| |
| |
| |
Leevensberigt van dr. Olivier Goldsmith.
Olivier goldsmith werd te Roscommen, in Ierland, in den Jaare MDCCXXXI, gebooren; zyn Vader, die een klein Landgoed aldaar bezat, hadt negen Zoons, van welken olivier de derde was. Oorspronglyk werd hy tot den Kerklyken dienst geschikt, en, ten dien einde, naa een grondig onderwys in de geleerde Taalen, benevens zyn Broeder, den Eerw. henry goldsmith, omtrent het einde des Jaars-MDCCXLIX, na Dublin gezonden. Op deeze Kweekschoole van Geleerdhei onthieldt hy zich eenige Jaaren, wanneer hy de waardigheid van Bachelor der Kunsten verkreeg; doch dewyl zyn Broeder, naa de Hoogeschool verlaaten te hebben, geene bevordering in de Kerk verwierf, veranderde olivier, op raad van goldsmith, Deken van Cork, van oogmerk, en bevlytigde zich op de Geneeskunde; eenige Lessen over de Ontleedkunde te Dublin gehoord hebbende, vertrok hy, in 't Jaar MDCCLI, na Edenburg; op deeze Hoogeschool, met vollen regt voor een der vermaardste in Europa, ten opzigte van de Geneeskunde, gehouden, zette hy zyne oefeningen daar in voort, onder verscheide Hoogleeraaren. Zyne goedhartigheid wikkelde hem welhaast in onverwagte zwaarigheden, en hy vondt zich genoodzaakt Schotland, op 't schielykste, te verlaaten: dewyl hy zich verbonden hadt eene vry groote som voor een Medestudent te betaalen.
Eenige weinige dagen daar naa, omtrent den aanvang des Jaars MDCCLIV kwam hy te Sunderland, digt by Newcastle, waar hy gevat werd, door de regtsvervolging van zekeren barclay, een Kleermaaker te Edenburg, by wien hy voor zyn Vriend borg geworden was. Door de tusschenkomst van laughlin maclare Esq. en Dr. sleigh; die zich toen op de Hoogeschool bevonden, werd hy schielyk uit de handen des geregts verlost, en ging scheep op een Hollandsch Schip na Rotterdam, van waar hy, naa een kort verblyf, zich na Brussel begaf. Hier op bezogt hy een groot gedeelte van Vlaanderen; en eenigen tyd te Straatsburg en te Leuven geweest zynde, te welker laatstgemelde plaats hy Li- | |
| |
eentiaat in de Geneeskunde werd, verzelde hy een Engelsch Heer na Bern en Geneve.
Het is volkomen zeker dat deeze vernuftige en ongelukkige Man, het grootste gedeelte van deeze reis te voet deedt. Hy hadt Engeland, zeer weinig gelds by zich hebbende, verlaaten; doch zyn Philosophische geestgesteltenis deedt hem betuigen: ‘Het raakt my weinig dat ik zonder middelen ben; op welk eene plaats der wereld ik my bevinde, zal ik myn aandeel van de goederen der aarde hebben; en een Mensch heeft zeer weinig noodig’! Met deeze gedagten gewapend, en gezond van gestel, zette hy zyn oogmerk voort, om de zeden en gewoonten der Menschen reizende te leeren kennen.
