Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1778
(1778)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijElectrische proeven, met de glazen ruiten van Dr. Bevis.
| |
[pagina 116]
| |
ten; doch alles duurde niet zeer lang, of de kragt was weg, en zy moest op nieuw opgewekt worden. Onder het doen deezer proeven, herinnerde ik my eenige, hier mede overeenkomende uitwerkzels, in de ruiten van Dr. bevis bespeurd te hebben. Deeze ruiten worden maar aan eene zyde bekleed, en de bekende eigenschappen daar van zyn, dat zy, met de onbekleede zyde op elkanderen gelegd zynde, dezelfde uitwerking geeven, als eene enkele ruit. Wanneer nu de Lugt droog is, en de ruiten sterk geëlectrizeerd worden, kleeven zy zo sterk aan elkanderen, dat, wanneer men de bovenste ruit opligt, de onderste 'er aan blyft hangen; doch, worden zy ontlaaden, of word 'er gemeenschap tusschen de beide bekleedzelen gemaakt, dan laaten zy elkanderen los. - De overeenkomst, welke ik tusschen deeze ruiten en de Electrophore bespeurde, bestond hierin. Wanneer ik ze electrizeerde, de bovenste opligtede, om te zien, of de onderste 'er aankleefde, maar zy niet sterk genoeg geëlectrizeerd waren, en ik vervolgens de ruit maar even aanraakte, bespeurde ik, dat de Electrometer daalde, zodanig dat dezelve geen blyk meer van Electriciteit vertoonde; maar, scheidde ik de beide ruiten geheel van elkander, dan vertoonde dezelve zig electriecq: plaatste ik de beide ruiten wederom op elkanderen, dan was de electriciteit verdweenen. Dit is het zelfde verschynzel als de Electrophore perpetuel vertoont; want het metaalen plaatje geeft geen teken van electriciteit, als het op pik of de ruit ligt, maar alleen, na dat het aangeraakt is, en by de zyde koorden 'er van opgeligt wordt. Ik besloot hier op de eigenschappen van deeze ruiten nader te onderzoeken. Dezelve niet ten vollen geëlectrizeerd hebbende, bevond ik bestendig dezelfde uitwerkzels; vervolgens zeer spoedig met den duim het bekleedsel van de bovenste ruit aanraakende, trok ik 'er eene vonk uit: dezelve wederom op de onderste ruit plaatzende, en weder opligtende, konde ik 'er geene vonk meer uittrekken; ten zy ik het bovenste bekleedzel eerst aanraakte, terwyl deeze beide ruiten op elkanderen waren. Ik herhaalde dit ontelbaare reizen, altoos met denzelfden uitslag; doch, dewyl ik de ruiten gewarmd had, om zo veel te beter uitwerking te hebben, bemerkte ik echter, dat, naar maate de warmte verminderde, het uitwerkzel ook flaauwer was; zo dat men, na verloop van een uur, geene uitwer- | |
[pagina 117]
| |
king meer aan de ruiten konde bespeuren; ten zy dezelve wederom gewarmd en geëlectrizeerd wierden. Het weder was by het doen deezer proeven niet zeer gunstig: anderzins zou de kragt, denk ik, langer in de ruiten hebben blyven huisvesten. Uit deeze proeven blykt dan ten allerduidelykste, de overeenkomst, welke de Bevisiaansche ruiten met de Electrophore perpetuel hebben. De rede van deeze verschynzels laat ik aan de Geleerden over. De volgende proeven, vertrouw ik, zullen hunne aandagt niet minder waardig zyn. By een zeer gunstig lugtgestel, de ruiten ten sterkste geëlectrizeerd hebbende, zo dat zy aan elkanderen kleefden, ontlaadde ik dezelven, met gemeenschap tusschen de bekleedzelen van beide de ruiten te maaken, en zy hechteden niet meer aan elkanderen; doch, het bovenste bekleedzel