Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1778
(1778)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
Histoire du Regne de Philips II, Roi d'Espagne. Par R. Watson, Prof. de Philosophie &c. Traduit de l'Anglois. Tom. I et II. A Amsterdam chez D. Changuion, et a Rotterdam chez Bennet et Hake, 1777. Sans le Discours preliminaire du Traducteur. 732 pp. en octavo.
| |
[pagina 349]
| |
ginge waardig zyn. Deeze Geschiedenis, behalven haare betrekking tot de algemeene Historie, strekt wel byzonder om de schandelykheid, haatlykheid, en bouwvalligheid der Dwinglandye ten duidelykste af te maalen. Zy waarschuwt, op eene nadruklyke wyze, alle Vorsten en Staatsdienaaren, die 't immer op eene eigendunkelyke Regeering toeleggen, of zig door bygeloof en heerschzugt genoopt vinden, om over 't vrye Geweeten hunner Onderdaanen gebied te voeren. En daarbenevens dient ze ten kragtigste om alle Ingezetenen van zodanige Gewesten, daar men, in 't Burgerlyke beide en 't Godsdienstige, zyne Vryheid gehandhaafd ziet, te leevendiger daar door getroffen te doen zyn, over de grootheid van 't geluk, dat zy onder zulk eene agtenswaardige, beminnelyke en welgevestigde Regeering genieten. Iets, dat bovenal plaats heeft met opzicht tot ons Vaderland, daar men eertyds sinertlyk zugtte onder de dwingelandy van dien Vorst, wiens gezag, als door misbruik onwettig geworden, 's Lands Vaderen regtmaatig, op eene plegtige wyze, hebben afgezwooren, om ons, ten koste van hun goed en bloed, het onwaardeerlyk pand van Burgerlyke en Godsdienstige Vryheid te verwerven. - Lessen van die natuur, als ten uiterste nuttig voor 't welweezen der Maatschappye, kunnen zekerlyk het Menschdom, het zy in hooger of laager stand, niet te diep ingeprent worden, en zo Geschiedenissen, dat niemand zal ontkennen, daar toe geschikte hulpmiddels zyn, dan is het leezen der Geschiedenissen van Koning Philips den II, in dit geval, by uitstek aan te pryzen; inzonderheid wanneer dezelve indiervoege ontvouwd wordt, als de Hoogleeraar Watson in dit Geschrift gedaan heeft. Men zou zulks, 't is waar, in den eersten opslag, als overtollig mogen aanzien; vermits het voorgevallene in die dagen reeds door zo veele pennen beschreeven is; maar men leeze dit Geschrift, en men zal 'er, vertrouwen wy, met ons anders over oordeelen. De Hoogleeraar stelt de Geschiedenis der Regeeringe van Philips, in het onderlinge verband der gebeurtenissen, met alle naauwkeurigheid voor, zo als dezelve tot nog niet gemeen gemaakt was. Het Geschiedverhaal, in een naar den aart der zaaken gepasten styl nadruklyk opgesteld, is doorvlogten met oordeelkundige aanmer- | |
[pagina 350]
| |
kingen, die ter ophelderinge der geschiedenissen van dien tyd in 't algemeen strekken, en in geschikte gelegenheden byzonder dienen, om den afkeer tegen alle eigendunkelyke Regeering, en de zugt voor de Vryheid, den menschen natuurlyk eigen, te verleevendigen en te versterken. Nademaal een zeer aanzienlyk gedeelte der Regeeringe van dien Vorst betrekking heeft tot de Nederlanden, en zyne regeeringswyze, als lynrecht strydig met de gesteldheid van ons Landbestier en den aart der Natie, aldaar het sterkst gewerkt, en den grootsten tegenstand ontmoet heeft, zo beslaat de Geschiedenis van ons Vaderland, in die dagen, hier eene voornaame plaats. Dit heeft den Hoogleeraar vermoedelyk ook bewoogen, het voorgevallene in de Nederlanden, onderscheidenlyk van het gebeurde in andere Gewesten, te melden; en zyn Geschiedverhaal, in Boeken verdeeld, op zodanig eene wyze te schiften, dat de bedryven van dien Vorst, met betrekking tot andere Landen, in afzonderlyke Boeken voorkomen, waar door hy de tydorde in agt neemt, zonder de gebeurtenissen onder een te verwarren. - Hy vangt dus aan met de geboorte van Philips te Valladolid, den 21 Mai 1527; meldt deszelfs opvoeding, character, huwelyk met Maria, eene Prinses van Portugal, en vroege komst in de Nederlanden; ontvouwt ons de