Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1779
(1779)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 14]
| |
Geneeskundige Verhandelingen, aan de Koninglyke Zweedsche Academie medegedeeld. Uit dezelve by een verzameld, vertaald, en uitgegeeven door Jan Bernard Sandifort, Stads Med. Doctor in 's Gravenhage, Lid van verscheide geleerde Genootschappen. Vierde Deel, met Plaaten. Te Leiden by van der Eyk en Vygh, 1778. In groot 8vo. 539 bladz.Uit veele voortreffelyke Verhandelingen, in dit Deel vervat, neemen wy tot een proef hier over, dewyl wy van allen geen verslag kunnen mededeelen, de Verhandeling van onzen Landgenoot, den Leidschen Hoogleeraar, eduard sandifort; zynde een onderzoek, betreffende de werking van het Quassie-hout in de Jigt, in de Latynsche Taal aan de Zweedsche Academie medegedeeld. ‘Na dat de Archiater linnaeus, in eene Academische VerhandelingGa naar voetnoot(a) het Quassie-hout aan de geleerde waereld meer had bekend gemaakt, hebben veelen het zelve in onderscheide ziekten gebruikt; maar de uitslag is zelden evenredig geweest aan de hoop, en het is hier van daan gekomen, dat de meesten geen lust gehad hebben, om dit middel meer voor te schryven. De Heer tissot is egter van meening (de la santé des gens de lettres, p. 221.) dat het Quassie-hout in staat is om eene zwakke maag te versterken, de verteering der spyzen te verbeteren, de winden te verdryven, en door het wegneemen der verstopping, welke van verslapping der ingewanden van den buik ontstaat, open lyf te bezorgen. De Hoogleeraar schwencke schryft aan het zelve toe, het vermogen, om de rotting in het lighaam tegen te staan, en om, behalven het versterken der maag, ook te bevorderen de behoorlyke veerkragt der darmen (Beschryving der in- en uitlandsche gewassen, pag. 132.) De Heer kölpin, Hoogleeraar te Greifswalde, meld my, in eenen brief van den 13 December, 1768, dat hy van het zelve gezien heeft eene goede werking by twee Lyders, die de Jigt hadden, en eene Vrouw, welke met | |
[pagina 15]
| |
opstygingen geplaagd was, voegende'er by, dat de Hoogleeraar rhades, te Stettin, het nuttig gevonden heeft in Zenuwziekten, en ongeregelde Koortzen. Ja onlangs heeft de Heer monro, aan de Engelsche Societeit, medegedeeld eenen Brief van den Heer farley, die ook geplaatst is in de Philos. Transact. Vol. 58. p. 81., en waarin deeze Heer meld, dat hy op het Eiland Antigoa, met een afkookzel van Quassie-hout, geneezen heeft een Mensch, dat de Koorts had, en de Kina niet kon verdraagen, maar dezelve uitbraakte, meldende teffens, dat hy van dit middel daarenboven eene goede werking gezien had in drie andere gevallen in welke de omstandigheden gevorderd hadden, Kina voor te schryven, dewyl men rede had, om voor rotting te vreezen, maar de maag niet in staat was, om deezen bast te verdraagen: voor het overige heeft hy eene, met maagpyn gepaarde, braaking, geneezen door een afkookzel van anderhalf drachma van het lign. quassiae, en een drachma van de serpentaria virginiana. - Ik heb waargenomen, dat men van eene tinctuur, van dit hout vervaardigt, zich met zeer veel voordeel, by zwakke maagen, kan bedienen, wanneer de trek tot eeten is verlooren gegaan, en de spysverteering niet naar behooren geschied; uit deezen hoofde heb ik de tinctuur van het Quassie-hout reeds beginnen te houden voor een der beste maag versterkende middelen, inzonderheid na dat ik vernomen heb, dat andere Geneesheeren in de zelfde gevallen eene goede werking van dezelve hebben waargenomen. Ik heb ook een afkookzel van dit middel voorgeschreven tegen de Wormen, maar zonder eenig nut. Maar daarentegen heb ik van dit Hout zeer veel nut in de Jigt waargenomen, en hiervan zal ik twee gevallen mededeelen, gaande met opzet voorby zulke gevallen, in welke dit middel niet alleen; maar gepaard met andere middelen, is voorgeschreven. - Eene Vrouw, van een zeer zwak lichaamsgestel, oud zeven- en veertig jaaren, die zedert veele jaaren geweldige Jigtpynen geleden had, en, gedurende deezen tyd, ook allerlei geneesmiddelen had beproefd, doch zonder eenig nut, wierd van deeze pynelyke ziekte zoo geweldig aangetast in het begin van het jaar 1769, dat zy niet, zonder hulp, uit 't bed konde komen, en niet, dan met zeer veel pyn, kon op de been zyn. Zy maakte wederom gebruik van allerlei middelen, behalven ook van die, | |
