| |
Nauwkeurig berigt van het koningryk Thibet, in eenen Brieve van John Stewart Esq. F.R.S. aan den Heer John Pringle, F.R.S.
(Overgenomen uit The Philosophical Transactions Vol. LXVII. P. II. For the Jear 1777.)
‘Het volgend Nauwkeurig Berigt van het Koningryk Thibet keuren wy niet alleen eene plaats, in ons Mengelwerk, waardig, om dat het ons nieuwe en nadere kennis verschaft van een groot Landschap, tot dus lang door de Europeaanen onbezogt, en hun nauwlyks meer dan by den enkelen naam bekend; maar tevens: dewyl elke Ontdekking van deezen aart strekt tot bevordering der Natuurlyke Historie.
| |
| |
Schoon het Koningryk Thibet by naam bekend zy, zints den tyd van marco paolo, en andere Reizigers van de Twaalfde en Dertiende Eeuwe, is het nooit door eenige Europeaanen te recht bezogt, vóór den tyd van welke ik thans zal spreeken. 't Is waar, eenige zwervende Zendelingen van de bedelende Monnikorde, waren op onderscheide tyden, tot verschillende deelen van dit Land doorgedrongen; doch hunnne waarneemingen, door onkunde en bygeloof bestuurd, en dus in een bepaalden kring omslooten, konden ons geene dan valsche en onvolkomene denkbeelden opleveren. Naa hun, hebben de Jesuiten, in Du Haldes Geschiedenis van China, de Wereld een kort Verhaal van dit Land gegeeven, met hunne gewoone arbeidzaamheid en oordeel opgemaakt, uit Tartaarsche vertellingen, 't welk, zo verre het loopt, vry juist schynt.
Het Land Thibet wordt in Bengale doorgaans Boutan geheeten. Het ligt ten Noorden van Hindostan; en is in de lengte daar van afgescheiden door een reeks hooge en steile bergen, eigenlyk een volduuring van 't groot gebergte Caucasus, 't welk zich van het oude Media en de oever der Caspische zee, rondsom de noordlykste grenzen van Persie, tot Candahar en Cassamire uitstrekt, en van daar den loop oostlyker richtende, de groote noordlyke sterkte uitmaakt van verscheide Landschappen des Mogolschen Ryks, en, gelyk wy reden hebben om te gelooven, in Assam of China eindigt.
De Mogollers, en alle andere Mussalmansche Bemagtigers van Indie, hebben altoos dit vervaarlyk Tartaarsche Bolwerk ondoordringlyk geoordeeld; en, schoon 'er in de Valeien, tusschen de laager bergen gelegen, die rechtstandig tot de groote bergketen omloopen, verscheide Indiaansche Volken woonen, die zy nu en dan aan hunne magt onderworpen en schatting schuldig maakten, hebben zy nooit na eene vaste en duurzaame heerschappy over dezelve gedongen. Het was, ter gelegenheid eener betwiste opvolging tusschen de Erfgenaamen van een der Rajahs of kleine Vorsten deezes Volks, dat de Boutaners van hunne bergen afgelokt wierden tot het bystaan van een der partyen, en onze [Engelsche] Landvoogdy hadt zich by de andere party vervoegd. De par- | |
| |
ty, door ons geholpen, behaalde in 't einde de overhand; en, staande deezen kleinen Oorlog, kreegen twee Volken, die, schoon nabuuren, elkander even min kenden, kennis aan den anderen.
In den aanval op eene Stad, Cooch Behar geheeten, geraakten onze troepen eerst slaags met de Boutaners: niets kon grooter weezen, dan de wederzydsche verbaasdheid by deeze ontmoeting. - De Boutaners, die in de vlakten nooit eenige andere dan vreesagtige Hindoos, naakt voor hun vliedende, gezien hadden, aanschouwden, voor de eerste maal, een lichaam van Menschen, even eens gekleed en wel uitgedoscht, beweegende in eene geregelde orde, en aangevoerd door Mannen in kleur, in kleed en in weezenstrekken geheel verschillende van die zy ooit gezien hadden: het schieten van 't grof geschut, het geduurig vuur der snaphaanen, ging hun begrip te boven. - Van den anderen kant vondt ons Volk zich op 't onverwagtst in den stryd ingewikkeld met lieden, geheel ongelyk aan hunne voorgaande vyanden in Indie; ruw van uitzigt, dapper in 't bespringen, met beestenhuiden omhangen, voorzien van pyl en boog en andere wapentuigen, hun byzonder eigen.
