Lofreden op den Heer De Voltaire, opgesteld door zyne Maj. den Koning van Pruissen, en op deszelfs bevel voorgeleezen in eene openbaare vergadering van de Academie der Weetenschappen te Berlyn. Uit het Fransch vertaald. Alom te bekomen. In groot octavo 34 bladz.
Veelligt mag men, met het hoogste regt, zeggen, dat Voltaire, zo uitsteekend mogelyk als eenig mensch ter Waereld, zyne goede en kwaade zyde had; des men zyn character in 't een en 't ander opzigt zeer sterk zoude kunnen maalen; en het ten uiterste moeilyk zoude vallen, op eene onpartydige wyze, dat gemengde character voldoende te schetzen. Zyne Majesteit heeft hem, als Lofredenaar, van de beste zyde beschouwd, en die als een oordeelkundig vernuft in het gunstigste licht geplaatst. Zy, die 's Mans Schriften doorleezen hebben, zullen ongetwyffeld den Koninglyken Redenaar meerendeels toevallen, wanneer zyne Maj. Voltaire beschouwt als Dichter, als een Vernuftig Schryver en als een Man vol medelyden omtrent ongelukkigen, die hy met raad en daad de behulpzaame hand wilde bieden; dan hem, niet alleen als Geschiedschryver, ook als Natuurkundigen, ja tevens als Bovennatuurkundigen, tot den hoogsten trap te verheffen, en hem uit welgegronde Godsdienstige beginzelen te laaten werken, luidt wat sterk: dit is meer op den toon van een Lofredenaar, dan op dien van een welwikkend Wysgeer; en dus overeenkomstig met het eerste character, dat zyne Majesteit in deezen aangenoomen heeft.