| |
Bedenkingen over de slegte gevolgen van volks-gierigheid.
(Uit het Engelsch.)
Men heeft 'er gevonden, die, in goeden ernst, beweerden, dat gierigheid, hoe zeer dezelve het character van elk Mensch, hoofd voor hoofd, moge vernederen, en de Menschen bekrompen van begrip maaken, heilzaam is voor een Maatschappy. Dat byzondere Ondeugden ter baate van 't Algemeen zouden strekken, is een denkbeeld, zo hoonend voor de zaak der Deugd, dat, hoewel zulks toegestaan worde door den bespiegelenden Staatkundigen, het te wenschen ware, dat het altoos wederlegd kon worden door de Voorstanders der Zedekunde.
Gierigheid, nogthans, verschilt, in haare werkzaamheden, van andere Ondeugden. Zy is, zegt men, voordeelig aan byzondere Persoonen: dewyl zy het botvieren aan wellustige begeerlykheden beteugelt. Voor 't Algemeen is dezelve nadeelig, vermids zy het Geld, 't welk in het Lichaam van den Staat moet omloopen, gezondheid en sterkte aan alle deelen geeven, in den loop vertraagt.
De hoogzuinige Man komt zo na aan den staat der Natuure, dat hy, behalven voedzel en dekzel, nauwlyks eenige behoefte kent. Hy heeft geene begeerte tot de verfraaijingen, cieraaden, en uitgeleezene genietingen deezes leevens, om dat zy noodwendig Geld kosten. De volstrekte hehoeften der natuure worden ligt voldaan door de eigenaartige voortbrengzelen des lands, en met dee- | |
| |
zen is de Gierigaart te vrede. Hy brengt, overzulks, niets toe aan den buitenlandschen Koophandel, die niet alleen de overtolligheden des leevens verschaft; maar ter ryke bronne strekt van Algemeenen Rykdom. De Handelaar dringt niet door tot de verstafgelegene gedeelten der Indien, om Koopwaaren mede te brengen, die de naakten kleeden of de hongerigen voeden; doch die schitterende pragt, gemak, en vermaak verschaffen aan de ryken, dartelen, en weelderigen. Deeze Waaren kunnen misschien de gezondheid verzwakken, het hart bederven, en de zeden verbasteren van byzondere Persoonen; doch zy vermeerderen de geldmiddelen van den Staat, zy geeven aan denzelven sterkte in den oorlog, en ontzaglykheid in vrede.
Een Wysgeer, die zich met harssenschimmen streelt, gelyk de Staatsman van hem zou getuigen, zal mogelyk zich verzetten tegen het denkbeeld, dat de Weelde heilzaam is voor 't algemeen welweezen, om dat dezelve schadelyk is voor byzondere persoonen, die, in de daad, het Gemeenebest uitmaaken, en om dat het geluk der byzondere Leden het eindoogmerk van een verstandig Staatsbestuur moet weezen. Maar men hebbe altoos in 't oog te houden, dat wy in geen Utopia leeven, en dat wy, willen wy ons met geene ydele bespiegelingen streelen, onze denkbeelden moeten vormen, en onze daaden, zo ver de deugd gehenge, regelen, naar de aangenoomene begrippen, en heerschendé zeden. Het ware, weezenlyk, te wenschen, dat wy na de uitsteekendheid van een Spartaansch Gemeenebest zogten te streeven; doch dewyl dit niet verder dan wenschen kan komen, blyft 'er alleen overig, het beste gebruik te maaken van de dingen, zo als dezelve zyn, en onze ontwerpen te schikken naar de tegenwoordige gesteltenis van zaaken. Daarenboven moeten wy, door de voordeelen uit de Weelde voor een Staat gebooren, de voordeelen verstaan, die de geldmiddelen, de magt en luister van den Staat betreffen, en geenzins die de zeden, de deugden, en het burgerlyk bestuur raaken. Niets, derhalven, van 't geen wy hier in 't midden brengen, moet aangezien worden als ingerigt om onmaatigheid en verkwisting aan te pryzen.