Onze krygsbenden namen de Stad in, en verkreegen veele dingen ten buit, als wapens, kleederen en huisraad van veelerlei soort. Beelden van aarde met goud, zilver en geëmaileerd, werden na Calcutta gezonden: het bleek volkomen Tartaarsch werk te weezen, zeer gelykende naar de afbeeldingen by de Reisbeschryvers te vinden: daarenboven waren 'er verscheide stukken Chineesch schilderwerk en Chineesche stoffen. - Terwyl deeze dingen ons te Bengale veel onderhouds verschaften, en van ons bezien werden, bereikte het gerugt van onze verrigtingen in den oorlog het Hof van Thibet, en wekten de aandagt op van Tayshoo Lama, die, (de Delai Lama minderjaarig zynde,) toen het roer van staat in handen hieldt. De Dah Teniach, of Deb Rajah, gelyk hy in Bengale genoemd wordt, (die onmiddelyk onder de Boutaners heerscht, en hun in den oorlog hadt ingewikkeld) een Leenhoorige van Thibet zynde, oordeelde de Lama het raadzaam zyne goede diensten aan te wenden, en zondt, in gevolge daar van, een man van aanzien na Bengale, met een Brief en geschenken aan den Land- | |
| |
voogd, om vrede te verzoeken voor den Dah, als zyn Leenman en Afhangeling.
Mr. hastings, de Landvoogd, hing geen oogenblik in twyfel, om, op de bemiddeling van den Lama, den vrede te schenken onder de gemaatigdste en billykste voorwaarden: en, 'er altoos op uit om elke gelegenheid waar te neemen, die het belang en den roem onzes Volks kan bevorderen, en strekken tot bevordering der Natuurkunde, stelde hy in den raad voor, om iemand, met een openbaar Character bekleed, na het Hof van Tayshoo Lama af te vaardigen, een verdrag van Koophandel tusschen de beide Volken te sluiten, als mede een Land en Volk, tot nog zo weinig bekend by de Europeaanen, te bezien.
Mr. bogle, een getrouw dienaar der Compagnie, wiens bekwaamheden en geaartheid hem alleszins geschikt maakten tot eene zo hachlyke en buitengewoone bezending, wierd uitgekoozen om ze te volvoeren. Het behoort niet tot myn tegenwoordig oogmerk een breed verslag te geeven van den voortgang en den gelukkigen uitslag deezes gezantschaps. Genoeg is het te vermelden, dat Mr. bogle, ontelbaare zwarigheden doorgeworsteld zynde, in 't hart van Thibet kwam; verscheide maanden zich aan 't Hof van den Tayshoo Lama onthieldt, en naa eene afweezenheid van vyftien maanden te Calcutta weder kwam: zyn' last tot volkomen genoegen van den raad volvoerd hebbende. Ik heb reden om te gelooven, dat Mr. bogle, ten eenigen tyde, de Wereld zal vereeren met een verhaal zyner Reize, vergezeld van waarneemingen over den Natuurlyken en Staatkundigen toestand des Lands. Ik verzoek, ondertusschen, verlof om eenige weinige byzonderheden, die ik uit zyne Brieven en Papieren verzameld heb, mede te deelen.
Mr. bogle verdeelt het grondgebied van den Delai Lama in twee deelen. 't Geen onmiddelyk aan Bengale grenst, en door de Inwoonders Docpo genaamd wordt, onderscheidt hy met den naam van Boutan: en het andere, 't welk zich noordwaards tot de grenzen van Tartarye uitsteekt, by de Inboorlinge Pû geheeten, noemt hy Thibet.