[pagina 16]
| |
welke men doorgaans tegen de Jigt gewoon is voor te schryven, maar alles te vergeefs. Ik sloeg haar toen voor de tinctuur van het Quassie-hout, na dat de maag en darmen vooraf behoorlyk gezuiverd waren. Van dezelve nam zy in witten Franschen Wyn dagelyks in, eerst dertig, en daarna zestig, droppels, eerst eens, en daarna twee maalen, kunnende zy, uit hoofde van den al te bitteren smaak, geen grooter gift verdraagen. Maar, niet tegenstaande dit, wierd zy egter, na verloop van eenigen tyd, gewaar eene aanmerklyke vermindering van pyn, waarom zy vervolgens dagelyks innam twee oncen, waar door zy van de Jigt zoo wierd bevryd, dat zy thans niet het minste ongemak daarvan bespeurd. - Op dezelfde wyze heb ik, met dit middel, geholpen eene arme Vrouw, welke langen tyd, uit hoofde van geweldige Jigtpynen, die vooral in de regter knie hunnen zetel hadden, het bed had moeten houden. Ik liet haar ook gebruiken de tinctuur yan Quassie-hout, tot vyftig droppen telkens, in bovengenoemde soort van Wyn; waarop volgde verligting van haar ongemak, de trek tot eeten, welke haar sedert langen tyd verlaten had, weder kwam, en zy allengskens meer en meer toenam in kragten. Vervolgens liet ik haar dagelyks inneemen anderhalf once van deeze tinctuur, waar door zy van haare pynen zoo volkomen wierd verlost, dat zy het bed kon verlaaten. Maar nadat zy eenigen tyd dit middel had nagelaaten te gebruiken, en haare pynen weder kwamen, hoewel die egter nu zo geweldig niet waren, schreef ik haar weder voor de tinctuur, van welke ik den uitslag nog wel niet gezien heb, maar die ik egter denk, dat even gelukkig zal zyn, als in het voorgaande gevalGa naar voetnoot(a). - In deeze twee gevallen heb ik de Lyderessen geen ander middel laaten inneemen, als de Quassia, ten einde des te beter te kunnen waarneemen, hoe veel nut zy aanbrengen konde; laatende, wat uitwendige middelen aanging, slegts alleen van vryvingen gebruik maaken. - Van wegen het gemak heb ik de tinctuur van het Quassie-hout den voorkeur, boven andere bereidingen van dit middel, gegeeven. Men bereidt deeze tinctuur | |
[pagina 17]
| |
het best, als men een once gesneden, of zeer fyn gemopt, Quassie-hout laat trekken in eene hooge glazen phiool, met zes oncen Franschen brandewyn in eene bekwaame warmte, tot dat de kragt uit het Quassie-hout genoeg getrokken is, waarna men de tinctuur zagt afgiet, en bewaart. - De Archiater en Ridder linnaeus heeft hier by gevoegd de volgende aanmerking. Ik heb zeer veele Waarneemingen, betreffende het Quassie-hout, en ik hoop 'er nog meer te zullen krygen. Die de werking van het zelve in de Geneeskunde onderzoeken wil, moet altoos den wortel neemen, die bruinagtig is, en niet den stam, die witis. Van de meeste houten, welke in de Apotheken worden gebruikt, neemt men den wortel, by voorbeeld van de Sassafras, Guajacum, Aloë, Rhodium, &c. ik heb een groot onderscheid gezien in de werking van 't lignum quassiae, dat van den wortel genomen was, en dat van onze Apothekers, dat van den stam is genomen’. In een Aantekening worden nog verscheide aanmerkingen en waarneemingen over 't gebruik van 't Quassie-hout, uit verschillende Auteuren, aangehaald; dog wy moeten ons met 't bovengemelde vergenoegen. |
|