In alle beschaafde Landen, waar de toeneemende beschaafdheid steeds onnoodzaaklyke behoeften invoert, zal men altoos eene menigte van Kunstenaars vinden, die alleen leeven van het bezorgen zodaniger dingen, als enkel strekken om de grilligheid der weelde en de onverzaade- | |
| |
lykheid van vermaak te voldoen, die dus greetig gezogt en ten hooge pryze gekogt worden. De kunstige handwerksman bloeit; hy onderhoudt een Gezin; hy brengt zyne Kinderen in zyn bedryf op, tot dat, eindelyk, deeze Bezorgers van het overtollige een der talrykste gedeelten van 't Gemeenebest uitmaaken. Hieldt de vraag na deeze dingen op, duizenden zouden onmiddelyk in de uiterste behoefte gedompeld, en de Staat vervuld worden met leden, die niet alleen nutloos, maar tot een grooten overlast waren. Wanneer het Goud en de Diamant, tot cieraad van den Ryken en de schoone Kunne strekkende, geen prys meer hadt, en het kostlyk kleed ter zyde gelegd wierd voor een staatig eenvoudig gewaad, zouden duizenden van handen, nu door eerlyken arbeid voedzel verzorgende voor talryke Huisgezinnen, zich uitsteeken en opheffen, om bedelende om een aalmoes tot leevensonderhoud te vraagen. Aan ander Werk zouden zy zich niet kunnen begeeven; veele handwerken zouden als dan even noodloos worden, en tot de volstrekt noodige was reeds genoeg volks.
De weezenlykste rykdom van een Staat is volkrykheid; doch de armen zullen zich niet genoopt vinden om een Huishouden op te rigten, en een talryk kroost te verwekken, wanneer zy weeten door vlytigen arbeid het niet te kunnen voeden; doch vooruitzien, dat zy voorwerpen van anderer milddaadigheid zullen worden, of omkomen door gebrek aan dat weinige, 't welk de eenvoudige natuur vordert. De geringste leden der Maatschappye zullen als dan niet langer in het Huwelyk treeden; in 't Huwelyk, 't geen burgerlyk, zedekundig en Godsdienstig beschouwd, de voordeeligste en eigenaartigste gemeenschap tusschen de beide Sexen is. De driften zullen, egter, om voldoening schreeuwen, en ongebonde minnehandel hier van het natuurlyk gevolg weezen; dan de kwaalen, de zwakheden uit algemeene ongebondenheid herkomstig, in 't einde de Bevolking geheel stremmen. De naakomelingschap, uit vermengde omhelzing gebooren, zal niet alleen klein, maar, ten laatsten, zwak, zieklyk, mismaakt, en kortleevend weezen.
Volks-verkwisting zal men, mogelyk, in 't midden brengen, veroorzaakt dezelfde onheilen onder de Ryken en Grooten, als Volks-gierigheid voor de Armen te wege brengt; doch de Ryken en Grooten maaken verre het geringste getal uit van den Staat; en zommigen hebben dur- | |
| |
ven beweeren, dat derzelver geheele vernietiging, zonder eenige ongelegenheid te veroorzaaken, door de lieden van minderen rang, zou kunnen geboet worden. - Men voege hier nevens, dat de Ryken het in hunne magt hebben om Weelde met Voorzigtigheid te paaren, en voldoening aan hunne lusten te schenken, zonder de kwaade gevolgen daar van te ondervinden. Lyden zy daar door, men mag zeggen dat zy dit lyden verdienen: dewyl zy het konden vermyd hebben, door Voorzigtigheid en Maatigheid; doch dit kan niet waar zyn ten opzigte van de rampen, die de Armen, door Volks-gierigheid zouden treffen; deeze zouden zo onvermydelyk als onverligtbaar weezen.
De behoeften der Weelde prikkelen de Werkzaamheid aan, en wekken de vlyt op: terwyl de behoeften der Natuure, weinig en gemaklyk te voldoen zynde, de kragten van ziel en lichaam in een staat van verdooving laaten. Slaan wy het oog onzer opmerkinge op omliggende Volken, wier byzondere Staatsgesteltenisse eene algemeene armoede onder lieden van laagen rang te wege brengt, en dus het verspreiden der Weelde verhindert, wy zullen ontdekken dat het grootste gedeelte een lustloos en kwynend leeven omdraagt, zonder, trek om uit te munten, of zonder begeerte om hun staat te verbeteren.
De Landen van het Turksche Ryk, die Oud Griekenland uitmaakten, leveren een bedroevend bewys op van de verbaazende verbastering, waar toe de menschlyke natuur kan vervallen, als zy, door slaaverny en gebrek, zich uitgeslooten vindt van den Koophandel, en verstooken van deszelfs gevolgen, kostbaare en weelderige vermaaken. Men kan niet veronderstellen dat de algemeene domheid en gebrek aan vernuft, zo zeer doorsteekende onder dit Volk, ontstaat uit eene minderheid van natuurlyke vermogens; maar moet zulks toeschryven aan eene hebbelyke ongevoeligheid; en deeze wederom aan geene andere oorzaak dan het mangel aan geschikte voorwerpen om de hartstogten van hoop en vrees op te wekken; die de dryfveeren zyn van allen loflyk bestaan en nutte onderneeming: en die geschikte voorwerpen kunnen alleen zich opdoen daar algemeene Vryheid en algemeene Weelde stand grypt. - Elk, die maar eenige bedreevenheid bezit in de Hedendaagsche Geschiedenis, weet, dat het kleine Gemeenebest der Nederlanden, hoe beperkt ook in
| |
| |
ommekreits, hoe schaars ook bevolkt, in vergelyking met de Oostersche Volken, grooter Mannen uitgeleverd, gelukkiger geoorlogd, en meer weezenlyken rykdom vergaderd heeft dan het geheele Ottomannische Ryk. En dit zal niemand verwonderen, die in aanmerking neemt, dat in de Nederlanden een heerschende zugt tot den Koophandel de Weelde heeft opgewekt, die nog den onvermoeiden Gelukzoeker aanzet tot het bestaan van nieuwe poogingen, welke in 't einde hem verryken, en 't aanzien zyns lands vergrooten.
