| |
De voornaamste levensbyzonderheden van de vermaarde mejuffrouw Ninon de l'Enclos.
Mejuffrouw de l'enclos, die, onder den naam van ninon, in de laatst verloopene Eeuwe, zich zo vermaard gemaakt heeft door de bekoorlykheden van haar vernuft zo wel als door haare persoonlyke bevalligheden, was het eenig kind van den Heer de l'enclos, en Edelman van Touraine: en van Mevrouw de raconis, zyne Egtgenoote, eene Dame van Orleans; zy werd te Parys den dertlenden van Bloeimaand, des Jaars MDCXVI, gebooren, en ontving den doopnaam anna.
| |
| |
Haar Vader hadt, in zyne jeugd, den krygdienst gevolgd, in 't laatst der Regeeringe van hendrik den IV, en het begin der Regeeringe van lodewyk den XIII. Onder een der misnoegden van zynen tyd gerekend, werd hy, als zodanig, door den berugten Kardinaal de retz, in 't getal zyner vrienden geplaatst, en bleef het overige zyns leevens aan diens belangen verknogt. Haare Moeder was zeer bygeloovig Godsdienstig en klein van verstand.
De Heer de l'enclos, schoon in 't Staatkundige een partytrekker, was een Man- van verstand en geleerdheid; en, onder andere bekwaamheden, een volmaakt Meester in de Muzyk, bovenal bedreeven op de Luit. Haar Vader, die haar zeer beminde, onderwees zelve haar op dit Speeltuig, en zy werd 'er by uitstek op bedreeven.
Zy verloor haare Ouders, nog zeer jong zynde; tot deezen tyd was zy opgevoed door eenen Vader, die haar in alles beliefde, en eene Moeder, die haar in alles tegenging. Eene zeldzaame opvoeding, recht geschikt om een grillig Character te vormen! Maar, om ons niet in te laaten tot de byzonderheden van haare vroegste jeugd, is het genoeg hier aan te merken, dat de Natuur haar zo ryklyk begaafd hadt, dat ze bykans, zonder eenigen bystand, zichzelve vormde. Zy droeg haar Vaders verstand grooten eerbied toe, en omhelsde blindeling zyne begrippen. Dan, schoon de snedigheid haars begrips haar wel haast de zwakheden van haare Moeder deedt bemerken, belette zulks niet in 't minste om haar de pligtschuldige gehoorzaamheid eens kinds toe te draagen.
Ninons Moeder stierf, toen zy slegts veertien jaaren bereikt hadt, en haar Vader overleefde haare Moeder slegts één Jaar: zo dat zy, in den gevaarlyken ouderdom van vyftien Jaaren, meestresse wierd van zichzelve en van haar goed. Doch, niet tegenstaande haare jongheid, bespeurde men in haar een manlyk verstand zonder manlyke zeden; zy was bevallig zonder ligtvaardigheid; geestig zonder bitsheid; zy bezat een keurig begrip, een gezond oordeel, en fynen smaak.
Haar gestalte was meer dan middelbaar van hoogte, noch rank, noch vet, welgemaakt en keurig geëvenredigd: zy hadt, alles zamen genomen, eene schoone gedaante; doch geschikter om op een nader beschouwen in to neemen, dan om op het eerste voorkomen te treffen.
Zy drukte zich op eene sterke wyze uit, en zonder zich toe te leggen om te overtuigen, haalde zy anderen in haar gevoelen over. Zy bezat alle de behendigheden, en streeken der Coquettery, gepaard met al den geest der galantery: haar geheele voorkomen boezemde de hevigste aandoeningen in: want zy bezat die betoverende bevalligheden, welk eene Dame, op 't veroveren van harten gesteld, kan bezitten, en scheen zelve die aandoening te gevoelen, welke zy in haare verwonderaaren ontstak.
| |
| |
Voor 't overige was zy driftig van aart, en werd door haar smaak en verkiezingen geslingerd; ligt geraakt en gevoelig omtrent het minste ding dat haar zelve betrof, was zy koel, onverschillig en onaandoenlyk omtrent alles wat anderen raakte; zy bekreunde zich die dingen, waar in zy geen persoonlyk belang hadt, luttel. Dit was de geestgesteltenis van de vermaarde ninon de l'enclos. Hoe veele byzonderheden zyn daar in op te merken, om haare misslagen en gebreken te vergoelyken of te verschoonen!
