verwagten heeft, legt hy ten grondslage, (dat hem vermoedelyk geen kundig Koopman zal betwisten,) dat een Koopman, de keuze zullende doen van het Land, waarop hy Handel zal dryven, voornaamlyk op de vier volgende hoofdzaaken zal letten,
(1.) | ‘Of aldaar de noodige vryheid te vinden is voor den Koophandel, en de zekere veiligheid voor het Crediet, en de verbintenissen uit den Handel ontstaande? |
(2.) | Of het transport derwaards en van daar korter, min gevaarlyk, en gevolglyk min kostbaar is, dan naar elders? |
(3.) | Of hy, na zyne Goederen aldaar verkogt te hebben, de Retouren aldaar beter koop dan elders kan bekomen? |
(4.) | Eindelyk. Of de wederzydsche behoeftigheden hem een steedsduurend debiet voorspellen? Dat is: Of hy daar Producten vind, welke hy elders in 't geheel niet, althans met zo veel gemak niet, kan bekomen; en omgekeerd, of dat Land volstrekt die producten nodig heeft, welke hy uit zyn Land daar na toe kan zenden’? |
Zyn Ed. deeze vier Artikels vervolgens betrekkelyk maakende op den Americaanschen handel met Vrankryk, of met de Republicq, erkent, dat het eerste Artykel ten voordeele van den Handel met de Republicq is, dan hy tragt tevens te toonen, dat het zo sterk niet spreekt, als 't wel in den eersten opslag toeschynt: en vooral zo sterk niet, of de voorkeuze moet, zyns oordeels, tot den handel met Vrankryk overslaan; uit overweeging der drie andere Artykelen, welken den Handel op Vrankryk ver boven dien op ons Gemenebest begunstigen. Alles schynt ons hier zamen te loopen, om 's Mans gevoelen in een aanneemelyk licht te plaatzen.