keuze liet; die nogtans, bezessende wat 'er in 't hart van zynen Vriend omging, zig niet minder edelmoedig gedroeg. Dus ver gaat alles ongestoord; maar wat gebeurt 'er? des Barons Zoon Lodewyk smeedt een heilloozen aanslag op Henriëtte; brengt haare eerbaarheid in verdenking; heeft invloed op Mevrouw van Ankerfels; die haar ten huize uit wil zetten; de Graaf wordt insgelyks tegen haar ingenomen; men beschuldigt van Ankerfels van onvoorzigtigheid en vooringenomenheid; en deeze beweert bestendig haare onschuld. In die omstandigheden neemt van Ankerfels de beste maatregels ter beveiliginge van Henriëtte; en zulks geeft tevens aanleiding tot nadere ontdekkinge wegens haar lot, en het door Lodewyk gepleegde bedrog. Met één woord, de onschuld van Henriëtte komt ten luisterrykste voor den dag; zy is de Zaster van den Graaf, en deeze brengt Lodewyk ter bekentenisse, dat hy de persoon is, die op haare eer toelei, toen van Ankerfels haar redde; en dat hy nu deezen weg had ingeslaagen, om haar op nieuw in zyne magt te krygen. Op deeze ontwikkeling loopt het Tooneelstuk ten einde, met de bevreediging aller gemoederen; de verleende vergisfenis aan den berouw betuigenden Lodewyk; en de vaststelling der wederzydsche Huwelyken; waarby nog komt de egtverbintenis der Kamenier van Henriëtte met den Boekhouder van Ankerfels, 't welk den ouden Baron van Schildheim tot Mevrouw van Ankerfels doet zeggen. ‘Het huwelyksluiten, Mevrouw, gaat van daag vry voorspoedig; zie daar reeds het derde vergenoegde paar; waren wy beiden, elk, twee kruisjes jonger, ligt maakten wy het viertal uit, niet waar Mama? doch nu zullen wy liefst blyven, die wy zyn’. - Het geheele
beloop, schoon wat langwylig, door de menigte van tusschengevoegde omstandigheden, is natuurlyk geregeld; over 't algemeen zyn de Tooneelen gevallig, en het meerendeel der characters leerzaam; en 't gedrag van den snooden Lodewyk, met de daarnevensgaande ontdekking, maakt den knoop en de ontknooping tresfende.