vrugtlooze poogingen van Keizer Karel, om zynen Zoon Philips tot de waardigheid van Roonsch Koning te brengen; geeft ons een verslag van 's Vorsten tweede Huwelyk met Maria, Koninginne van Engeland, en 't voorgevallene, geduurende zyn verblyf aldaar. Voorts besluit de Hoogleeraar het eerste Boek met de bekende overdragt van Karels Ryksbewind, en toont ons, met den aanvang van het tweede Boek, welk een uitgestrekt deel hier van Philips in handen viel; dat hy ons voordraagt met nevensgaande aanmerkingen over den toestand der zaaken in Europa in die dagen; waar uit blykt, dat genoegzaam Frankryk alleen toen eenigzins in staat was, om der heerschzugt van den Spaanschen Vorst paalen te stellen. Dit leidt hem verder ter ontvouwinge van den Oorlog tusschen Spanje en Frankryk, met de wederzydsche bondgenooten, en deszelfs uitslag ten voordeele van Spanje. Wyders brengt hy ons onder 't oog de toenmaalige ge- | |
[pagina 351]
| |
steldheid van Frankryk en Italie, en toont, dat Philips, na 't afloopen van deezen Oorlog, ook van die zydeniet meer te vreezen had; het welk hem dan te onbeschroomder zyne oogmerken omtrent de Nederlanden, het uitrooien der zogenaamde Ketterye, en 't invoeren der eigendunkelyke Regeeringe aldaar, deed voortzetten. Hierop geeft hy, in 't derde Boek, een Berigt van de gesteldheid der Nederlanden, en van 's Vorsten aanvanglyke poogingen, ter bereikinge van zyn bedoel de; welker gevolgen en uitwerkingen hy in de volgende Boeken verhaalt, met bygepaste omstandigheden, in tusschenkomende Boeken, de bedryven van dien Vorst, den invloed en de gevolgen zyner Regeeringswyze, in andere Gewesten, te ontvouwen. De twee eerste Deelen, thans onder onze handen, zo als ze, en in 't Fransch en in 't Nederduitsch, uit het Engelsch, overgebragt zyn, brengen deeze Geschiedenis tot op het jaar 1575; en dezelve zal, in de twee nog volgende Deelen, tot op 's Vorsten dood afgehandeld worden. By eene nadere gelegenheid staan wy wel eens stil op eenig byzonder voorval; laat ons voor tegenwoordig het oog vestigen op het contrast of de strydigheid, welke ons de Hoogleeraar leert opmerken, tusschen het character van Karel en deszelfs Zoon Philips, met het gevolg hier van, dat zig terstond openbaarde, byzonder met zyn vertrek naar Spanje, wanneer hy schikkingen gemaakt had, op de bestiering der Nederlanden, door Margaretha, de Hertogin van Parma. ‘Karel zou, als uit de omstandigheden is af te neemen, de Nederlanden gemaklyk hebben kunnen onderwerpen, indien hy geneigd ware geweest zulk een onëdelmoedig gebruik van zyne magt te maken: zyn willekeurige aart was genoeg gebleken, in zyne regering van Spanje en Duitschland, in welke Landen hy alle die rechten van 't Volk vertreden had, welken zo langen tyd voor onschendbaar gehouden waren. By verscheiden gelegenheden had hy vreemde troepen in de Nederlanden gebragt, en men heeft beweerdGa naar voetnoot(a), dat hy eenmaal in beraad gestaan heeft, van dezelve te ge- | |
[pagina 352]
| |
bruiken, om in de Nederlanden dezelfde willekeurige regeering op te richten, welke in zyne Spaansche en Italiaansche Staten plaats had. Maar Karel was in de Nederlanden geboren, en had aldaar het vermakelykst zyner jeugd doorgebragt. Hy beminde het Volk, en had veel op met hunne manieren, welken, aan de zynen gelyk, niet zo koel en statig waren, als die der Spanjaarden. Uit smaak en eene vroege aankleeving hield hy het altoos om zich, en hadt zelfs de gewigtigste ampten in zyne Staten aan het zelve geschonken. Aan zyn Leermeester, Adriaan van Utrecht, die door zyn vermogen, naderhand, tot het Pausschap bevorderd werd, gaf hy het bewind van Spanje, en aan Karel van Lanoy, wien hy tot Onderkoning van Napels aanstelde, werd het bestuur zyner zaken in Italie, voor verscheiden jaren, met een onbepaald gezag, toevertrouwd. In alle de Oorlogen, welken hy in Duitschland, en op de grenzen van Frankryk, voerde, plaatste hy een byzonder vertrouwen in zyne