Haare schoonheid en andere natuurlyke bevalligheden (gering, in de daad, in vergelyking met de gaven haars vernufts,) bragten te wege dat zy, nog zeer jong, ten Huwelyk verzogt wierd, en zich omringd vondt door eene menigte die na haare hand dongen; maar, dewyl zy toen reeds een zonderlingen afkeer hadt van het Huwelyksleeven, en een geest op vryheid gesteld, kon zy noit overgehaald worden om in ernst te denken tot het aangaan van zulk eene verbintenisse.
Ninon leefde ongehuwd; doch hadt een groot aantal kennissen en vrienden, 't welk van dag tot dag vergrootte: naardemaal zy de aantrekkelykste begaafdheden omdroeg: want behalve haar vernuft, verstand, en schoonheid, verstond zy de Muzyk volmaakt, speelde uitsteekend op de Klavecimbaal, de luit, en andere speeltuigen. In 't zingen hadt zy eene zwakke stem; doch zy zong in een allerkieschten smaak, en danste op 't allerbevalligst.
Nimmer spilde zy veel tyds aan haar toilet; maar was altoos zo veel te netter gekleed, als zy 'er minder opgesteld scheen om dus voor den dag te komen. Doorgaans droeg zy eenvoudige maar kostbaare stoffen, en schikte zich steeds naar de verschillende modes der tyden, en haare eigene jaaren. In haare reden straalde eene groote leevendigheid door, doch tevens een groote maate van goedaartigheid. Zy bezat de kunst van vrienden te maaken, en nog meer die om ze te behouden. Schoon ligtvaardig in haare verbintenissen, was zy zeer omzigtig in het te raade houden haarer geldmiddelen, en geregeld in de schikking van haar geheele huishouding: zy hadt een jaarlyks inkomen van omtrent tien duizend Livres, en hier van altoos één Jaar inkomen in voorraad, ten einde zy, by eene voorkomende gelegenheid, haare vrienden kon bystaan.
Weinige Bedienden hield zy: eene werkmeid, eene kamenier, een lyfknegt, een koetzier, en een kok maakte haar Huishouding uit; doch zy verstondt de kunst om zich wel te laaten dienen: zy hieldt altoos haar Character op, en beval alles met een zeker air van deftigheid.
Zy mogt, met reden, gezegd hebben dat ze haar eigen Leermeestres geweest was, en hadt, in opzigte haarer vorderingen in Smaak en Verstand, weinig verpligting aan anderen. Eer zy tien Jaaren bereikte, hadt zy montaigne en charron geleezen; op haar veertiende was zy in gansch Parys beroemd, wegens haare geestigheid en kunde. Zy verstond het Spaansch en Italiaansch volko- | |
| |
men; hadt de beste Schryvers, in beide die taalen, met oordeel, geleezen, en sprak ze gemaklyk. Geschiedschryvers, Wysgeeren, Dichters, oude en hedendaagsche, als mede Romanschryvers, las zy alle. Zy hadt zich verrykt met alle de schoonheden en schatten der Ouden, waar nevens zy de bloemen der toenmaalige geleerdheid voegde; en, hoewel zy Grieksch, noch Latyn verstond, velde zy een keurig oordeel over de beste vertaalingen van vaugelas en ablancourt. Zy schreef gelyk zy sprak, met eene verrukkende eenvoudigheid, en altoos voor de vuist weg: zy hadt een verheven gemoed, eene grootheid van ziel, kieschheid in haare gevoelens, en eene onnavolgbaare zwier in haare uitdrukkingen.
