| |
De pligten der Overheden, of Vertoog over de Rechtvaardigheid, als den grond van alle de Pligten van eenen Vorst. Door den Heer Moreau, Raad in 't Hof der Aides in Provence. enz. enz. Uit het Fransch vertaald. Zynde by deeze Vertaaling gevoegd eene Voorreden en eenige Aantekeningen van Mr. E. Luzac, Advt. Te Leyden, by Luzac en van Damme, 1778. Behalven het Voorwerk, 378 bladz. in gr. octavo.
Om een beknopt en geleidelyk denkbeeld van den Inhoud van dit voortreffelyk Geschrift, en 't bedoelde van den Heer moreau, onder 't oog onzer Leezeren te brengen, hebben wy geoordeeld niet beter te kunnen doen, dan gebruik te maaken, van des Autheurs eigen opgave van zyn bestek, zo als hy 't aan den toenmaaligen Dauphyn, den tegenwoordigen Koning van Frankryk, ontvouwd heeft.
I. ‘Ik zal, zegt hy, beginnen met aan te toonen, dat 'er volstrekte en onveranderlyke pligten zyn, voor alle menschen; dat de regtvaardigheid ouder is dan alle overeenkomsten, en dat zy, ver van hare kragt van dezen te ontleenen, dezelven dermate ten regel dient, dat geene overeenkomst ons kan verpligten, wanneer zy tegen de wetten der regtvaardigheid aanloopt. Hier uit zal U blyken, dat de pligten van den Vorst en van het Volk geenszins afhanglyk zyn van derzelver wederzydsche nakominge, of verwaarloozinge, en dat de misslagen van den eenen den anderen nooit grond kunnen geven, om zich van zyne verbintenisse ontslagen te agten.
II. Ik zal myn best doen om U de voordeelen van eene Regeeringe, welke door de Regtvaardigheid bezield wordt, af te malen, en het zal my weinig moeite kosten U te overtuigen, dat het geluk van Koningen en Onderdanen, het vermogen der eersten en de vryheid der
| |
| |
laatsten, uit dezelfde bron voortvloeien, en door dezelfde wetten in stand gehouden worden.
III. De regtvaardigheid vervolgens beschouwende als op den Troon gezeten, zal ik U doen zien, dat zy den Vorsten alle de pligten oplegt, door welken God gewild heeft, dat de menschen onder elkanderen zouden verbonden zyn. Uit dit gezigtpunt zal de regtvaardigheid van den Vorst, oneindiglyk uitgestrekter door den aart en de meenigte zyner verbintenissen, U ook oneindiglyk werkzamer voorkomen, door de aanhoudendheid van zyne pogingen. Dus zult gy, den Vorst als Stedehouder van Gods Almagt zelve, en als een werktuig van zyne goedheid aanmerkende, U een verheven denkbeeld vormen wegens zyne pligten, die allen zullen uitkomen op de poging, om het ryk der geregtigheid onder de de menschen te vestigen. Hier zult gy het Volk, dat hem als Opperhoofd erkent, tegen de onregtvaardigheid van deszelfs naburen, door het verschriklyk regt des oorlogs, zien beschermen. Daar zult gy hem volgen, terwyl hy yvert om, door goede wetten, door eene wyze bestiering, en door eene altyd werkzame regtsoefening, de onregtvaardigheden van zyne eigene onderdaanen te beteugelen, en hen tegen de gevolgen van hunne eigene losbandigheid te beveiligen, zonder hunne vryheid aan kluisters te liggen.
IV. De aart, het karakter en de werking van deze drie beweegraderen eener Regeeringe zullen U vervolgens onder het oog gebragt worden, als, in de handen van eenen regtvaardigen Vorst, niets anders zynde dan werktuigen, ter bevorderinge van het algemeene welzyn. Gy zult kennis krygen van de wezenlyke posten van alle de tusschenkomende arbeiders der Opperheerschappye, en gy zult zien, hoe, onder een' regtvaardig' Vorst, allen, die Stedehouders zyn van zyn gezag, naar het zelfde oogmerk streeven, zonder dat de leiding van den eenen tegen die van den anderen aanloopt, zonder dat hunne werkingen elkanderen belemmeren, zonder dat 'er eenige verwarring plaats heeft in hunne onderscheide pligten.
