Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1778
(1778)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijKort en beknopt berigt van den tegenwoordigen staat der Euangelische Broeder-Uniteit, toegedaan de Augsburgsche Confessie. Uit het Hoogduitsch vertaald. Te bekomen by D. Weber, te Zeist, 1777. Behalven de Voorreden 75 bladz. in groot octavo.Dit berigt, door een medelid der Broeder-Uniteit opgesteld, en door den Heer August Gottlieb Spangenberg, in de Voorreden, bekrachtigd, als in deszelfs geheele inhoud der Waarheid overeenkomstig, is drieledig. Het eerste gedeelte behelst eene aenwyzing der plaetzen, alwaer zich Broedergemeenten en Missionen bevinden, die, naer de verschillende Landen, in orde opgegeven worden. Zy hebben zich, volgens deze opgave, wyd en zyd verspreid, niet alleen in Europa, maer ook in de Volkplantingen en Bezittingen der Europische Magten, bovenal in Amerika. In de Nederlanden hebben ze een Gemeente-OordGa naar voetnoot(*) te Zeist in 't Sticht Utrecht, ene Broedergemeente te Amsterdam, benevens ene kleine Broeder-Gemeente te Haerlem, en insgelyks te Akrom in Vriesland. De tweede afdeeling is ingericht, om ons een verslag | |
[pagina 109]
| |
te geven van den inwendigen staet der Broeder-Uniteit, die zich noemt de Euangelische Broeder-Uniteit van de Augsburgsche Confessie. En de derde afdeeling is ten laetste geschikt, om ons de uitwendige inrichting dier Uniteit te melden. - Beide deze afdeelingen behelzen de merkwaerdigste byzonderheden, rakende de Leer, het Kerklyk bestuur, de Kerklyke Tucht, en de verdere Huishoudelyke schikkingen dezer Broeder-Uniteit. Men geeft ons in dit alles een regelmatiger verslag van 't geen, in 't een en ander opzicht, tot deze Broeder-Uniteit betrekking heeft, dan we tot nog in onze tale gevonden hebben. Ten aenzien van de laetstgemelde stukken is dit bericht vry onderscheiden, maer met betrekking tot het eerste, of bepaeldlyk de Leer, is het oppervlakkiger, dan wy verwacht hadden; doch zulks is naestdenkelyk daeraen toe te schryven, dat men alleen de Leer der Broeder-Uniteit heeft willen opgeven; zonder zich verder uit te laten over de min of meer gewone begrippen, die onder de Broeders geleerd worden, welken men zou mogen aenmerken als begrippen, niet van de Broeder-Uniteit, maer van derzelver byzondere Leden, die, volgens hun Kerkwezen, zeer onderscheiden kunnen zyn. Naer alles wat wy 'er uit op kunnen maken is de Broeder-Uniteit der Augsburgsche Confessie, zo als dezelve 1530, in de Duitsche tale, aen Karel den V, is overgegeven, toegedaen; en 'er mag door geen Leeraer, in de Broeder Gemeente, ene tegen die Confessie aenloopende Leer voorgedragen worden. Maer de Broeder-Uniteit maekt niet veel werks van de verschilpointen, die de Protestanten verdeeld houden; des kunnen byzondere Leden van verschillende begrippen zich met hun verenigen. - Iemand kan zich met de zogenaemde Oude BroederkerkGa naar voetnoot(*), die zich aen de bovengemelde Confessie houd, en verder gene menschlyke Schriften als Symbolische Schriften aenneemt, om zo te spreeken, geheel en al verenigen, zo dat hy zich ook aen de Gemeente-Verordeninge verbinde. Dan dit is niet volstrekt noodig, | |
[pagina 110]
| |
om een Lid van de Broeder-Uniteit te zyn. - Iemand kan zich ook met de Broeder-Uniteit ver-enigen, zonder zich van de Euangelisch-Luthersche of Euangelisch-Gereformeerde Gezindheid, waer in hy gebooren is, af te zonderen. - En iemand, die genoegzame kennis van de zaek heeft, kan uit de begrippen en uitdrukkingen dier Broeders, schoon zy 't in de hoofdzaek eens zyn, wel bemerken, tot hoedanig eene soort hy te brengen zy. Uit dien hoofde begrypen wy nu, naer't ons voorkomt, zeer wel, dat men geen bepaeld Leerstelzel van de Broeder-Uniteit kan geven; en dat men, zo lang