Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1778
(1778)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBbrief van G.L. van Wy, Heelmeester te Amsterdam, aan de Heeren L. Hengevelt en J. van der Haar, Beide zeer kundige en beroemde Heelmeesters te Arnhem en 's Bosch.
| |
[pagina 55]
| |
zeer voordeelig geweest is, zal, hoope ik niet onaängenaam zyn, te verneemenGa naar voetnoot(b). M.E. Tn. oud ruim elf jaaren, kreeg na een langduurige derdendaagsche Koorts, door de Cort. Peruv. geneezen, eene zeer zwaare ophthalmia op beide de oogen, welke door de gewoone middelen, en behandeling, niet te helpen was. - Van de geboorte af aan, was zy altyd zwakkelyk geweest. Den 18den April 1777 kwam zy my, geleid door haare Moeder, om raad vraagen. Ik vond beide de oogen zodanig ontstoken, dat zy niet als eene bloedvlak vertoonde. - De vaten rondsom de Cornea tot berstens toe met bloed opgevuld zynde, deeden my besluiten, om sommigen van dezelve door te snyden; waar door ik, deeze ontsteeking, gewoonlyk Chaemosis genoemd, met behulp van andere dienstige middelen, overwon. - Het geheele hoornvlies van beide de oogen was zodanig ondoorschynend geworden, dat zy niets, hoe genaamd, zien konde; beide waren zy aschgraauw van kleur, en het linker oog vertoonde daarenboven een wezenlyke staphylonia, puilende voor een aanmerkelyk gedeelte buiten den orbita uit. Het regter oog ontlastte geduurig, door, een kleine zweer, aan den onderkant van de Cornea, het wateragtige vogt. - De etter tusschen de bladen der Cornea lang opgehouden zynde, had, aan 't regter oog, doorslyting van de buitenste en binnenste bladen gemaakt, en hier door ontlasting verkreegen; maar in 't linker was dezelve, waarschynlyk, verdikt, taai en lymig geworden, om dat men niet tydig ontlasting konde bezorgen, gelyk in 't geval van Hypipion. Noch ik, noch een gezelschap Genees- en Heelkundigen, (die dit Meisje dikwils gezien hebben) konden eenige hoop op de herstelling des gezigts voeden; integendeel, de geduurig herhaalde ontsteekingen deeden veel eer een geheele vernietiging der oogbollen, door verettering, vreezen; dan, ook deeze ontsteekingen overwon ik eindelyk, door eenige variceuse, met bloed gevulde, vaatjes, over de Cornea heenloopende, geheel af te snyden. - Ondertus- | |
[pagina 56]
| |
schen wierd het geheele ongemak, mogelyk niet ongegrond, beschouwd, uit de verplaatste Koortsstoffe voort te komen. Ikging, derhalven, op de best gebruikelykste manier met in- en uitwendige middelen voort, zonder merkelyke beterschap, tot dat zy den zosten Mai de Koorts wederom kreeg, dewelke ik oordeelde niet te moeten stuiten, zo lange zulks niet noodzaakelyk zyn zoude, dan, na eenige weeken, bleef dezelve geheel weg, zonder iets, dan de gewoone ontlastende middelen, gebruikt te hebben. Beide de oogen bleeven nog in gemelde omstandigheden voor zo verre de verduistering van het hoornvlies betreft. - Het hoornvlies van 't linker oog, was zodanig neergezonken, door de geduurige ontlasting van het wateragtig vogt uit de oogkamers, dat het scheen als of dezelve met de uvea t'zaam geplakt, en vereenigd was, en de linker oogbol puilde nog even zeer uit. Het was nu, dat de Moeder van gemelde M.E. Tn. my verhaalde, dat laatstgemelde, zedert langen tyd, voor dat zy aan de Koorts gelaboreerd hadde, over bepaalde pyn in 't voorhoofd geklaagd had, dewelke nu heviger was, en verzeld ging van pynen in de beenen, vooral des nagts, met verheffing. - Hier op deed ik eenig onderzoek, maar geen redenen, nog andere kentekenen van de Lues venerea bevindende, konde ik ook de geneeswyze, langs dien weg, niet gegrond inrigten; te meer, om dat ik in 't laatst van Juny eenige beterschap begon te bespeuren, na dat de zweer van het hoornvlies des regter oogs geslooten, en niet meer met de uvea t'zaam geplakt en de linker oogbol byna tot zyne natuurlyke grootte verminderd was, zonder andere kwikbereidingen, dan die welke ik somtyds onder hydragoga inwendig, en uitwendig onder de middelen voor de oogen, vermengde, gebruikt te hebben. In 't begin van July, hadden beide de oogen hunne natuurlyke grootte en gedaante weder hernomen, en zy begonnen eenigzints schemerlicht gewaar te worden, het welk trapsgewyze, dog traag, toenam, tot aan 't einde van deeze, en begin van de volgende Maand. In 't laatst van July, ontdekte ik eene uitzetting, of harde vergrooting van het regter tuber ossis frontis, en zy klaagde my, byna niet meer te kunnen gaan, alzo beide haare beenen zeer gezwollen en pynlyk waren, het welk | |
[pagina 57]
| |