V. Om voor te komen dat deze eenstemmigheid gestoord worde, en tevens om dat de regtvaardigheid van den Vorst zich steeds bezig moet houden, met de eenparige werking van alle de ondergeschikte vermogens te handhaven, zal het noodig zyn U zelfs als dan te waar- | |
| |
schouwen, tegen de uitsporigheden, die ontstaan kunnen, uit dien loflyken yver, door welken de groote ziel van een Vorst tot de regtvaardigheid gedreven kan worden. Om dat in zyne wyze van handelen altyd koelzinnigheid en bedaardheid behooren te heerschen, moet gy de vaste palen kennen, buiten welken de zuiverheid van inzigten de onregelmatigheid der afdwalingen even zo weinig verschoont, als 't gevaar der voorbeelden wegneemt.
VI. Na dus, ô prins! uwe ziel door algemeene grondregelen te hebben voorbereid, zal ik eene ruimer loopbaan met U intreeden. Geen schroom zal my verhinderen om U den innerlyken aart van het Staatsbestuur te ontwikkelen, en U deszelfs natuur, voordeelen en samenhang te doen kennen. Gy zult onderscheid leeren maken, tusschen het natuurlyk vermogen van de kragt, die noodwendiglyk binnen zekere palen moet gehouden worden, en tusschen het zedelyk vermogen van 't gezag, het welk niet anders is, dan het regt om te gebieden, en alleenlyk bestaat, om dat het zelve de verpligting tot gehoorzaamheid vooronderstelt.
Dan zal het de gepaste tyd zyn, om U onder het oog te brengen de wezenlyke beginsels en de grondwetten, zoo van de Regeeringen in het algemeen, (want zy hebben alle dezelfde oogmerken te bereiken, en dezelfde verbintenissen te vervullen,) als van iedere Regeeringe in het byzonder: want geene is 'er, welker vorm niet behoort geëerbiedigd te worden; doch ik zal de eene en de andere zoeken, niet in de samenstelsels, die door den hoogmoed zyn uitgedagt; maar in de onveranderlyke orde en in de onverbreekbare wetgeving der Nature, den eenigsten regel, welken de Grondleggers van Ryken nimmer uit het oog moesten verloren hebben. Myne grondbeginselen zullen U ligtlyk doen opmerken, dat eene Alleenheersching, door goede wetten geregeld, onder alle Regeeringen die is, waarin het volstrekte gezag het grootste belang heeft om weldadig te zyn, het minste vermogen bezit om kwaad te doen, en het meest te verliezen heeft, wanneer het van de regtvaardigheid afwykt.
VII. Dewyl het oogmerk der Regeeringe is, den mensch het vast genot der regten, welke hem door de Natuur geschonken zyn, te doen hebben, zullen wy
| |
| |
vervolgens die regten onderzoeken; en naar dien dezelven ouder zyn dan de instelling van eenige burgerlyke maatschappy, zal ik U aantoonen, dat een Monarch onder eene onschendbaare verbintenis ligt, om die regten te handhaven. In ieder van deze regten zult gy dan een voorwerp van nuttige overdenkingen vinden, en een vrugtbaar grondbeginzel, welks gevolgen allen zo vele regels voor U zyn zullen, naar welken gy en over de deugd der wetten, en over de wysheid van 't bewind, en over de regtmatigheid der regterlyke beslissingen, zult kunnen oordeelen.
VIII. Om die verwonderenswaardige orde, welke het geluk en de rust in de samenleving moet bevorderen, te handhaven, heeft ieder staat zyne byzondere inrigtingen. Welke van dezen zyn nu eigen aan de Fransche Monarchye? Hier moet ik U voor eerst de natuur onzer wetgevinge leeren kennen. Gy zult zien dat, in Frankryk, de Vorst alleen en den titel en de oefening der wetgeevende magt in zynen persoon vereenigt, en dat, ondertusschen, wanneer 'er geene wetten zyn, die zynen wil aankondigen, en van die aankondiginge de bekragtiging, welke tot gehoorzaamheid verbind, ontleenen, het in de natuur der zaken onmogelyk is, dat alle zyne willekeuren wetten kunnen zyn: gy zult de wet zien opkomen in de Raadsvergaderingen van den Vorst, door de medewerking van het meerder licht, dat zy aanbrengen; dat zy van hem alleen de verpligtende kragt ontleent, die haar wordt bygezet door zynen wil, waar van het Koninglyk Zegel een onwraakbaar getuigenis verschaft; dat zy vervolgens plegtiglyk wordt afgekondigd in de Regtbanken; wier gehoorzaamheid, altyd voorgegaan door een verstandig en ernstig onderzoek, de grondslag wordt van het vertrouwen des Volks, en de waarborge van deszelfs onderwerpinge.