Boutan wordt, gelyk ik reeds vermeldde, geregeerd door den Dah Teniach of Deb Rajah. 't Is een Land
| |
| |
bestaande uit steile en ontoeganglyke bergen, wier toppen met altoosduurende sneeuw bedekt zyn: zy worden doorsneeden van diepe Valeien, door welke ontelbaare beeken stroomen, die, in loop versnellende, eindelyk de vlakte bereiken, en zich ontlasten in de groote Rivieren van Bengale. Deeze Bergen zyn aan de zyden met hooge Boomen van verscheide soorten bedekt: eenige deezer, als Pynboomen, zyn bekend in Europa; doch andere byzonder eigen aan dit land en deeze lugtstreeke. De Valeien en de zyden der Bergen, tot bouwen bekwaam, zyn niet onvrugtbaar, en brengen graanen en ryst voort: De Inwoonders zyn een stout en oorlogzugtig Volk, koperkleurig, in kloekheid van gestalte de gemiddelde Europische groote overtreffende, haastig en twistgierig van aart, en aan 't gebruik van sterke dranken verslaafd; doch eerlyk in hunnen handel; gewelddaadige roof is onder hun bykans onbekend. De Hoofdstad is Tassey Seddem en gelegen aan de Rivier Patchoo.
Thibet begint eigenlyk van den top der groote Bergketen van den Caucasus, en strekt zich van daar in de breedte uit tot de grenzen van Groot Tartarye, en misschien tot eenige der landen des Russischen Ryks. Mr. bogle verhaalt, dat men, eens den top der Boutansche Bergen beklommen hebbende, aan de zyde van Thibet niet evenredig afdaalt, maar, steeds op een vry verheven grondvlakte blyvende, Valeien doortrekt, die wyder, doch zo diep niet zyn als de eerste; ook zyn de bergen zo steil en in 't voorkomen zo hoog niet. Voorts beschryft hy 't zelve als het woestste en dorste land 't welk hy immers zag. De boschadiën, die allerwegen het gebergte in Boutan bedekken, vindt men hier in 't geheel niet, en uitgenomen eenige weinige boomen, digt by de Steden, treft men 'er geen aan. - De Lugtstreek is zeer streng en ruw. Te Chamnanning, daar hy overwinterde, schoon gelegen op de breedte van 31 gr. 39 min. en alleen 8 graaden ter Noorden van Calcutta, zag hy menigmaal den Thermometer in zyne kamer op 29 gr. onder het vriespunt van fharenheit's Schaal; in 't midden van April waren de stilstaande wateren alle bevroren, en het sneeuwde by aanhoudenheid sterk. Dit moet, buiten twyfel, toegeschreeven worden aan de verbaasde hooge ligging des lands en de groote
| |
| |
bevrooze tusschenruimte, over welke de Noorde wind onverhinderd heen waait van den Pool, door de wyduitgestrekte woestynen van Siberie en Tartarye, tot dezelve tegen deeze onzaglyke hoogte stuit.
De Thibetiaanen zyn kleinder van statuur dan hunne Zuidlyke Nabuuren, en van een min rustige gestalte. Hun kleur is ook fraaijer: veelen hunner hebben eene woestheid in hunne houding, in de andere streeken van het Oosten onbekend. Die ik te Calcutta zag, hadden volkomen een Tartaarsch uitzigt. Zy zyn van een zagten en vriendlyken aart; en Mr. bogle zegt, dat lieden, van een hoogen rang, beleefd en vermaakelyk zyn in gezelschap; niemand verveelende met pligtpleegingen en vleijeryen.
Het gemeene Volk, zo in Boutan, als in Thibet, gaat gekleed in ruwe wollen stof van eigen maakzel, gevoerd met zulk bont als zy kunnen bekomen; doch lieden van meer middelen, en hooger staat, draagen Europisch Laken of Chineesche Zyde, gevoerd met best Siberisch bont. De Afgezant van den Deb Rajah vertoonde zich in zyne Zomerkleeding te Calcutta, juist als de figuren die wy in de Chineesche Schilderyen zien, met een kegelvormigen hoed, een mantel van zyde met goud en zilver doorweeven, en ligte laarzen. De Thibetiaan, die den eersten brief van den Lama bragt, was, van 't hoofd tot de voeten, in 't bont bedolven. Het gebruik van linnen is by hun volstrekt onbekend.