Hy verstondt het Fransch eenigermaate, en speelde redelyk op de sluit. Dit laatste, 't geen hy tot zyn vermaak en uitspanning geleerd hadt, strekte hem zomtyds tot een middel van bestaan. Zyne Geleerdheid verschafte hem eene heusche ontmoeting in de meeste Kloosters; en zyn fluitspeelen maakte hem aangenaam by de Boeren in Vlaanderen en Duitschland. ‘Wanneer ik’, verklaart hy ergens, ‘met het vallen van den avond aan 't huis van een Boer kwam, speelde ik een myner vrolykste deunen; hier door kreeg ik, niet alleen huisvesting voor dien nagt, maar ook eeten voor den volgenden dag’. ‘Doch’, voegt hy 'er nevens, ‘ik moet bekennen dat myne bekwaamheid in de Muzyk denzelfden gelukkigen uitslag niet hadt by lieden van een hooger rang: zy hielden my voor een jammerhartig Speeler, en ik ontving noit eenige belooning voor myne aangewende moeite om hun te behaagen’
Toen de Heer goldsmith te Geneve kwam, werdt hy aangepreezen als een bekwaam toeziend Reisgenoot voor een jong Heer, die onverwagt een grooten schat geërfd hadt van zyn Oom den Heer S.... in leeven een Lombaardhouder te Holborn. Deeze Jonge Heer, tot een Procureur opgevoed, besloot, het geld zyns Ooms in handen krygende, de wereld te gaan zien: en een verdrag met goldsmith maakende, bedong hy de vryheid om zelve het opzigt over de beurs te hebben: en goldsmith bevondt weldra, dat hy de kunst van geld te bestuuren wonderwel verstondt: gierigheid was
| |
| |
de bovendryvende drift, en heerschende hartstogt, van dien Jongen Heer. De meeste onderrigtingen, die hy zogt op te doen, bestonden hier in, hoe hy best zyn geld zou bespaaren, en op de onkostlykste wyze zyne reis voortzetten: of 'er ergens iets gekogt kon worden, waarop voordeel zat, als men het te Londen verkogt? Zeldzaamheden, welke hy, zonder een penning te besteeden, kon te zien komen, zogt hy vlytig op; maar als 'er iets voor betaald moest worden, betuigde hy doorgaans, gehoord te hebben, dat ze niet bezienswaardig waren. Nooit betaalde hy zelve eene rekening, ten einde hy niet altoos onder 't oog kreeg, hoe zeer veel het reizen kostte: eene zo verregaande gierigheid viel in een jong Heer, die nog geen twintig jaaren bereikt hadt. Terwyl goldsmith zich in Zwitzerland onthieldt, kweekte hy, by aanhoudenheid, zyn Dichtvermogen aan, waar van hy op de Hoogeschool te Edenburgh reeds eenige blyken gegeeven had.
Van Geneve toog goldsmith, met zyne jonge Reisgenoot, door de Zuidelykste deelen van Erankryk, waar deeze, eenig verschil met hem gekreegen hebbende, hem het klein gedeelte des bedongen loons betaalde, en van Marseille na Engeland overstak. Onze Zwerver vondt zich weder, van allen inkomen beroofd, in de wyde Wereld gelaaten, en doortrok, eene menigte van rampspoeden verduurende, door het grootste gedeelte van Frankryk.
In 't einde zyne nieuwsgierigheid voldaan hebbende, werd hy bedagt om weder na Engeland te trekken, en kwam, in 't laatst des Jaars MDCCLVIII, te Douvres. Menigmaal heeft hy verklaard, dat hy, te Londen komende, maar weinig stuivers bezat. Volstrekt een Vreemdeling in deeze Hoofdstad, vondt hy zich zeer verleegen, dus aan alles gebrek hebbende. Met moeite ontdekte hy in welk gedeelte der Stad zyn oude Vriend Dr. sleigh woonde. Deeze ontving hem met de vuurigste genegenheid, en boodt hem gulhartig huis en tafel aan, tot hy eenig middel van bestaan vondt. Goldsmith, geen Vriend tot een last willende weezen, omhelsde korten tyd daar naa, met greetigheid, een voorslag hem gedaan, om wylen den Eerw. Dr. milner de behulpzaame hand te leenen in het onderwyzen van Jonge Heeren op de Academie te Peckkam: hy kweet zich zeer tot voldoe- | |
| |
ning van dien Heer, eenen korten tyd: dan eenige eere ingelegd hebbende door het schryven van eenige Berigten en Boekbeoordeelingen in the Monthly Review, haalde de Heer griffith, Eigenaar diens werks, hem over, om het in orde schikken deezes werks op zich te neemen: hier op besloot hy zich aan 't schryven te begeeven, en keerde na Londen als de markt waar zyne bekwaamheden als Schryver den hoogsten prys zouden doen, en tevens de meeste eere inleggen. Dewyl zyne geldmiddelen zich in eenen zeer slegten staat bevonden, besloot hy zeer spaarzaam te leeven, en nam zyn intrek in een afgelegen hoek van the Old-Bailey, waar hy verscheide geestige kleine stukjes schreef. Wylen de Heer Newbery, die, ten deezen tyde aan Mannen, in Letterkundige bekwaamheden uitsteekende, groote aanmoediging schonk, werd een beschermer van onzen nieuwen Schryver: en gaf hem deel in een sterk getrokken Werk.
