zemen. De Opsteller deezer Papieren heeft zig alleszins by uitstek weeten te schikken, naar de vathaarheid der Kinderen, en alles indiervoege voorgedraagen, dat de vroege Jeugd zyne zedelyke leeringen met vermaak kunne leezen. Wanneer de Ouders hunne Kinders, zonder eenigen dwang, daar toe weeten te leiden, en hen tevens in 't vriendelyke, door een vrolyk of gemeenzaam gesprek, opmerkzaam maaken op 't geen zy leezen, kan men met grond verwagten, dat zulks van vrugt zal zyn. Zelfs zou het, onder zulk eene Kinderlyke leezing, wel eens kunnen gebeuren, dat ook de Ouders tot een ernstiger nadenken gebragt wierden; gemerkt de onderwerpen, hoewel hier voor de Kinderen behandeld, veelal van die natuur zyn, dat ze insgelyks de overweeging van bejaarder Persoonen verdienen. - Wy kunnen niet wel nalaaten een voorbeeld daar van te berde te brengen, uit het eerste gesprek, dat ten opschrift heeft, Als men zijne goede daad roemt, dan is zij geen deugd meer.
Lodewyk beroemt zig, by zynen Leermeester Weise, over eene goede daad, welke hy bedreeven heeft. De Leermeester brengt hem onder 't oog, hoe vergeetelyk hy is, omtrent de lessen, die hy hem tegen dat roemen dikwils had laaten hooren. Lodewyk belooft beterschap, en geeft de sterkste betuigingen, dat hy 't nooit weder zal doen, en bestendig aan die les gedenken. Weise brengt den Jongeling voorts op een ander gesprek; breekt dat weder af; en 't onderhoud vervolgt, om Lodewyk, ter zyner leeringe, te beproeven, op deeze manier.
Waar is uw brôer Karel? Waarom komt hij ook niet om zijn les op te zeggen?
Myn brôer Karel? ô die...
Nu, waarom komt hij niet.
Hij is niet vlijtig geweest, en daarom durft hij niet komen.
Ligt zoo naerstig niet als gij?
In lange niet, die domoor! en hij is reeds meer dan een Jaar ouder dan ik.
Ja een rechte domoor. De arme hals, dat ik in een halfuur begryp, daar heeft hij twee uuren toe nodig.