't Voornaamste voedzel der Inwoonderen bestaat uit de melk van hun Vee, tot Kaas en Boter gemaakt, of gemengd met meel van slegte gerst of erten; het eenig graan, 't welk hun land voortbrengt: en van dit alles levert het slegts een gering aandeel; doch zy krygen Koorn en Ryst uit Bengale, en andere nabygelegen gewesten: ook worden zy voorzien van Visch uit de Rivieren, in hunne eigene en in de nabuurige Landschappen, die men gezouten in dieper geleegene gedeelten des lands opvoert. Het ontbreekt hun aan geen Vleesch van Runderen, Schaapen en Zwynen, op de hoogten geweid. Zy hebben ook Wild; doch in geen overvloed. By hun grypt eene zonderlinge wyze, om Schaapenvleesch te bereiden, stand; zy stellen het geheele beest, naa dat 'er de ingewanden zyn uitgenomen, bloot aan de Zon, en schraale noorde winden, die in
| |
| |
de maanden Augustus en September, zonder vorst, waaijen, en de vogten dermaate opdroogen en de huit sluiten, dat het Vleesch een geheel jaar over goed blyve. Dit Vleesch eeten zy doorgaans raauw, zonder eenige verdere bereiding. Mr. bogle werd menigmaal onthaald op dusdanig een geregt, 't geen hy, schoon in den beginne onsmaaklyk, eindelyk de voorkeus gaf boven eerst geslagt en toegemaakt Schaapenvleesch, 't geen hy doorgaans taai en onsmaaklyk vondt. Het was een vry gemeen gebruik der Amptenaaren in de Plaatzen, door welke hy heen trok, hem Schaapen, op deeze wyze bereid, te schenken; die, op de pooten staande, even als of ze leefden, voor hem gebragt wierden, 't welk in 't eerst eene aartige vertooning maakte.
De Godsdienst en Staatsgesteltenisse van dit Land, die op 't naauwste aan elkander verbonden zyn, zouden eene groote plaats, in dit berigt beslaan, wilde ik daar over uitweiden. Genoeg is het voor my te zeggen, dat voor tegenwoordig, en zints de uitdryving der Eluth Tartaaren, het Koningryk Thibet aangemerkt wordt als afhanglyk van het Keizerryk China, 't welk zy Cathay heeten: 'er onthouden zich daadlyk twee Mandarynen, met eene bezetting van duizend Chineesen in Lahassa, de Hoofdstad, om dit bewind te handhaaven; doch hunne magt strekt zich zo verre niet uit: de Lama, wiens ryksgebied steunt op de zekerste gronden, persoonlyke genegenheid en Godsdienstigen eerbied, bestuurt alles binnen het Ryk met onbeperkt gezag.
Elk weet dat de Delai Lama het groot voorwerp van aanbidding is by de onderscheide Stammen van Heidensche Tartaaren, die heen en weder zwerven door het groot gedeelte des Vasten Lands, 't welk zich uitstrekt van de Wolga tot Correa, aan de Japansche Zee, misschien het wyduitgestrektste Godsdienstig regtsgebied op den geheelen Aardbodem. Hy is niet alleen de Aardspriester en Onderkoning der Godheid op Aarde; doch dewyl 't bygeloof altoos het sterkst werkt, waar het verst verwyderd is van het voorwerp, merken de wydafwoonendste Tartaaren den Lama aan als de Godheid zelve. Zy gelooven dat hy onsterflyk, alweetend, en met alle deugden bekleed is. Alle jaaren komen zy uit verscheide Oorden, om zyn beeld te eerbieden, en
| |
| |
'er ryke gaven aan toe te brengen; de Keizer van China zelve, die een Manchou Tartaar is, blyft niet in gebreke, om hem, ten opzichte van het Godsdienstige, te erkennen, en onderhoudt, met groote kosten, in het Paleis te Pekin, een Onder-Lama, als een afgevaardigde van Thibet.
Men verhaalt dat veelen van de Tartaarsche Opperhoosden zekere geschenken ontvangen, bestaande in kleine stukjes van dat geen, 't welk hy uitwerpt, 't welk zy in gouden doosjes bewaaren, om 't by gelegenheid in hunne spyze te mengen. Dan de waarheid vordert hier te betuigen, dat Mr. bogle sterk ontkent, dat de Lama oit zodanige geschenken doet; doch dat hy dikwyls kleine balletjes geheiligd meel uitdeelt, die het bygeloof en de blinde ligtgeloovigheid zyner Tartaarsche Afhangelingen veranderen in 't geen hun behaagt. - Het regtzinnig geloof is, dat, wanneer de Groote Lama schynt te sterven, of van ouderdom of van zwakheid, zyne Ziel met de daad alleen een oude of slegte woonplaats verlaat om eene nieuwere en betere te betrekken, en weder ontdekt wordt in 't lichaam van eenig Kind, door zekere tekens alleen bekend aan de Lamas of Priesters; en dus verschynt hy altoos.