IX. Na dit alles zal ik overgaan tot de beschouwing der inrigtingen van het staatsbewind, welke dienen om de hand aan de wetten te houden, en somtyds zelfs om het geen aan dezelven ontbreekt te vervullen. Gy zult zien, dat het gezag van den Vorst, door de regtvaardigheid bestierd, dan zelfs, wanneer het voor zich eenen weg moet banen, nooit willekeurig kan zyn; dewyl het altyd een oogmerk heeft, en vermits de reden in al- | |
| |
le gevallen, waarin zy een einde aanwyst, ook de middelen voorschryft.
X. Eindelyk zal ik, de regels der regtvaardigheid, die de Overheden moeten betragten, toepassende op de hoogste geregtsoefening, U de orde en de ondergeschiktheid der regtbanken, stedehouders van het gezag en handhavers der wetten, afmalen; ik zal U onder het oog brengen den titel, waaruit hare pligten voortvloeien; tot welke maat hare regten te brengen zyn; en welke staatsgedaanten hare werking vertragen, om dezelven zekerer en kragtiger te doen zyn. Gy zult u volkomen overtuigd houden, myn vorst! wegens de noodzaaklykheid van deze schikkingen, welke dienen om een gelyk vertrouwen in te boezemen, en aan de Overheid die het hoogste gebied voert, wier belang het is, dat haar vermogen nimmer tot verwoesting strekke, en aan de onderdanen, voor welken het van belang is, dat het zelve steeds eenen zegenryken invloed hebbe’.
Alle deeze gewigtige Stukken ontvouwt de Heer Moreau, in tien Hoofddeelen, met de vereischte juistheid en nadruk, op zodanig eene wyze, dat hy ten overtuigendste doe zien, hoe het gezag der Vorsten en het geluk der Onderdaanen volstrekt steunt op, en afhangt van, 't handhaaven der Regtvaardigheid; terwyl hy de byzondere pligten der Vorsten op dien grondslag ten naauwkeurigste voordraagt. De Regtskundige Luzac heeft des, niet zonder reden, goedgevonden, dit Werk met eene aanpryzende Voorreden ook in 't Nederduitsch te voorschyn te doen komen, en 'er eenige aanmerkingen, betreffende onze Vaderlandsche constitutie en Vaderlandsche regten, by te voegen, welken den Leezeren hier te Lande byzonder te stade kunnen komen. - Men denkt veelligt, buiten die aanmerkingen, raakt dit Geschrift inzonderheid de Fransche Regeering; en doet dus, ten aanzien van ons Gemeenebest, niet veel ter zaake; dan daar de Heer Moreau, als uit het opgemelde te zien is, zyne redeneeringen gestadig vestigt op de onveranderlyke gronden van het Natuurlyke Regt, zyn ze meerendeels van die natuur, dat ze op alle regeeringsvormen slaan, of met eenig nadenken 'er op overgebragt kunnen worden. 't Is uit dien hoofde een Werk, dat ook in ons Gemeenebest met vrugt geleezen kan worden; vooral van dezulken die langs den eenen of anderen weg deel
| |
| |
hebben, of staan te erlangen, in de bestiering van onzen Staat; om een te dieper en leevendiger indruk te hebben, van den heilzaamen invloed van 't handhaaven der Regtvaardigheid op alle hunne pligten. En, schoon 't dus den zodanigen byzonder dienstig zy, is 't egter tevens een Werk van eene algemeene nuttigheid voor de Leden van ons Gemeenebest; die, onder het beschouwen van de pligten der Overheden, opgeleid worden, om zodanige Overheden hoog te schatten, en van hunne zyde ook hunnen pligt te betragten, naar eisch der Regtvaardigheid, buiten welker in agtneeming geen Land, hoe verstandig en regtmaatig ook bestierd, bestendig gelukkig kan zyn. |
|