werk te stellen, dan gemeenlyk geschiedt, en naar de eer, van Oorspronglyke Schryvers te zyn, te dingen.
Buiten dit oogmerk heeft de Vertaaler tevens bedoeld Nederlands Jongelingschap aanleiding te geeven, tot eene uitgebreider kennis van de beroemde vernuftige Britsche Schryvers. Ter dier gelegenheid heeft hy dit Geschrift vermeerderd met ettelyke Aantekeningen, welken, behalven dat ze hier en daar ter ophelderinge, en aanspooringe, dienen, strekken, om de merkwaardigste byzonderheden nopens die Mannen, welker Schriften de Autheur beoordeelt, voor te draagen. Onder deeze Mannen, welker lof de Eerwaarde Young vermeldt, is de hooggeagte Addison geen van de minsten, schoon hy eerst in 't slot van zyn Werkje van hem gewaage. Dan dit had zyne rede; dewyl zyn Eerwaarde ten doel had, hem niet slegts als een Oorspronglyk Schryver, als een Man van Vernuft, maar te gelyk als een voorbeeldlyk Christen, inzonderheid op zyn Sterfbedde, te doen opmerken: daar Addison, met den dood op de lippen, tot een jongen Nabestaanden, dien hy tot zig geroepen had, zei: Zie, in welk eene Vrede een Christen sterven kan. Zyn Eerwaarde besluit met dit verhaal van 's Mans uiteinde, verknocht met treffende aanmerkingen over dit gewichtige onderwerp, zyn Geschrift; 't welk hierdoor, buiten het verstandlyke, nog eene zedelyke nuttigheid heeft. ‘Dit stichtelyk voorbeeld van den zo gerust stervenden Addison toch voert onze gedachten, gelyk de Vertaler zeer wel zegt, zelfs in tot een ander leeven: het spreidt ons de voortreffelykheid van onzen Godsdienst, en deszelfs heerlyke uitwerking, in dat alles beslissend tydstip van onzen overgang in de Eeuwigheid, ten toon: eene byzonderheid, die de Braafste der menschen, vergun my zo den grooten Gellert te noemen, zoo dierbaar schatte, dat hy dezelve, na ze reeds eenige reizen in zyne Schriften te hebben ingelascht, ook als een uitmuntend middel ter bemoediging van zynen stervenden Vriend Häseler waardig
keurde te gebruiken. Zie den 72 Brief in den Bondel, bladz. 135’.