Het geluk, zo lang verdonkerd, scheen nu voor hem eenigzins op te daagen. De eenvoudigheid van zyn Character, de braafheid van zyn hart, en de waardy zyner Lettervrugten, maakten zyn gezelschap aangenaam in veele aanzienlyke Familien, en hy verliet zyn elendig verblyf in the Old-Bailey, om 't zelve te neemen in de beschaafder buurt van the Temple, waar hy geschikte kamers huurde, en op eene deftige wyze leefde. Verscheide Dichtwerken deeden hem in den rang der eerste Dichteren van den tegenwoordigen tyd plaatzen.
Onder verscheide Persoonen van aanzien, begeerig om hem te kennen, bevondt zich de Hertog van northumberland; zyne ontmoeting aan 't Huis diens Hertogs, wanneer hy daar eerst kwam, is verhaalenswaardig, dewyl ze ons een treffende trek van zyn Character oplevert. ‘Ik was, zegt hy, door myn Vriend Dr. percy verzogt om myne opwagting te maaken by den Hertog, die in een myner Werkjes een zonderling genoegen gevonden hadt. Ik kleedde my in myn beste gewaad, en by my zelven overlegd hebbende, hoe ik myn aanspraak te dier gelegenheid zou inrigten, ging ik na 't Northumberlands Huis; de Knegts gezegd hebbende dat ik met zyn Genade iets byzonders te doen hadt, werd ik in een Zydkamer gebragt, daar eenigen tyd gezeten hebbende, kwam 'er iemand, als
| |
| |
een Heer zeer netjes gekleed, te voorschyn. Ik nam hem voor den Hertog, en stortte al den voorraad van pligtpleeging en voorbedagte aanspraak uit, om hem te bedanken voor de eere my aangedaan: hier op verklaarde hy, tot myne groote verbaasdheid, dat ik, by vergissing, hem voor zyne Genade genomen hadt, die terstond by my zou komen. Met tradt de Hertog ter Kamer in. Ik was zo verlegen over deeze ontmoeting, dat ik nauwlyks woorden kon vinden om den Hertog voeglyk aan te spreeken en te bedanken. Ik vertrok zeer op myzelven te onvreden, wegens den begaanen misslag’.
Eene andere geschiedenis, mede strekkende om ons goldsmiths character te doen kennen, kunnen wy niet nalaaten hier plaats te geeven. Voor de uitgave van zeker Werkje hadt de Boekverkooper hem een Banknoot van honderd Guinjes ter hand gesteld voor de Copy. Goldsmith vertelde dit eenige uuren naa de ontvangst aan een zyner Vrienden, deeze gaf te kennen dat dit eene vry groote som was voor een zo klein Werkje. ‘In de daad’, antwoordde goldsmith, ‘dit dunkt my ook, ik ben niet gerust geweest, naa dat ik dit Bankbriefje ontving: ik zal, daarom, weder na den Boekverkooper gaan, en 't hem ter hand stellen’. Hy deedt zulks, het geheel aan den Boekhandelaar laatende hem te betaalen, naar maate van de voordeelen die het Werkje aanbragt: en deeze waren niet gering. De belangloosheid des Schryvers was de geheele Stad door bekend, elk wilde dat Dichtstuk hebben, en de Boekverkooper drong, op zyn beurt, om met hem de voordeelen, uit de verkoop spruitende, te deelen.
