Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1778
(1778)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 639]
| |
Proeve, over 't letter- en woordenziften, beneffens eene zamenspraak tusschen Swift en Bentley.
| |
[pagina 640]
| |
wier zielen zo donker waren als de plaatzen hunner huisvestinge, vondt men vervuld met misslagen, verbasteringen; en het was onmooglyk een bladzyde te leezen, zonder zich verlegen te vinden met duisterheden, of uitlaatingen, door gissing alleen aan te vullen. Gy moogt, als 't u lust, lachen, over de koele gesteltenis der Letterblokkeren, die een twaalftal, of meer, Handschriften inzagen en raadpleegden, om de rechte plaats te vinden van een lid of bywoord: gy zult, egter, hoe zeer gy ook, te deezer gelegenheid, boert, de nutheid huns arbeids moeten erkennen. Ik weet wel, men heeft deeze onvermoeide opspeurders van den waaren zin der Schryveren den bynaam gegeeven van Kruijers in 't Gemeenebest der Letteren, men heeft hunne werken, schimpender wyze, de Pakhuizen der Letterkunde geheeten. Maar men bedenke, dat, schoon de Bouwkunstenaar den grootsten roem verdiene, zyne plans en ontwerpen, zeer weinig zullen beduiden, zonder den mede arbeid der Metzelaaren en Opperlieden. Doch, zonder verder aan te dringen op het voordeel, uit deeze soort van Letterziftende Oordeelkunde, tot het ophelderen van oude Schryveren, ontstaande, dunkt het my baarblyklyk, dat dezelve aankweeking verdiene, al ware het slegts om onze eige Taal op beter voet te brengen en te beschaaven. Slaat gy het oog te rugge op den Staat der Letterkunde, gy zult ontdekken, dat slegts weinig Schryvers, in hunne eigene Taal, zich fraai en cierlyk uitdrukten, eer dezelve, door Spraakkundigen, onderzogt, en tot vaste regelen van overeenkomst gebragt was. Zy mogen meesters geweest zyn van kragt en klem in de uitdrukkingen: dewyl deeze de eigenaartige uitwerkzels zyn van natuurlyk vernuft; doch zy waren buiten staat om, by de zinrykste gevoelens en sterkste uitdrukkingen, de bevalligheden van een netten en beschaafden styl te voegen. Indien wy, derhalven, voorwenden, smaak te bezitten, indien wy schoonheid boven leelykheid, duidelykheid boven verwarring keuren, moeten wy dien lof, welken wy gereedlyk toekennen aan andere deelen der Letterkunde, aan het Woord- en Letterziften niet weigeren. Langen tyd is de Wereld vooringenomen geweest te- | |
[pagina 641]
| |
gen de Opstellers van Woordenboeken, en heeft hun eer beschouwd in 't licht van werkzaame Blokken, dan van lieden van smaak en vernuft; doch, gaan wy opregt te werke, wy moeten bekennen, dat de Geleerdheid meer verschuldigd is aan Woordenboeken, dan aan eenige andere voortbrengzelen: dewyl, zonder derzelver behulp, de oude Schriften, die bronnen van Letterkunde, onverstaanbaar zouden gebleeven zyn. De Engelsche Taal is verrykt door de schakespears, de miltons, de lockes, van vroegeren tyde; doch wy kunnen, met volle waarheid, zeggen, dat ze gezuiverd en verfraaid is, door de Taal- en Letterkundigen van deeze dagen: en 't is van hun alleen, dat wy de zuiverheid en netheid, daar aan nog ontbreekende, te wagten hebbenGa naar voetnoot(*). Maar ik agt my ontslaagen breeder over dit onderwerp uit te weiden; vermids ik my verzekerd hou, dat gy het in geen goeden ernst meende, wanneer gy u tegen deeze soort van Letterkunde aankantte. Neen, florus, ik kan noit denken, dat iemand zo veel moeite zou aangewend hebben tot het verkrygen van eene bekwaamheid, welke hy niet agtte, ik kan het niet op my verkrygen, vast te stellen, dat gy eene kunst versmaadt, in welke gy uitmunt. - Liever wil ik u eene Zamenspraak tusschen swift en bentley mededeelen.
bentley.
