Bewys der mogelykheid, dat 'er menschen levendig kunnen begraaven worden. Door J.P. Brinckmann. Med. Dr. Uit het Hoogduitsch vertaald. Te Amsterdam by M. de Bruyn, 1778. Behalven het Voorwerk 196 bladz. in gr. octavo.
In dit Stukje levert ons de geneeskundige Brinckmann, eerst eene voorafgaande beschouwing van het Leven des Menschen, ter aantooninge waarin het bestaat, wat tot deszelfs onderhouding vereischt wordt, en hoe deszelfs volduuring of einde van ontelbaar veel omstandigheden afhangt, die grootlyks buiten ons bereik of bestiering zyn. Voorts eene verhandeling over den Dood en deszelfs tekenen, met aanmerkingen over de onzekerheid van veele dier kenmerken, die zelfs in byzondere gevallen zo ver kan gaan, dat men geene volkomene zekerheid des Doods kunne hebben, voor dat men genoegzaame tekenen van verrotting bespeure. Hieraan volgt, een nader berigt van zodanige gevallen, welken de Autheur beredeneert, en met een aantal van voorbeelden bevestigt. Daar aan hegt hy wyders eene opgave der middelen, waar door zulke onvolkomene dooden weder in 't leeven hersteld kunnen worden; die hy byzonderlyk op de voorheen gemelde gevallen toepast. En ten laatste stelt hy nog voor, eenige openbaare schikkingen, welken de Overheid, zynes agtens, in 't werk behoorde te stellen, om zodanige ongelukkige gevallen voor te komen. - Het onderwerp is gewigtig genoeg, om veeler aandagt tot zig te trekken; en de Heer. Brinckmann behandelt het zelve op zulk eene wyze, dat zyne onderrigtingen des aangaande meerendeels van eene weezenlyke nuttigheid zyn. Men vindt 'er, 't is waar, nu en dan eenige gewaagde gissingen onder; dan in alle byzonderheden van die natuur geeft hy zulke bedenkingen niet hooger op, dan als gissingen; die eene oplettende naspooring vorderen, en waarvan men met omzichtigheid gebruik kan maaken.