Hy vervaardigde, behalven zyne andere Schriften, Tooneelstukken; dan niettegenstaande den grooten opgang, welken zyne Werken maakten, zo dat hy, gelyk in 't zekere berigt wordt, in één jaar 1800 Ponden St. daar mede won, bevondt hy zich in geene ruime omstandigheden: dit ontstondt deels uit de milddaadigheid van zyn aart, deels uit eene ongelukkige zugt tot spel, in welks kunststreeken hy onervaaren was, en dus ten prooi strekte van allen die eerloos genoeg waren om voordeel te doen met zyne onkunde.
Kort vóór zyn' dood, hadt hy een Plan ontworpen, tot het vervaardigen van een Algemeen Woordenboek der Kun- | |
| |
en Weetenschappen: een Berigt daar van werd uitgegeeven. Tot dit Werk hadden eenigen zyner geleerde Vrienden, inzonderheid Sir joshua reinolds, Dr. johnson, Mr. beauclerc, en Mr. garrik, hem beloofd de hand te zullen leenen, door de stukken, tot verscheide Onderwerpen, te verschaffen. Van dit Werk beloofde hy zich alles goeds. Deeze onderneeming kreeg, egter, van de Boekverkoopers die aanmoediging niet, welke hy dagt dat ze verdiende, en hy beklaagde zich hier over bykans tot het laatste oogenblik zyns leevens.
Eenige jaaren was hy, op onderscheide tyden, geplaagd geweest, door eene smertlyke moeilykheid in 't wateren, die het laatste gedeelte zyns leevens bitter maakte; deeze gepaard met de wederwaardigheden, welke hem, uit andere oorzaaken, troffen, deedt hem tot eene doorgaande moedloosheid vervallen. In deezen ongelukkigen staat tastte hem een felle koorts aan, die, verkeerd behandeld, hem op den vierden van Grasmaand des Jaars MDCCLXXIV, in den ouderdom van drie- en veertig jaaren, wegrukte.
Zyne Vrienden, die talryk en van aanzien waren, hadden beslooten, hem in de Abdy van Westminster te laaten begraaven, en zyn Graf met een Gedenkteken te vereeren. De Slipdraagers van het Doodkleed zouden zyn Lord shelburne, Lord louth, Sir joshua reynolds, en de Heeren burchie, beauclerc en garrik; door eenige onbekende omstandigheden werd dit oogmerk agterwege gelaaten, en zyn overschot op het Kerkhof van den Tempel begraaven.
Pope treft zyn Character in één regel.
In wit a Man, simplicity a child. Dat is:
In Geest een Man, in Eenvoudigheid een Kind.
De geleerde rust, die hy wenschte te genieten, werd al te dikwyls afgebrooken door stoorenissen, uit zyne te groote ryklykheid ontstaande: dit vervoerde hem zomwylen tot bulderende vlaagen van drift; maar zyne gestoordheid bedaarde op een enkel oogenblik bedenkens; zyne Knegts wisten zich van die gelegenheid te bedienen, door hem kort naa de voorbygaande vlaag te
| |
| |
ontmoeten; vast verzekerd dat zyne gunst het geledene ryklyk zou vergoeden.
De algemeene agting, zyne Dichtwerken toegedraagen, en het herhaald genoegen, waar mede zy geleezen werden, strekken tot onlochenbaare kenmerken van derzelver verdiensten. Hy was een vlytig en nauwkeurig waarneemer van 't natuurlyke, gelukkig in de keuze zyner denkbeelden en zyner onderwerpen, en slaagde wonder in het welluidende der maatklank: en, schoon zyne dikwyls verleegene omstandigheden hem verhinderden de laatste hand te leggen aan verscheide zyner stukken, zyn 'er eenige die voor de best beschaafdste in de Engelsche Taal niet behoeven te wyken. Uit een en ander stukje deezes Schryvers, in 't Nederduitsch vertaald, kennen hem onze Landsgenooten, en zy zullen, zo wy hoopen, dit Leevensberigt met genoegen geleezen hebben. |
|