in acht nemen van de Leeringen en onderwyzingen, die men 'er, zynes oordeels, uit af te leiden heeft; waer van hy dan gebruik maekt, ter ontvouwinge van de Leer der Verzoeninge door Jezus Christus, zo als hy dezelve in hare uitmuntendheid in de Euangelieleere voorgedragen oordeelt. Ter dezer oorzake geeft zyn Eerwaerde gemeenlyk eerst een beknopte uitlegkundige verklaring van ieder gedeelte, met aentooninge van de hoofdbyzonderheden, welken daer in begrepen zyn; en dezen uitgebreid hebbende, leid hy uit dezelven zyne onderwyzingen af, die hy ter bemoediginge en verdere betrachtinge aendringt. Naer 's Mans denkwyze is alles regelmatig behandeld, en gemoedlyk voorgesteld, waer van wy onderscheiden voorbeelden zouden kunnen melden; maer zo even gewag gemaekt hebbende, van de Leer der algemene welmenende aenbieding, worden wy enigzins bepaeld, om den Eerwaerden de Haas hier desaengaende te laten hooren, daer hy zich uitdruklyk voor dezelve verklaert, by gelegenheid van een en ander gezegde daer toe betrekkelyk. Onder andere laet hy zich, wegens den stryd van sommigen op den verzoeningsweg, met opzicht tot hunne betrekking, in dezer voege uit. ‘In dit geval verslyten zy, die den verzoeningsweg bewandelen, hunnen tyd niet met kenmerken van genade in zig zelven te gaan zoeken, wel weetende, dat zy nooit minder kans hebben, om die, die tot hunne ziele zeggen, gy hebt geen heil by God, den mond te stoppen, dan, wanneer zy zulks willen doen door redenkavelingen over de regte kenmerken der genade, en derzelver toepassinge op hunne perzoonen. Door de ondervinding geleeraard, dat zulks wel goed gaat, wanneer men in het licht is; maar niet, wanneer men zig in het duistere, en onder vyandlyke aanvallen, bevindt, tragten zy liever ter vastmaaking van hunne betrekkinge, werkzaam te zyn met genade, dan wel met kenmerken der genade. Zy neemen den schild des geloofs aan, door op Gods onsaalbaar getuigenis te erkennen, dat alle zondaaren, die onder de bediening van het Euangelie leeven, in het Euangelie aanhoudend van God geroepen worden, tot deszeifs gemeenschap in christus. Deeze geloofs er- | |
[pagina 182]
| |
kentenis doet hen zeggen: “Hoe het ook met my mooge gesteld zyn, ik worde toch geroepen. Ik worde geroepen, zoo als ik ben. Alware ik nog geheel genadeloos, ja al muntte ik boven myne onbekeerde natuurgenooten in slegtigheid, verstandeloosheid en godloosheid uit, evenwel ben ik begreepen in de liefde volle roepinge van God, om dat dezelve algemeen en onbepaald is. Wat behoeve ik dan angstig naa kenmerken van genade in my zelven te zoeken? Laat ik liever een pad betreden, dat korter, dat te gelyk aangenaamer is, dat ook veel veiliger is, en door welks betreeding ook veel meer eer aan de genade geschiedt. Laat ik inwilligen in de liefde volle roepinge van God, zoo als ze zonder eenige bepaalinge aan zondaaren geschiedt. Doe ik dit op dit oogenblik, dan leeren my Gods onfaalbaare getuigenissen, dat ik op dit zelfde oogenblik deel aan Christus mag, ja moet rekenen, al had ik tot nu toe nooit deel aan denzelven gehad. Uit dit inzigt neig ik het oor myner ziele tot die roepstem van God, waar door Hy tot mynen perzoon, in hoedanigheid van zondaar, in het Euangelie zegt; zie hier ben ik! zie hier ben ik! om uit genade uwen Verbonds-God in christus te zyn. En op deeze roepstemme van God is de weerklank van myn harte: Zie hier ben ik, o God! zie hier ben ik! om uit genade uwen bondgenoot in christus te zyn.’Ga naar voetnoot(*) Door | |
[pagina 183]
| |
telken reize op zulk eene manier werkzaam te zyn, wanneer zy zig door twyffelmoedige gedagten nopens | |
[pagina 184]
| |
hun deelgenootschap aan de genade besprongen voelen, worden ze vaster en vaster in hunne genade staat. Daar door wordt te gelyk hun hart volkoomener in opzigte tot de leere der verzoeninge. Het gevolg is, dat zy den weg der verzoeninge met blydschap en God verheerlykende dankzeggingen, bewandelen, en dat hun pad is als een schynend licht, voortgaande en lichtende tot den vollen dag; tot dat de dag aanlichte, en de morgensterre opgaa in hunne harten’. |
|