Het oog op Oud Rome vestigende, ontdekken wy, dat het braaf, dapper en wys was onder Burgemeesters van agter den ploeg genomen; maar dat het ryk, onverwinnelyk, en met één woord, de Meesteresse der Wereld wierd, onder de zodanigen, die niet twyfelden om het voortbrengzel van een geheel Landschap op één avondmaaltyd te verteeren, of de inkomsten van een Koningryk aan eene Byzit te schenken. Het muntte, in dit tydperk, uit in kunsten boven eene geheele wereld, die het door de wapenen hadt te ondergebragt. Was Rome altoos by oude maatigheid gebleeven, het mogt, in de daad, de verwonderende hoogagting der Wysgeeren getrokken, en elk der inwoonderen hoofd voor hoofd gelukkiger geweest zyn; maar het hadt nooit alle de andere Volken in magt en rykdom overtroffen: deeze staatkundige voordeelen hebbe men als onafhangelyk van 't geluk der byzondere Leden, en afgescheiden van de Zeden, te beschouwen; doch wy moeten niet nalaaten hier op te merken, dat de Weelde en Overdaad, die tot vergrooting van Rome dienden, eindelyk, door het bederf der byzondere Leden, den val daar van veroorzaakten.
Een solon, of een lycurgus, moge op zyn kamer een Zamenstel van Wetten verzinnen, en een plan van Staatsbestuur ontwerpen, waar Onmaatigheid en Verkwisting zyn buiten geslooten; doch, indien hy verwagt, dat eene strikte onderhouding zyner instellingen zyn Gemeenebest de meerderheid zal doen krygen van Mededingers in rykdom en dapperheid, zal hy zich deerlyk te leur gesteld vinden. De twee Grieksche Staaten, in welke deeze groote Mannen Wetgeevers waren, onderscheidden zich nimmer door de uitgestrektheid van de landen hunner heerschappy of de menigte van inkomsten, schoon de eene geen gelyk hadt in Krygstugt en strenge Zeden, en de
| |
| |
anderen de beroemdste Helden, Dichters, en Wysgeeren kweekte.
Persie, waar de Weelde ten hoogsten toppunte klom, en de Deugden bykans in naam niet meer bekend waren, overtrof Athene en Sparte niet alleen in magt; maar vermeesterde de Wereld. Hoe verwyfd de Persen waren, door de warmte hunner lugtstreeke, en de verregaande kieschheid hunner zeden, veroorzaakte, nogthans, hun zugt tot vermaak, en de geest der Weelde, zulk eene vermenigvuldiging van Leden in dit Ryk, dat het bekwaam was om veele duizenden krygslieden in 't veld te zenden, en zomtyds, enkel door de meerderheid des getals, de poogingen van vernuft en dapperheid te verydelen.
Griekenland, egter, liet de strengheid haarer zeden vaaren, en bragt, onder het geleide van een Macedonier, gemaklyk de Oostersche Volken te onder, daar het dezelve in Krygskunde en beleid verre overtrof.
Slaan wy eindelyk het oog op Engeland, wy zullen rede vinden om te gissen, dat de magt des Rykdoms, waar door het tegenwoordig Oud Rome na de kroon steekt, welhaast geheel in armoede zou verkeeren, indien Wetten, op de verteering gesteld, die weelde en overdaad weerden, welke thans onder alle rangen van Menschen in dat Ryk heerschen. De voortbrengzels der Indien, die 's jaarlyks een vloed van rykdom doen ontstaan, zou men gemaklyk kunnen ontbeeren, dewyl het enkel overtolligheden zyn. Byzondere Persoonen zouden, misschien, met den tyd, zonder dezelve gelukkiger weezen; doch het Staatkundig Lichaam, zo als het nu gesteld is, zou welhaast tekenen van een spoedig verval vertoonen. |
|