De tegenwoordige Delai Lama is een Kind, slegts cenige weinige jaaren geleden ontdekt door de Tayshoo Lama, die hem in heiligheid van Character 't naast komt, en gevolglyk, geduurende des anderen minderjaarigheid als Opperhoofd handelt. De Lamas, die zo wel het talrykste als het magtigste lichaam in den staat uitmaaken, hebben de Priesterschap geheel in hunne hand; en vervullen, daarenboven, veele Monnikordes, die by hun in diepe eerbiedenisse gehouden worden.
De Ongehuwde Staat geloof ik niet dat de Lamas stellig wordt opgeleid; doch zy houden het voor een onvermydelyken pligt voor Mannen en Vrouwen, die een Godsdienstig leeven omhelzen. In de daad, hunne Onthouding van 't Huwelyk, hun leeven in Gemeenschappen, hunne Kloosters, hunne Choordiensten, hunne Koraalketens, hunne Vasten, hunne Boetedoeningen, geeven hun zo zeer het voorkomen van Christen Monniken, dat het geenzins te bevreemden is, hoe een ongeleerd
| |
| |
Capucyn hun Broeders noemt, en waant in alle dingen de tekens van den H. franciscus te kunnen ontdekken.
't Is een oud denkbeeld dat de Godsdienst van Thibet een bedorven Christlyke Godsdienst is. Zelfs Vader desiderii, een Jesuit, (maar geen van de Chineesche Zending,) die het Land omtrent den aanvang deezer Eeuwe bezogt, denkt dat hy alle hunne Verborgenheden door de onze kan oplossen; hy beweert zeer scherpzinnig, dat zy zeker een goed denkbeeld van de Drieéénheid hebben: naardemaal zy, in hunne aanspraaken aan de Godheid zo dikwyls Konciokoik in 't meervoudige als Konciok in 't enkelvoudige zeggen: en by 't leezen hunner bidkoraalen deeze woorden gebruiken om, ha, hun. De waarheid der zaake is, dat de Godsdienst van Thibet, van waar dezelve oorspronglyk moge weezen, in den grond zuiver en eenvoudig is; zeer verheevene denkbeelden van de Godheid en geen veragtlyk Stelzel van Zedeleere inboezemende; doch vervolgens werd dezelve grootlyks veranderd en bedorven door de vonden van Menschen met wereldsche inzigten vervuld; een ongeluk waar over wy ons niet behoeven te verwonderen in een Stelzel van Dwaaling, daar wy weeten dat het Stelzel der Waarheid 't zelve heeft moeten ondergaan.
De Veelwyvery gaat niet in zwang onder de Thibetiaanen; doch de Veelmannery, nog veel strydiger met de denkbeelden der Europeaanen, heeft hier plaats, en is in hoogagting. In een Land, waar de middelen om een Gezin te onderhouden niet gemaklyk gevonden worden, schynt het niet onstaatkundig toe te staan, dat eenige Broeders met elkander een Gezin oprigten, tot welks onderhoud zy hunne vereende poogingen toebrengen. Met één woord, het is gebruiklyk in Thibet voor Broeders ééne Vrouw met elkander te hebben; en doorgaans leeven zy met haar in groote eendragt: zomtyds (en waar gebeurt dit niet, schoon men andere Huwelyksbeginzels volgt,) ontstaan 'er oneenigheden. Mr. bogle geeft hier van een voorbeeld in 't geval van eene zedige en deugdzaame Juffrouw, de Egtgenoote van zes der Neeven van tayshoo lama, die zich by haaren Oom beklaagde, dat de twee jongsten haarer Egtgenooten dat deel van liefde en goedwilligheid niet toebragten, 't welk Pligt en Godsdienst hun afvorderden. Hoe won- | |
| |
der vreemd ons dit gebruik moge schynen, het is eene onbetwistbaare zaak dat het op deeze wyze in Thibet plaats heeft.
(Wy zullen, by eene volgende gelegenheid, eenig verder Berigt geeven van dit bykans onbekende deel der Wereld.) |
|