Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1778
(1778)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
Aanmerkingen Van Den Heer Robison, hoogleeraar in de natuurkunde op de hoogeschoole te Edenburgh, over de werking der winden in het voortbrengen van hette en koude.ACosta is de eerste Wysgeer die reden heeft tragten te geeven van de verschillende Graaden der Hette in de Oude en Nieuwe Wereld, door het nagaan van de Werking der WindenGa naar voetnoot(*). De Heer de buffon neemt zyne Bespiegeling aan, en heeft ze niet alleen versterkt, door nieuwe waarneemingen, maar zyne verrukkende bekwaamheid, in fraai voorstellen, aangewend, om dat alles in het treffendste licht te plaatzenGa naar voetnoot(†). De volgende Aanmerkingen van den hoogleeraar robison strekken om eene Leerstelling van zo veel belangs in alle naspeuringen, omtrent de gesteldheid der onderscheide Lugtstreeken, op te helderen. Wanneer een koude Wind over land heen waait, moet dezelve, in dien overtocht, de oppervlakte eenigzins van haare Hette berooven. Hier door wordt de Koude van dien Wind verminderd. Maar, indien de Wind langen tyd uit één en dezelfde streek waait, zal dezelve allengskens over eene reeds verkoelde oppervlakte heen gaan, en niet meer van zyne scherpe Koude verliezen. Hier uit volgt, dat de wind, over eene groote uitgestrektheid lands waaijende, alle de strengheid van verstyvende Vorst medevoert. Laat dezelfde Wind over eene wyduitgestrekte diepe Zee waaijen: het bovenste water zal onmiddelyk tot een zekeren graad verkoeld, en de Wind gevolglyk verwarmd worden. Maar het bovenste en kouder water, soortlyk zwaarder wordende dan het warmer water beneden, zinkt; het warmer water neemt de plaats in, 't geen, op zyne beurt, weder koel wordende, de lugt, die 'er over heen gaat, blyft verwarmen, of de Koude daar van verminderen. Deeze verwisseling van het boven water, en de agtereenvolgende opklimming van 't geen warmer is, als | |
[pagina 18]
| |
mede de daar uit ontstaande vermindering van de Koude der lugt, wordt geholpen, door de golving der baaren, en de beweeging van ebbe en vloed. Dit houd stand, en de Koude van den Wind zal blyven afneemen tot al het water zo verre bekoeld is, dat het water aan de oppervlakte niet sterk genoeg geroerd wordt, om het stremmen door de Vorst voor te komen. Wanneer de opvlakte bevriest, wordt het water van beneden niet langer verwarmd, en het neemt steeds toe in Koude. Uit deeze beginzelen kan men de strengheid der Winterkoude in uitgestrekte Landen verklaaren; derzelver zagter aart op de kleine Eilanden, en de allesoverheerende Winterheerschappy in de deelen van Noord-America, die ons best bekend zyn. In de Noordwestlykste deelen van Europa wordt de felheid van den winter gemaatigd door de Weste winden, die doorgaans in November, December en January, waaijen. In tegendeel, wanneer een warme Wind over land waait, verhit dezelve de oppervlakte: deeze moet derhalven ophouden de Hette des Winds te verminderen; doch dezelfde Wind, over het water waaijende, brengt 't zelve in beweeging, het kouder water van beneden na boven, en verliest dus, by aanhoudenheid, iets van zyne eigene Hette. Maar het groot vermogen der Zee, om de Hette des Winds, daar over heen waaijende, te maatigen, ontstaat hier uit, dat de oppervlakte der Zee, van wegen haare doorfchynendheid, door de Zonnestraalen, tot geen hooger graad kan verwarmd worden: terwyl de Grond, aan den invloed der Zonnestraalen blootgesteld, zeer schielyk eene groote hette verkrygt: wanneer, derhalven, de Wind over een verzengd Vastland heen waait, word de Hette welhaast bykans ondraagelyk; maar geduurende den overtocht over een wyduitgebreiden Oceaan, allengskens verkoeld: zo dat dezelve, op een vergelegen oever komende, weder ter ademhaalinge gefchikt is. Deeze beginzels zullen rede geeven van de smoorende Hette der groote vaste landstreeken in den verzengden Wereldriem; van de gemaatigder Lugtgesteltenisse der Eilanden, op dezelfde breedte; en van de meerdere Zomer warmte, die uitgestrekte Landen, in gemaatigder of koelder Wereldriemen gelegen, te beurt valt, met die der Eilanden vergeleken. De Hette eener Lugtstreeke hangt niet af van de onmiddelyke werking der | |
[pagina 19]
| |
Zonnestraalen; maar van derzelver aanhoudende werking, van het uitwerkzel, dat zy voorheen veroorzaakt hebben, en eenigen tyd in den grond blyft. Dit is de rede waarom het 's nademiddags te twee uuren het warmste van den Dag is, waarom in 't midden van Zomermaand de Zomer het heetst, als mede de Winter, in 't midden van Louwmaand, het koudst is. De bosschen, die den grond van America bedekken, en de zonnestraalen verhinderen het aardryk te verwarmen, brengen veel toe tot de gemaatigdheid der Lugtstreeke in de deelen, omstreeks den Evennagtslyn. De grond, niet verwarmd zynde, kan dezelve de lugt niet verhitten: en de boombladeren, die de straalen van den grond te rug gekaatst ontvangen, vormen geene stofklomp, groot genoeg om zo veel Hette, als tot dat einde noodig is, in te drinken. Daarenboven is het een bekend stuk, dat de groeiende kragt der Planten eene doorwaasseming der bladeren veroorzaakt, geëvenredigd aan de Hette waar aan dezelve is blootgesteld, en, volgens de natuur der uitwaasseming, verwekt deeze doorwaasseming eene Koude in de bladeren, geëvenredigd aan de doorwaasseming. Op deeze wyze wordt de uitwerking der bladeren, om de nabygelegene lugt te verwarmen, verbaazend veel verminderd. |
|