de moeder, zugt, noemde, en aan de voorgaande koorts toeschreef. Maar dezelve voor 't eerst onderzoekende, stond ik zeer verwonderd, de onderste conduli van scheen en kuitbeen der beide beenen, zeer aanmerkelyk verbreed en uitgezet te vinden; het was ook van dat gevolg, dat zy, binnen korten tyd, niet meer gaan konde, en, in 't midden van de Maand Augustus, de koorts wederom kreeg. By het Gezwel aan het Voorhoofd (Tophus), dat zeer aanmerkelyk uitpuilde, kwam eindelyk ontsteeking; en schoon een nader en naauw keurig onderzoek, en ontkenning van 's Moeders zyde, my geen voldoenende redenen verschasten, om de kwik, tot de basis myner geneeswyze te verkiezen, zo had ik egter, uit een en andere omstandigheid, die zy my verhaalde, de waarschynlykheid van een verouderd overgeërfd gift opgemaakt en vastgesteld; en hierom deed ik het Meisje de gewoone Kwikbereidingen, en Houtdranken gebruiken, dog, zonder merkelyke verandering, tot aan 't midden van de Maand September. Den 6den September, gaf ik haar het Sublimaat volgens myn voorschriftGa naar voetnoot(a), een half grein daags, tot aan 't einde van dezelve Maand, en hier door bespeurde ik meerder te vorderen: - de koorts genas, en de pynen in de beenen waren eenigzints verminderd. De Mazelen, zeer sterk in zwang gaande, vielen haar te beurt, dog, reeds, den 14den October, konde ik het sublimaat adust, weder toe dienen, zynde in gemelde tusschen dagen belet, door een geduurigen hoest. | |
[pagina 58]
| |
Van den 14den tot den 20sten, gaf ik haar een half, en van toen, tot aan 't einde deezer, een grein daags. In deezen tyd, waren de oogen aanmerkelyk opgehelderd, de verduistering nam trapsgewyze en aanmerkelyk af, en zy begon het een en ander onderscheidentlyk te zien, dog, by de Tophus aan het Voorhoofd, schoon merkelyk geminderd, kwam absces, en doorbraak van de huid; mogelyk had men dit voorgekomen, had men het sublimaat tydiger, en op den duur, gebruiken konnen. Het gewoone Decoct. lign. was haare dagelyksche drank; en de geheele Maand November door, gebruikte zy dagelyksch een grein sublimaat, uitgezonderd den 5den, 8sten, 10den, 12den, 14den, 17den, 19den, 21sten, 23sten, en 26sten, heeft zy op de gewoone manier 8 Pillen daags, dog in dezelve 2 grein gebruikt, zonder het minste ongemak daar van te bespeuren; integendeel, men vernam nu dagelyksch verbetering der oogen, en vermindering van pynen en zwelling der beenderen, zo, dat zy dagelyks, vry ver van my afwoonende, alleen, zonder gewoone hulp van haare Moeder, tot my konde komen; met een woord, de oogen zyn zodanig wederom hersteld, dat zy geen merkelyke verhindering ontdekt, dan, dat zy door kleine onoverwinlyke witte vlakjes, eenigzints belet is in de laagte te kunnen zien, dan door middel van zulke wendingen der oogen, als de natuur haar gewend en geleerd heeft; daarenboven is zy genoodzaakt, de voorwerpen, om naauwkeurig te zien, korter dan te vooren, toen zy gezond scheen, voor de oogen te houden. Van den 1sten tot den 8sten December, heeft zy dagelyksch een half, en van toen tot den 16den dito, weder een heel grein sublimaat gebruikt, en toen oordeelde ik 't niet meer nodig te zyn, dewyl het gezwel (Tophus) aan het voorhoofds been geheel verdweenen was; alleen bleef 'er eene afschilfering van de buitenste tafel, waarschynlyk, over, dewyl een klein fistuleus gaatje by aanhoudenheid open blyft, het welk door den tyd, de ziekte geneezen zynde, geen andere, dan uitwendige, middelen, en 't vermogen der natuur, schynt te vereischen; terwyl zy thans, voor 't overige, zeer gezond is, en haare beenen, byna, van natuurlyke dikte zyn. - Het schynt ondertusschen, dat er een geringe Diasthasis, (die gemelde zeer geringe dikte, of liever verbreeding, thans veroorzaakt, want de uitzetting of vergrooting der beenderen is niet | |
[pagina 59]
| |
meer aanwezig) ontstaan is, dog die geene hinder veroorzaakt. - Dan, des noods, indien zy eenigen hinder krygen mogte, of men mogte kunnen vooronderstellen, dat 'er eenig smet overgebleeven was, waar van men egter geen de minste verwagting heeft, zullen dezelfde middelen, zonder twyfel, de geneezing bestendig maaken. - Ondertusschen merk ik reeds eenige vermindering en herstelling van de eenigzints afgeweekene beenderen, in 't laatste van December, en dezelfde behandeling aanhoudende, vleije ik my, met geheel te overwinnenGa naar voetnoot(a). Ik geloof, dat het duidelyk genoeg te zien is, dat alle deeze ongemakken, uit een verouderd overgeërfd smet, voortgekomenzyn, en dat het sublimaat adust. ook in deeze gevallen, ongemeen voordeelig is, gelyk de ondervinding geleerd heeft. - Dog indien men mogte denken, dat de koorts, van een anderen aart en natuur geweest zy, en dat de overige ongemakken uit het te rug blyven derzelve, en verplaatzing deezer stoffe, voortgekomen zyn; dan blyft het nog zeker, dat het sublimaat, ook in deeze gevallen, ongemeen voordeelig zyn kan. Ondertusschen blyve ik het eerste gevoelen aankleeven, als meer met den aart der zaake overeenstemmende. Ik ben
Myne Heeren!
UWEds. zeer ootmoedige Dienaar
g.j. van wy.
Amsterdam 3. Jannuary 1778. |
|