Als zy eenige haarer gevallen vertelde, hadt zy 'er den rechten trant op: doch zy deedt het zeldzaam; dewyl zy het tweemaal vertellen van één zaak ten uiterste haatte. Op zekeren dag klàagde de beroemde Schilder mignard zich by haar, dat zyne Dogter een slegt geheugen hadt. ‘Ik wensch 'er u geluk mede’, was haar antwoord: ‘want dan zal zy u met het ophaalen van gevallen niet verveelen’. Van dit over en weder over vertellen was zy eene zo groote vyandin, om dat zulks ligt een gezelschap verveelt, en teffens 't zelve tot eene zekere laagheid doet vervallen. Haare kundigheid was vry van vertoon, gepaard met zedigheid en eene beleefde oplettenheid op de zodanigen, met welken zy verkeerde. Zy wist veel; maar liet 'er zich nooit iets op voorstaan, noch tragtte 'er mede te pronken.
Welk een onderscheid tusschen deeze bekoorlyke Juffrouw, en het gros onzer hedendaagsche Juffertjes: wier geheele verdiensten in eene bevallig gelaat geleegen is! Die, ontbloot van verstandige denkbeelden, geen hooger bezigheid kennen dan knoopen en kaartspelen; die, zonder te leezen of den ommegang met kundigen, niets weeten, dan, gelyk papegaaijen, 't geen zy hier en daar hoorden, naaklappen; die, buiten het jammerhartig en gevaarlyk hulpmiddel het spel, kwaadspreekenheid, en minnekout, geen gesprek kunnen gaande houden; die, met het klimmen haaren jaaren, niets verkrygen dan eene vermeerdering van belachlyke zotheden, en, wanneer haare Aanbidders allengskens haar begeeven, en eindelyk geheel verlaaten, zich overgeeven aan sombere naargeestigheid, ingebeelde ongesteldheden, en zomtyds het overschot haars slegts besteeden leevens tot den Godsdienst schikken.
Ninon woonde in de Parlement Straat agter de Plaats Roijal, in een huis, 't geen ze op lysrente gekogt hadt. 't Was klein, maar by uitstek net en gemaklyk: het bestondt uit twee vertrekken: het eerste was een ruime zaal, waar ze haar gezelschap ontving, 't geen gewoonlyk 's avonds ten vyf uuren kwam, en ten negen uuren vertrok. Deeze zaal was vercierd met de portraiten haarer beste Vrienden, geschilderd door de grootste Meester. Hier was ook haar klavecimbaal en boekery geplaatst. In het andere vertrek, was een klein kabinetje, fraaijer opgecierd dan eenig ander gedeelte
| |
| |
van het huis. De Geschiedenis van psyche was, aan de zoldering, in pleisterwerk afgebeeld: en alle de paneelen vertoonden, de minnaryen der oude Fabelkunde. Geen der wreedheden van de Liefde was hier afgebeeld: zy waren zelfs tot het minste denkbeeld daar van toe hier uitgemonsterd, alles scheen het welgelukken dier drift te ademen.
In dit vertrekje was zy gewoon te zitten, en ook te blyven wanneer het gezelschap klein was; hier hield zy ook haar luit. Zy speelde zeldzaam; doch als zy het deedt zou iemand zich veelligt verbeeld hebben dat het haare eenigste bezigheid was. Hier mede bezig zynde vergoedde zy bykans 't geen men daar door aan haare gesprekken verloor: naardemaal zy het vermogen bezat om haar geest als in 't speeltuig te doen overgaan; en 'er zo streelende klanken uit te haalen, dat de uitdrukkingen, als ik dus mag spreeken, zo aandoenlyk en teder waren, dat de ziel in de verschillende toonen dier welzamenstemmende Muzyk scheen te speelen, en haare vingers, als 't ware, gevoelens uitdrukten. Zy hadt ook een klein Landhuis by de Cordeliers, zeer aangenaam gelegen ten aanziene der lugtsgesteltenisse, het water en landgezigt: in dit verblyf sleet zy doorgaans de Zomermaanden, en bleef 'er niet zelden den Herfst over.
Schoon Mejuffrouw de l'enclos eene Ziel bezat, natuurlyk tot de Galantery geschikt, was zy noch eene Coquette, noch onstandvastig. Zo lang haare drift duurde minde zy opregt en getrouw: want zy was onbekwaam tot eenig bedrog of onopregtheid: dan, op 't oogenblik dat haare genegenheid ophieldt, en dit gebeurde zomtyds oogenbliklyk, als zy 'er minst op dagt, nam alle verkeering van dien aart voor altoos een einde.