Vlaamsche troepen, behandelde het Volk, wanneer hy zyn verblyf in de Nederlanden hield, met de vriendlykste gemeenzaamheid, en verbande, uit zynen omgang met het zelve, die uiterlyke grootschheid en plechtigheid, welke het zo moeilyk voor Vorsten maakt, om te weten of zy bemind worden, of te toonen, dat zy verdienen bemind te wordenGa naar voetnoot(b). De Vlamingen toonden zich dankbaar voor de vriendelykheid, waar mede hy hen behandelde. Indien wy den opstand van de Ghendsche Ingezetenen uitzonderen, viel 'er, om zoo te spreken, niets oproerigs in de Nederlanden voor, gedurende zyne regering. De Staten ondersteunden hem mildelyk in 't betalen van de kosten dier oorlogen, in welken hy bykans bestendiglyk ingewikkeld was, en toonden, ten allen tyde, een yverige aankleeving aan zyn persoon. Karel zou gaarne de genegenheid, welke hy zynen Nederlandschen onderdanen toedroeg, zynen Zoon ingeboezemd hebben, en ten dien einde had hy hem, in zyne jeugd, naar Vlaanderen gebragt, om hem gemeenzaam te maken met, of te doen gewennen aan de ze- | |
[pagina 353]
| |
den en gewoonten van 't volk. In 't vervolg, toen hy besloten had zich van de weereld af te zonderen, en het bestuur zyner Staten aan Philips over te doen, vermaande hy hem, met ernst, de genegenheid der Vlamingen aan te kweken, en hen te regeren, volgens die wetten, aan welken zy zoo lang gewoon en zoo sterk gehecht waren. Maar Philips kon niet in de oogmerken zyns Vaders treden. Hy had nooit eenig lang verblyf in de Nederlanden gehouden, en kon niet veel ophebben met een volk, wiens manieren zoo verschillende van de zynen waren. In Spanje, waar hy opgebragt was, had men hem de bygeloovigste eerbied voor den heiligen Stoel, en de buitenspoorigste denkbeelden van de uitgestrektheid der Koninklyke magt ingeboezemd. Karel was indedaad niet minder heerschzuchtig; maar in hem werd de staatzucht eenigsins getemperd en gezuiverd, door zyne weereldkennis; daar dezelve integendeel in Philips bedorven en ontstoken werd, door de gevoelens van eene lage, wrede en donkere bygeloovigheid. De Vlamingen hadden al voor langen tyd opgemerkt en betreurd het verschil tusschen het kara ter van hunnen laatstleden, en hunnen tegenwoordigen OpperheerGa naar voetnoot(*). Philips had den gewonen eed gedaan, by welken hy zich verbond hunne voorrechten te zullen handhaven: ook had hy hun de sterkste betuigingen van zyne achting en genegenheid gedaan; maar zy oordeelden over zyne genegenheid hemwaards, uit zyn gedrag, meer dan uit zyn eed of betuigingen. Zoo lang | |
[pagina 354]
| |
hy onder hen woonde, kregen zy geen ingang in zyn vertrouwen, en, in schending van hunne grondwetten, gaf hy het bestuur van de gewigtigste takken der regering aan den Bisschop van Arras, een Burgondier, of aan zyne Spaansche Ministers, Ruy Gomez de Sylva, Prins van Eboli en de Hertogen van Feua en Alva, die van de Vlamingen beschouwd werden als vyanden hunner Natie, en onversaagde aanhitzers van dat willekeurig gezag, naar het welk zy, van den aanvang van Philips regering af, vermoed hadden, dat hy haakte’. Het duurde ook niet lang, gelyk de Autheur vervolgt, of hy gaf der Natie hier van de overtuigendste bewyzen; en onder derzelver melding doet ons de Hoogleeraar opmerken, dat het verschillende character van den Vader en den Zoon niet weinig medegewerkt zal hebben, tot 's Vorsten vervreemding van Prins Willem. ‘Van zyne vroege jeugd af, zegt hy, was Willem aangezien, als een voorname gunsteling van den laatsten Keizer, die hem, by alle gelegenheden, byzondere blyken van zyne achting gegeven had. Karel was gewoon zyne geheimste zaken aan hem mede te deelen, en had dikwils verklaard, dat de Prins, alhoewel naauwlyks tot manlyke jaren gekomen, hem meenigmalen hulpmiddels aan de hand had gegeven, die zyner zaken zeer voordeelig waren geweest. Willem was drie- en twintig jaren oud, toen Karel afstand deed van de regering, echter had hy alreeds verscheiden openlyke