Laat af, goede Dr. swift, van uw schempen en smaalen. In deeze Gewesten, waar Vernuft geen gelach mag verwekken, ten koste van verdiensten, en waar rede het belachen moet billyken, geloof ik, zult gy bevinden, dat ik een veel hooger plaats in de agting van anderen bekleed, dan uwe trots my gereedlyk wil toestaan.
swift.
Zeer eerwaardige, en geleerde Dr. bentley, het | |
[pagina 642]
| |
moeit my, te bespeuren, dat eenige myner losse slagen, het zwaar gewigt van uw misnoegen, my op den halze gehaald hebben. Weinig dagt ik, dat het gekrabbel van een zo gering Schryver, als ik ben, de aandagt zou getrokken hebben van een staatlyk Oordeelkundigen, die zyn gansche leeven, zo dierbaar voor 't Gemeen, besteedde in het volvoeren van de onpartydige taak, om de rechte plaats van een Lid- en Bywoord aan te wyzen in eenig verminkt oud Schryver. Gy tast zeker mis, wanneer gy denkt, dat ik iets spotagtigs in myn gelaad vertoonde. 't Is met een ontzag, gelyk aan dat waar mede ik een socrates of een plato aanschouwe, dat ik het oog op u slaa, op u, den grooten weldoender des Menschdoms, die uw leeven besteed hebt in de nutte weetenschap der Letter- en Woordzifterye.
bentley.
Nog verkleefd aan uwe geliefde Spotterny? Ik zal, Dr. swift, het my geenzins vermeeten, u met uwe eigene wapenen te bestryden; gy zyt in het behandelen daar van een volkomen meester geworden. Maar, wanneer gy genegen zyt met my, op gelyken voet, te stryden, Geestigheid ter zyde te zetten, en het geschil met Rede te voldingen, dan vertrouw ik u te zullen kunnen staan: en, indien ik, gelyk gy beweerd hebt, eene laakbaare strengheid hadt in myn styl en voorkomen in de bovengewesten, ik zal 'er my gaarne geheel van ontdoen, op voorwaarde, dat gy, van uwen kant, aflaat, om die kwaadaartige neiging, van de ernsthaftigste Persoonen en gewigtigste zaaken in een belachlyk licht te stellen, bot te vieren.
swift.
Goed, Doctor, alle boertery ter zyde. Wat hebt gy in te brengen tot verdeediging, dat gy eene schranderheid, geschikt om de nutste zaaken uit te voeren, verkwist hebt in ydele naspeuringen van nutlooze onderwerpen der Oudheid? Hoe kunt gy de agting, welke gy u aanmaatigde, over het ontdekken van een lidwoord, door de verhaasting of slofheid der Uitschryveren veroorzaakt, en 't welk geen merkbaaren hinder deedt aan de meening des Schryvers, staande houden? | |
[pagina 643]
| |
bentley.
Indien ik genegen ware, dit stuk tegen u om te keeren, ik zou, misschien, in staat weezen, om niet alleen de nutloosheid, maar schadelykheid van veele uwer Werken te betoogen. - Doch ik laat af van een stuk, 't geen ons mogelyk in een heftig geschil zou wikkelen, - alles, wat ik beweer, bestaat hier in, dat, indien ik geregtigd was om bewonderd te worden, ik althans geene versmaading verdiende.
swift.
Gy stelde te veel gewigts in beuzelingen, en gy voerde uwe Lettergeschillen met eene vinnige bitterheid, weinig voegende aan een Voorstander van beschaafde Letterkunde.
bentley.
Verregaande tergingen, onverdiende mishandelingen, een natuurlyk driftig gestel aangedaan, vervoerden my, ik beken het, meermaalen tot eene heftigheid, welke ik, in bedaarder oogenblikken, wraakte; doch wat de beuzelagtigheid myner naspeuringen, en de ydelheid myner Werken, aanbelangt, twyfel ik niet, of gy zult, u een weinig bedenkende, van gevoelen veranderen. - Veroorzaakt de uitlaating van één enkel woord niet dikmaals eene verbaazende duisterheid? Is duisterheid niet altoos lastig? Maaken verkeerde leezingen niet menigwerf de schoonste plaatzen jammerhartige wartaal, zonder slot of zin? Vernietigen de misslagen van onnauwkeurige en verminkte uitgaven niet al het vermaakt uit de schoonheden eens Schryvers te trekken? - Uwe eigene ondervinding zal u hier een bevestigend antwoord doen geeven. Deeze waren de ongelegenheden, welke ik zogt voor te komen; en, indien myne gissingen, zomtyds, misten, zullen myne vyanden zelve egter erkennen moeten, dat ze vernuftig waren uitgedagt. Het verstaan der oude Schryveren gemaklyker te doen worden zal elk Letteroefenaar erkennen, dat een verdienstlyk werk is in het Gemeenebest der Letteren - en dit heb ik gedaan.
swift.
