werpingen of uitvluchten, en derzelver beantwoording.
3. Dat hij, bij 't tegenwoordig heerschend Ongeloof, zijne aandagt, bij elk openbaar voorstel, daarop veste, als op den voornaamsten vijand, tegen de waarneeminge zijnes Ampts.’ Hy moet, volgens de verdere uitbreiding hier van, naest de duidelyke verklaring der Geloofswaerheden, en derzelver aendrang ter betrachtinge, vooral zo 't Ongeloof ook in zyne Gemeente indringt, zyne Toehoorders met nadruk daertegen waerschuwen, en hun toonen, welke droevige gevolgen het Ongeloof voor den Vrygeest, en welk een schadelyken invloed het zelve, wanneer het algemeen word, op het Gemenebest hebbe.
‘4. Dat hij elke gelegenheid, zelfs buiten den omtrek zijner openbaare amptsbezigheid, waarneeme, om in de harten zijner toehoorderen eene waare, en bijblijvende, hoogagting voor den Godsdienst te verwekken en te bevestigen.’ Zulks raekt inzonderheid des Leeraers onderhoud in de gemeenzame verkering, en in gezelschappen, wel met de noodige getrouwheid, maer ook met de vereischte kloek- en voorzichtigheid.
‘5. Dat hij zig toelegge op een deugdzaamen, en met het Euangelium, het welk hij predikt, instemmenden wandel.
6. Dat hij geene vlijt spaare omtrent de jeugd, en zoeke eene vaste kennis van den Godsdienst in haar hart te brengen, en naar dezelve haare Ziel te beschaaven.’ By de nadere ontvouwing hiervan neemt zyn Hoogeerwaerdige de vryheid van op ene gepaste manier uit te weiden, over de manier van de opvoeding der Jeugd, welke, ten nadeele van den Godsdienst, maer al te veel plaets heeft. Verder toont hy aen, waer op een Leeraer zich, zo in zyne openbare als byzondere Catechizatien, voornaemlyk heeft toe te leggen; waeronder bovenal behoort, dat hy de bewyzen, voor die hoofdwaerheid, dat de Bybel Gods Woord is, met ongemene nyverheid aendringe. En dit leid hem ten laetste ter beantwoordinge der Vrage; ‘Hoe kan een Predikant de jeugd, op een bevattelijke en overtuigende wijze, nopens de de Waar- en Godlijkheid der Heilige Schrift onderregten?’ Waertoe hy een vry geschikten weg aenwyst.