blyken van 's Keizers gunst ontfangen. Om niet te gewagen van de keuze, welke hy van hem maakte, om hem te ondersteunen in die doorluchte Vergadering, in welke hy zyne Staten aan Philips afstond, noch van den voorrang, welke hy hem boven zyne andere hovelingen gaf, om de Keizerlyke Kroon aan zyn Broeder Ferdinand te overhandigen, hy had hem tot Opperbevelhebber zyns Legers aangesteld, in het afwezen van den Hertog van Savoije, toen de Prins niet meer dan twee- en twintig jaren oud was. Tegen dit doen hadden zich alle zyne Raden verzet, hem vertoonende het hooger karakter der Fransche Legerhoofden, den Hertog van Nevers en den Admiraal van Coligny; maar Karel bleef by deszelfs verkiezing, en had in 't vervolg geene reden van zich des te beklagen. Willem beveiligde niet alleen de troepen, zo lang zy onder zyn bevel stonden, voor alle te- | |
[pagina 355]
| |
genspoeden en onheilen, maar versterktc Charlemont en Philippeville, en verzekerde daar door de grenzen der Nederlanden, in weerwil der wakkerste pogingen, welke de vyand maken mogte, om zulks te beletten. Deze ongemeene goedgunstigheid, welke de Vader hem bewees, was de wezenlyke oorzaak van de koelheid, waarmede de Zoon hem behandelde’. Hier by kwam, buiten andere oorzaaken, door den Hoogleeraar gemeld, de yverzugt der Spaansche Staatslieden, die jaloersch waren wegens Willems aanwassende grootheid en alle gelegenheid waarnamen, om hem, nopens zyne ontwerpen, by Philips in verdenking te brengen, en den Vorst afkeerig van hem te maken. Bovenal had hier in de hand, de Bisschop van Arras, wiens inzigten volkomen met die van den Vorst strookten; en dien Philips ook daarom, op zyn vertrek naar Spanje, der Landvoogdesse tot eersten Raadsheer gaf; hem aanbeveelende als iemand, in wien zy een volkomen vertrouwen had te stellen. - Zie hier, ten slot, het character van dien Raadsheer, door den Hoogleeraar gemaald. ‘Antony Perenot, Bisschop van Arras, in de geschiedenissen der Nederlanden zoo wel bekend, onder den naam van Kardinaal de Granvelle, was Zoon van den vermaarden Kanselier van dien naam, wien de laatste Keizer, vele jaren, het bestuur van zyne gewigtigste zaken had toevertrouwd. Antony, al vroeg tot staatszaken opgebragt, was door den Keizer, verscheiden jaren aan een gebruikt geworden, in de moeilykste staatkundige onderhandelingen, en in sommige van de eerste staatsbedieningen. Hy was een man van ongemene bekwaamheden, en byzonderlyk bekend om zyne welsprekendheid, werkzaamheid, nyverheid en behendigheid. Hy was echter zeer gehaat by 't volk, 't welk hy stond te regeren, en dat hem beschouwde als de voorname oorzaak van alle deszelfs bezwaren. In het hof van Karel, en naderhand in dat van Philips, had hy heblykheden en grondbeginzels verkregen, misschien niet ongeschikt voor een Staatsbedienden van een willekeurigen Vorst; maar die hem geheel en al ongeschikt maakten, voor de regering van de Nederlanden, waar het vermogen van den Oppervorst zoo sterk door de wetten bepaald was. Hy was oploopend en trotsch van aart, verwaand en | |
[pagina 356]
| |
hoogmoedig op zyn aanzien by den Koning; en door een heerschzuchtig en schraapziek gedrag, had he velen zyner vrienden afkeerig van zich gemaakt, en den wrok zyner vyanden aangehitst. Hy was byzonderlyk gehaat by den voornaamsten Adel, en, gedurende zyn bewind, was hy het voorname werktuig geweest, dat eene menigte hunner, in derzelver begunstigst vooruitzicht van staatzucht en belang, had gedwarsboomdGa naar voetnoot(c). 't Was niet waarschynlyk, dat de regering, van welke de teugels gehouden werden, door iemand, die zoo algemeen gehaat was, gene tegenkanting of tegenstribbeling ontmoeten zou. Zoo lang Philips zelfs in 't land bleef, werden de misnoegde Edelen door vrees bedwongen; maar zoo rasch die dwang, door 's Konings afwezendheid, weggenomen was, toonden zy hunne misnoegtheid, met een geweld, 't welk de ernstigste en gewigtigste gevolgen had’. |
|