Voor het overige was zy van eene gelykmaatige geaartheid, en allerbevalligsten ommegang; eene uitneemende Vriendin; edelmoedig, belangloos; zeer levendig, strikt in 't houden van haar woord, en, wat de regtvaardigheid betreft, allereerlykst.
Onder haare Minnaars bevondt zich de Heer de gourville, een Man van smaak, hooggeagt wegens zyne veelvuldige goede hoedanigheden, en zeer verknogt aan den Prins van condé. Deeze, in den Jaare MDCL, ten tyde van den Burger-oorlog, onder den naam van de Fronde bekend, op 't onverwagtst gebannen, en verpligt zynde het Ryk te ruimen, eer hy tyds genoeg hadt om schikking op zyne huislyke zaaken te maaken, maakte, den avond, eer hy vertrok, zyne opwagting by Mejuffrouw de l'enclos; haar verzoekende twintig duizend gouden Kroonen, die hy met zich bragt, te bewaaren tot het hem vry stond weder te keeren. Doch het niet voorzigtig oordeelende zyne geheele bezitting aan ééne hand te vertrouwen, hadt hy eene gelyke somme gegeeven aan den Heer de - een Man, in die dagen, uitsteekend door de strengheid zyner zeden, nauwgezetheid van geweeten, en, in Parys, wegens zyne eerlykheid beroemd
Eer twee maanden verstreeken waren was Mejuffrouw de l'en- | |
| |
clos, gelyk dit niet zelden gebeurde, in een nieuwen minnehandel ingewikkeld. De arme de gourville ontving hier de tyding van in zyne ballingschap, en was ten uiterste ontsteld over dit nieuws; hy beklaagde zich menigmaalen over zyne onvoorzigtigheid dat hy geen getuigschrift genomen had van het toevertrouwde pand, 't geen hy in beide de gevallen scheen vergeeten te hebben: hy hadt het geheel op haare genegenheid te hemwaarts laaten aankomen, en weinig denkbeeld, dat eene Vrouw als ninon, wanneer de banden van genegenheid verbrooken waren, die van eerlykheid ongeschonden zou laaten. Dit gevoelen hadt zo veel invloeds op hem, dat hy, zes maanden daar naa, verlof gekreegen hebbende om weder te keeren, in stede van na Mejuffrouw de l'enclos te gaan, zich by den Heer de - vervoegde, om het geld, hem toevertrouwd, af te vraagen: 't geen hy toen rekende zyn geheele bezitting te weezen. Maar in welk een verlegen en raadloozen toestand bevondt hy zich, wanneer deeze uitwendig eerlyke Man, ondanks den roem zyner braafheid, de onbeschaamde schurkagtigheid hadt om volstrekt het toevertrouwde pand te lochenen, en hem in 't aangezigt te zeggen, dat hy noit een penning ter bewaaringe van hem ontvangen hadt!
Mejuffrouw de l'enclos eenige dagen daar naa van zyne aankomst gehoord hebbende, en verwonderd over zyn verzuim, als mede het weinig verlangen om haar te zien, zondt een boodschap om hem des te bestraffen. Den volgenden morgen maakte hy zyne opwagting: en als zy op zyn gelaat een gezette droefgeestigheid bespeurde, vroeg zy na de oorzaak van deeze kwelling; hy verhaalde haar de evengemelde gebeurtenis. ‘Myn Heer’, was haar antwoord, ‘ik heb ook, staande uw afweezen, een groot ongeluk gehad, en moet my geheel op uwe toegeevenheid verlaaten om vergiffenis te verwerven. Ik heb verlooren’ (hier hieldt zy eene wyl op) - ‘ik heb verlooren de genegenheid, die ik voor u hadt: maar ik heb myn geheugen niet verlooren. De twintig duizend Gouden Kroonen, die gy my ter hand stelde, zyn onaangeroerd gebleeven in 't zelfde koffertje als gy ze my gebragt hebt. Neem ze terstond met u, en wanneer het u behaagt my, op een anderen tyd, met uw gezelschap te vereeren, denk dan dat gy, schoon gy eene Minnaares verlooren hebt, een Vriendin hebt gewonnen’.