Ik beken, een onbevoegd Regter te weezen over uwe verdiensten in dit ziftende deel der Oordeelkunde: want om u de waarheid openhartig te belyden, kon ik noit | |
[pagina 644]
| |
eenig Schryver met een microscopisch oog leezen. Ik begeerde nimmer myne aandagt af te wenden van de schoonheden eens Schryvers, om de misslagen eens Uitschryvers, of de drukfeilen eens Drukkers, na te gaan. 't Was my genoeg, als ik de meening eener uitdrukking begreep, 't welk ik gemeenlyk, met eene gewoone maate van schranderheid, kon doen, zelfs dan wanneer 'er een lidwoordje was overgeslaagen. - Ik wil, nogthans, toe staan, dat gy een groot deel bezat van de verdiensten, die een nauwkeurig naziender van Proeven der Drukpersse tockomt. - Maar wat zegt gy van die Studien, welker aanbelang my toeschynt gelyk te staan met het naspeuren van de wyze, waar op de oude Grieken en Romeinen hunne Mantels vouwden, of hunne schoenen vast maakten?
bentley.
De eerbied, met welke wy deeze Ouden beschouwen, doet de minste omstandigheid, die licht verspreidt over hunne Zeden en Gebruiken, een voorwerp worden der aandagt, eens rechtschaapen Letterminnaars waardig. Oppervlakkige Snaateraars mogen daar over lachen; maar de Man van diepe Geleerdheid zal zulke naspeuringen, als strekken om duisterheden weg te neemen, of ten minsten stoffe van vermaaklyke bespiegeling opleveren, een ernstig opzien, en yverig onderzoek waardig keuren.
swift.
Om u de waarheid te zeggen, myne gaaf was, Persoonen en zaaken in een bespotlyk licht te zetten. - Ik oordeelde, dat gy daar van een gepast voorwerp waart, en gunde my geen tyd; om de regtmaatigheid of voeglykheid van myn gedrag te overweegen.
bentley.
Ik zie u als bykans ongeneeslyk aan; doch ik zal u, egter, een raad geeven, die, schoon dezelve te laat komt om uw gedrag te verbeteren, uwe begrippen mag hervormen. Laat nimmer uwe gezindheid om te boerten, u, zo verre vervoeren, dat gy iemand in 't byzonder, of het Menschdom in 't algemeen, aantast, en smaad verspreidt op Characters, die regtmaatigen eisch hebben op Geleerdheid of Deugd. | |
[pagina 645]
| |
swift.
Nooit hadt ik tegen u kwaadaartige oogmerken; en ik weet niet, hoe gy in staat zult weezen, om de zydlingsche beschuldiging, van u beledigd te hebben, goed te maaken.
bentley.
Myn naam, die nu zelden zonder spot genoemd wordt, zou, hadt gy uw bittere spotterny t'huis gehouden, altoos geëerbied weezen: en vergun my de vryheid u te zeggen, indien gy het niet weet, dat het eene zeer groote verongelyking is, iemand, die eere verdient, veragtlyk te maaken. Gy zoudt meer als een Man van braave beginzelen gehandeld hebben, wanneer gy verdiensten gespaard en de kragt uws vernufts aangekant hadt tegen Dwaasheid, Onkunde, en Ondeugd.
swift.
Ik kan deeze beschuldiging, met weinig verandering, tegen u omkeeren. - Geloof my Doctor, dat gy meer als een Man van verstand zoudt gehandeld hebben, indien gy die bitterheid en heftigheid, welke gy in uwe Lettergeschillen liet blyken, betoond hadt in schande te doen nederdaalen op Ongodsdienstigheid, Ontheiliging en Zedeloosheid. |
|