aanraakende, of ten tweedenmaale gemeenschap tusschen de beide bekleedzelen maakende, kleefden zy wederom zo aan elkanderen vast, dat, door de bovenste op te ligten, de onderste mede opgeligt wierd: maar, ten tweedenmaale, van den anderen verwyderd wordende, wilde de aanhechting niet meer gelukken. Na het doen van deeze proeven dagt ik te moeten onderzoeken, wat ik verder met de twee ruiten zoude kunnen doen. Ten dien einde warmde ik twee ruiten, bekleedde dezelven aan de eene zyde, en besmeerde de onbekleede zyde met een stuk wasch. Na deruiten gewarmd te hebben, wrcef ik ze met een zyden lap; maar, wat was ik verwonderd, dat zy dezelfde uitwerking niet alleen hadden van de geëlectrizeerde ruiten, maar dat zy ook volmaakt beantwoordden aan alle de proeven, welken met de Electrophore perpetuel genomen worden, ja nog meerdere! De glazen, welken ik gebruik, zyn 10 duimen vierkant, ik bekleed ze met een rond stuk plaat-zilver, of verzilverd papier, van 10 duimen middellyn. Dit doe ik om zo veel te meer oppervlakte te hebben; dewyl de ondervinding leert, dat de oppervlakte veel meer dan de inhoud de kragt der vonken vermeerdert. De vonken ontlasten zig, door de scherpe kanten van het metaal, op eenen veel verderen afstand; en de hoeken der ruiten zyn verder van het bekleedzel af; 't welk een noodzakelyk vereischte is; dewyl anderzints, als de electriciteit zeer sterk is, de vonken ontsnappen, voor dat men 'er om denkt. Of men eene, of beide de ruiten met wasch besmeert, is on- | |
[pagina 118]
| |
verschillig: ik doe het maar aan eene; en dat is, in eenig opzigt, beter; om dat men dan de uitwerking zeekerder heeft; voor al, als men, terstond na de wryving met wasch, proeven wil doen. Want, door de beide ruiten met het stuk wasch te wryven, worden zy eenigzints electriecq, het welk volstrekt schadelyk is. Een der ruiten moet maar geëlectrizeerd worden: want wordt de Electriciteit in beiden opgewekt, dan kan men geene de minste uitwerking verkrygen. Men moet ook zorg draagen dat het wasch 'er niet te dik op gesmeerd worde; want dan zullen de uitwerkzels in lang na zo goed niet zyn. Door het geduurig warmen heb ik het ongeluk gehad een myner ruiten te scheuren, welke scheur vervolgens zo vergroot is, dat de beide stukken, enkel door het bekleedzel, aan elkanderen gehouden worden; zonder dat dit echter de proeven het allerminste hindertGa naar voetnoot(a). In tegendeel geeft dit my het voordeel dat ik altoos maar eene en dezelfde ruit tot de wryving kan gebruiken. Wanneer ik proeven wil doen, plaats ik de beide ruiten op eene stoof, die zo veel warmte heeft als het glas kan verdraagen; en daarom verwissel ik de ruiten geduurig, dan de eene dan de andere boven, tot dat zy eene genoegzaame warmte hebben. Vervolgens wryf ik de eene met een zyden lap, zo sterk drukkende als het glas het verdraagen kan. Tachtig à 100 maalen op en neer te wryven, geeft haar eene sterke kragt: dikwils heb ik met 10 maalen op en neder te wryven, overvloedige electriciteit verwekt. Vervolgens plaats ik de beide ruiten op elkanderen; en ik maak gemeenschap tusschen de beide bekleedzelen. Als ik dit doe, door eerst de onderste en de bovenste ruit aan te raaken, gevoel ik meest altoos eene kleine schok; geëvenredigd aan de kragt welke in de ruiten huisvest. Dan ligt ik de bovenste ruit, by twee over elkander staande hoeken, met de duimen op, ter hoogte van 7 a 8 duimen; terwyl ik met één der vingeren, omtrent het midden van de ruit, alwaar het bekleedzel tot by den rand van 't glas is, eene vonk trek. Deeze vonk dus uit den rand getrokken, is altyd sterker, dan wanneer men dezelve boven uit het midden van 't bekleedzel trekt. Men kan dit zo dikmaal herhaalen als men wil, | |