Toen ninon het zes- en vyftigste jaar haars ouderdoms bereikt hadt, kwam de Ridder de villiers, een Natuurlyke Zoon, dien zy hadt by den Graaf van jersey, een Engelsch Edelman, in Parys van het land, daar hy opgevoed was, zonder zyne weezenlyke Ouders te kennen. Hy zag zyne Moeder. - Hy werd op haar verliefd. De vermeerdering, het geweld zyner drift ontrustte de ontroerde Moeder. Eindelyk, wanneer niets anders dan de ontdekking van 't geheim hem kon beletten zyne dringende aanzoeken voort te zetten, bragt zy hem in haar Slaapvertrek, en zeide, op de Klok wyzende, ‘Roeklooze Jongeling, ziet daar! op dat uur nu twee- en twintig jaaren geleden, bragt ik
| |
| |
u, op dit eigenste bed ter Wereld’! De beschaamde Jongeling vloodt na den tuin, en doorstak zich.
Dit toeval scheen geschikt om ook de dagen van ninon te eindigen. Het leedt meer dan twintig jaaren eer de troostlooze Moeder na eenige taal van een tederen aart wilde luisteren. Ten laatsten hieldt de Abt de gedoine by haar aan, en werd toegelaaten
Dus, op haar tachtigste jaar een Jong Heer van vyf- en twintig jaaren in liefde ontstooken te hebben, liet zy hem korten tyd daar naa vaaren. De Abt was zeer aangedaan over 't gekreegen afscheid; schoon hy haar bleef agten en beminnen, zo lang zy leefde; doch op geen anderen voet dan dien van Vriend met haar verkeerende.
Zy gebruikte noit eenigen anderen drank dan Water; doch at zeer smaaklyk: en was zo vrolyk en leevendig aan tasel, dat veelen gewoon waren te zeggen dat de Soup haar in 't het hoofd geloopen was.
Zy pleeg te zeggen, dat zy elk beminde dien zy agtte; doch beleedt openhartig, dat zy niet altoos de zodanigen, die zy beminde, agting toedroeg.
Christina, Koningin van Zweeden, die, in den Jaare MDCLVI, te Parys kwam, waar zy zich twee jaaren onthieldt, was zeer ingenomen met den ommegang van Mejuffrouw de l'enclos, en verklaarde, by haar afscheid, het geheele Hof, ‘dat zy, in Frankryk, geene Vrouw hadt aangetroffen, die haar zo zeer behaagde, of over welke zy zich dermaate verwonderde als de uitmuntende ninon.
Christina gaf haar geschenken en lofspraaken, alle moeite aanwendende om haar te beweegen, dat ze mede na Rome zou trekken. Maar lofredenen doen alleen de zodanigen, die 'er niet aan gewoon zyn, het hoofd draaijen. - Zy maakten ninon niet trots. Zy bedankte haare Majesteit voor de goede gevoelens, die zy van haar hadt, maar liet zich niet overhaalen tot de reis.
Deeze vermaarde ninon stierf den 17 van October des Jaars MDCCVI, te Parys, in den hoogen ouderdom van negentig jaaren, en vyf maanden, beweend door alle haare Vrienden en Kennissen. 't Is van haar alleen dat iemand met regt mogt schryven, ‘dat zy de bloemen der Lente behouden hadt, zelfs toen de Herfst reeds verstreeken was: en dat de tyd, die alle dingen schendt, over alle haare bekoorelykheden heen ging, als een pyl door de lugt snellende, die geen teken zyns doortochts agterlaat’.
Uit dit alles mogen wy opmaaken, dat ninon gelyk de meesten, twee Characters hadt, doch met deeze onderscheiding, dat zy die beide verdiende, een goed en kwaad naamlyk. Zy bezat een edelmoedig, doch een zwak Hart, en edele Beginzels, doch te zwak om haar te behoeden om geen slachtoffer haarer Driften te worden. |
|