men geen genoegzaame kennis van de zaek heeft, niet wel kan onderscheiden, wat tot de eene of andere soort, of bepaeldlyk tot de Broederkerk, behoort. Hy gevolglyk, die 'er belang in stelt, om dit nader te weten, zal, benevens dit Geschrift, nog dienen te doorbladeren, de voornaemste Geschriften dier Broederen, en wel byzonder hunne Liturgische Gezangboeken, welker Liederen zy gezaemlyk opheffen, des ze natuurlykerwyze hierin hunne eenstemmige gevoelens uitdrukken. - Dit ons gezegde intusschen dient niet, om iemand daer toe aen te moedigen; een onzer, die met bescheidenheid deze moeite op zich genomen heeft, heeft niet anders kunnen ontdekken, of de leerstellingen der onveranderlyke Augsburgsche Confessie zyn onder de Leden der Broeder-Uniteit verenigd met mystike en dwepige denkbeelden; die dan nog daerenboven zo dikwerf met leenspreukige uitdrukkingen voorgesteld zyn, dat derzelver bepaelde zin enigzins raedzelachtig worde. En 't is hem, de byzondere inrichtingen van hun Kerkwezen daer latende, voorgekomen, dat iemand, die door geen byzonderen Gezinheidyver gedreven word, maer een lid der éne algemene Christelyke Kerke, naer zyne denkwyze begeert te zyn, zulks, naer de tegenwoordige gesteldheid in ons Vaderland, zo gerust in onze Nederlandsch Kerk kan zyn, dat hy 't zelve te Zeist of elders niet hebbe te zoeken. - Zyn 'er echter zodanigen, die zich dezer moeite getroosten, dan willen wy hen, om de Broeder-Uniteit niet te bezwaren, gewaerschouwd hebben, om de Leer der Broederen niet op te maken, uit de Schriften van den Graef van Zinzendorf, en de Liederen, die voor vyf- en twintig jaren in de Gemeente ingesloopen zyn; als welken, volgens dit Geschrift, daer toe niet bevoegd geoordeeld mogen worden. | |
[pagina 111]
| |
Wat de eersten aengaet, hier omtrent drukt de Schryver zich in dezervoegen uit. ‘De Schriften van den zal. Ordinarius, den Graaf van Zinzendorf, zyn den Broederen wel zeer schatbaar, doch worden egter by hun geenzins als Symbolische Schriften aangemerkt. - Ook is ten aanzien van deze Schriften nog aan te merken dat de zalige Ordinarius zelve van zyne Schriften geloofde, dat hy ze nog alle behoorde over te zien, eer hy met dezelven kon te vreden zyn. Doch hierin is hy, door de menigte van andere bezigheden, en door dien God hem tot zich riep, verhinderd geworden. - Wat zyne daarin uitgedrukte byzondere meningen betrest, zo heeft hy reeds voor 20 Jaaren de Broeders in 't gemeen, en, zo veel hy kon, ieder in 't byzonder gebeden, en wel op het Synode, dat toch niemand zich met de handhaving of verdediging zyner Schriften mogt inlaten. Dus zouden de Broeders zelfs tegen zynen zin handelen, indien zy zulks doen wilden.’ En rakende de opgemelde Liederen, schryft hy aldus. ‘De voor vyf- en twintig jaren in de Gemeente voor een korten tyd ingeslopene Liederen, die, schoon zy den zin niet gehad hebben, welken men hun, deels uit spotterny, deels uit misverstand heeft toegedicht, echter ook ten dele niet overeenkomstig waren met de eenvoudigheid en ernst der Godlyke Waarheid, maar vermengt met allerlei woordenspel, dat in het beuzelachtige valt, deze Liederen, zeg ik, zyn reeds voorlang te enemaal buiten gebruik geraakt. - Ja, de Leeraren der Broederkerk hebben allen vlyt aangewend, om zich ook in Liederen van tyd tot tyd verstaanbaarder, zuiverder en eenvoudiger, met een woord, derwyze uit te drukken, dat een aandagtige en oplettende Ziel, dezelve gebruikende, by de vraag: verstaat gy ook wat gy zingt? zich niet behoeft te bedenken, of geheel te zwygen.’ Wy leiden hier uit af, dat de Broeder-Uniteit bedagt is op Hervorming; en als dit verstandig, met een Godsdienstig oogmerk, by aenhoudendheid, in ene byzondere Gezindheid geschied, is 'er altoos hoop, om 'er by vervolg iets goeds van te verwachten. |
|