[pagina 119]
| |
zonder dat men vermindering van kragt kan bemerken; mits men zorg draage, dat de ruiten eene gelyke warmte behouden; en dit kan gemaklyk geschieden, door de ruiten op eene stoof te plaatsen, en ze geduurig dan de eene dan de andere boven te leggen, terwyl men ondertusschen kan voortvaaren proeven te doen; want, dit is één van de groote voordeelen, welken deeze ruiten boven de Electrophore hebben, dat, als men eene ruit gewreeven heeft, de beide ruiten gelyke uitwerking hebben. Zo lang de ruiten dus eene evenredige warmte kunnen behouden, heb ik nooit bemerkt, dat de kragt verminderde. Maar, of schoon de gesteldheid der lugt weinig invloed op de kragt der vonken hebbe, dewyl die altyd vry gelyk, en veel sterker zyn, dan ik uit myn klein werktuig heb kunnen trekken; zo dat egter haare gesteldheid zeer veel doet, tot het behouden van de kragt der ruiten; want, by dampig weder is, na verloop van één uur, als de ruiten koud zyn, de kragt weg; daar, by eene drooge lugt, de kragt, na verloop van 15 à 16 uuren, en als de ruiten maar op nieuw gewarmd worden, even sterk is. Ik heb meest alle de proeven, welken de Abt jacquet met de Electrophore perpetuel gedaan heeft, met myne ruiten herhaald; en ik ben verzekerd dat de overige 'er ook mede gedaan kunnen worden. Men kan met deeze ruiten verscheiden fraaije proeven doen. Een stukje goudblad op dezelven leggende, kan men het, naar welgevallen, doen ryzen en daalen. Eenige kleine en zeer fyne veertjes, of andere ligte lichaamen, verspreiden zich, by het opligten van de bovenste ruit, met eene verbaazende vlugheid over het geheel vertrek. Wanneer de ruiten sterk geëlectrizeerd zyn, ontlast het Vuur zig aan alle kanten, 't welk niet alleen eene fraaije vertooning maakt, maar ook zeer natuurlyk het flikkeren van den Blixem in de Wolken nabootst. Kortom, dewyl men met deeze ruiten proeven doen kan, die met de Electrophore perpetuel niet kunnen gedaan worden, hebben zy nog het voordeel, dat het aantal der toestellen, tot het doen van alle electricaale proeven, welken al vry veel zyn, hier door niet vermeerderd wordt. By nader onderzoek heb ik bevonden, dat de even sterke kragt der beide ruiten ieder van eenen byzonderen aart is: naamlyk: de gewreven ruit positief en de andere negatief. Ik ontdekte dit, wanneer ik een klein vles- | |
[pagina 120]
| |
je zou laaden; en geen genoegzaame vonken uit de bovenste ruit krygende, keerde ik het vlesje het onderste boven; doch hoe meer vonken ik 'er aan bragt, des te meer verminderde de electriciteit in 't Vlesje. Vervolgens bevond ik, dat ik, met zo veel vonken als ik het Vlesje laadde, ook met byna een diergelyk getal het zelve ontlaadde; maakende het geen onderscheid, of ik het Vlesje eerst negatief of positief laadde. Nog heeft de ondervinding my geleerd, dat men de kragt der Vonken merkelyk kan vergrooten; als men de vonken uit de bovenste ruit trekt, met eene metaalen ketting, die gemeenschap heeft met het bekleedzel van de onderste ruit. |
|