deren wasdom zorg dragen. De Goden zullen myne pogingen met hunnen zegen achtervolgen. Zy zullen opgroeien, zy zullen vruchten voortbrengen, zy zullen tot bomen worden, en derzelver verkwikkelyke schaduwe zal een nieuw leven aan mynen zwakken ouderdom byzetten. Dus sprekende, drukte ik ze tegens mynen boezem. Thans zyn zy, door de zegeningen der Goden, tot een rypen ouderdom gekomen; en myn gryze ouderdom vind onder die lommer een gelukkige, een vreedzame Schuilplaats. Even zo heb ik deze Appel-, Pere- en grote Note-bomen, die ik in myne jeugd rondom myne Hut gepoot heb, zien opwassen; zy breiden hunne oude Takken zeer verre uit, en overdekken myne kleine woning met een aangename lommer.
De wreedste van alle myne smerten is geweest, ô tedere Mirta! op dien tyd, wanneer ge, op myn kloppenden boezem, en onder myne omhelzing, den laatsten adem uitblies. De Lente heeft reeds twaalfmaal uw Graf met Gebloemte en Lauren vercierd. De dag, de gelukkige, de gezegende dag nadert, op welken myn Gebeente by 't uwe geplaatst zal worden; ja wie weet, of niet de aanstaande nacht dat stondje zal aanbrengen!
Och! met welk een strelend genoegen zie ik myn gryzen baard op myn borst golven; zy draagt getuigenis van mynen ouderdom; speelt vry jeudige Zephirs rondsom my; dartelt vry met de witte kronkels van mynen gryzen baard; immers zyn zy 't zo wel waardig als de blonde hairen van een jongeling of als de bruine lokken, die om den sneeuwwitten hals eener jonge maagd zwieren, die in 't prilste harer schoonheid is.
Mogt deze dag voor mynen Ouderdom een dag van vreugde zyn! Ik zal myne kinderen byéén verzamelen, benevens myn kleinzoon, die reeds begint te stamelen; wy zullen den Goden eene Offerhande toebrengen. Het Altaar zal hier voor den ingang myner Hut geplaatst worden. Ik zal myn kale kruin met een bloemkrans omringen; myn zwakke hand zal de Lier aanvaarden; en al te zamen zullen wy Lofzangen rondsom den Altaar zingen. - Dan zal ik myn tafel met bloemen en lauwren vercieren; en wy zullen, in 't midden van ons vrolyk onderhoud, het Ofter eeten. - Palemon, dit gezegd hebbende, richtte zich, al bevende, al waggelende, op; op zyn stok leunende, riep hy zyne kinderen, en vierde vrolyk met hun een Feest, ter eere van de goden.
g.h.e.