Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1778
(1778)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNieuwe Proeve van klijne Gedichten voor Kinderen. Te Utrecht by S. de Waal en G. v.d. Brink Jansz. 1778. In octavo 32 bladz.Men mag van deeze kleine Gedichten zeggen, dat ze, schoon uit eene andere hand komende, dan die, welken wy voor eenigen tyd vermeld hebbenGa naar voetnoot(*), dezelven in zo verre evenaaren, dat ze 'er kunnen bygevoegd, en op dezelfde wyze gebruikt worden. Zie hier, tot een voorbeeld, den Speelzieken, geschikt, om de Jeugd vroegtydig tegen dit invreetende kwaad te wapenen.
Hoor eens, lieve zusje, Mietje,
Wat ik heden heb gedaan,
Maar gij moet het niet vertellen;
Vader zou mij zeker slaan.
Neefje Jan wou met mij speelen,
Hij had duiten in zijn zak,
Maar het speelen liep hem tegen;
'k Won het spel op mijn gemak.
'k Wist wel, dat ik 't ligt kon winnen,
Wijl ik beter speel dan Jan.
Laat ons nu wat lekkers koopen;
Vader weet 'er toch niet van.
Foei, zei Mietje, schaam u, broeder!
Dat gij zulk een dwaasheid doet.
Gij kost, zegt ge, beter speelen,
Foeij, gij hebt een laag gemoed.
'k Zal het Vader niet verzwijgen,
Want gij zijt in groot gevaar.
Deze winst kan u verlokken,
Dat gij wordt een dobbelaar,
En die daar toe is genegen
Wordt eerlang veelligt een dief.
'k Zal het zeggen! Og, zei broertje,
Zeg het niet mijn Mietje lief.
'k Zal de duiten wedergeven,
Lieve Mietje, zwijg toch stil!
'k Zal voortaan zulk speelen laten,
Wijl ik naar u hooren wil.
|
|