| |
| |
| |
Brieven over de Noord-Americaansche Onlusten, den waarschynlyken uitslag dier Oorlog, en den invloed, die deeze gebeurtenisse zoude kunnen hebben, zo op de belangens van Europa in 't algemeen, als van deezen Staat in 't byzonder. Door Jonkheer Lodewyk Theodorus, Grave van Nassau la Leck. Te Utrecht by G.T. v. Paddenburg 1777.
VOor hun die, in deeze tydsomstandigheden, het oog gevestigd houden op de Americaansche onlusten, welken veeler opmerkzaamheid tot zig trekken; en, inzonderheid vermaak scheppende in staatkundige bespiegelingen, die onlusten voornaamlyk van de zyde der staatkunde beschouwen, kunnen deeze Brieven tot een aangenaam onderhoud verstrekken. Zy mogen van geen byzonderen dienst weezen voor doorgeöefende staatkundigen; ze zullen egter van nuttigheid zyn voor dezulken, die deeze Weetenschap in eene mindere of meerdere maate ter harte neemen, zig daar in oefenen, en ten klaarste bezeffen, dat de Americaansche onlusten, in derzelver gevolgen, van een ver uitzigt zynde, zulk eene beschouwing wel waardig geagt mogen worden. De zodanigen vinden in deeze Brieven leerzaame bedenkingen en oordeelkundige aanmerkingen over dit onderwerp, die hunne aandagt bepaalen en leiden. Ze kunnen dezelven met te meer genoegen nagaan, om dat de Schryver in geenen deele de gewoonte heeft van zig meesteragtig te laaten hooren, of op een sterk beslissenden toon tespreeken; maar, in tegendeel, alles met bescheidenheid in dat licht te plaatzen, waar in het hem, met minder of meerder zekerheid of waarschynlykheid, voorkomt; en naar maate hier van zyne overweegingen, raakende de gevolgen, mitsgaders de daar uit voortvloeiende werkzaamheden van hun, die 'er belang in hebben of verkrygen, in te richten. - Men zal, zig op dit stuk toeleggende, 't is waar, alles niet even duidelyk, niet even bondig vinden: dit laat het staatkundige niet toe; het heeft, zelfs met opzigt tot het tegenwoordige, en nog veel meer met betrekking tot het toekomstige, zyne duistere zyde. Daarenboven heeft zelfs het staatkundigste oog zyne beperking, waardoor ook ervaren Mannen in dit stuk kunnen mistasten; des het niet te verwonderen, maar veeleer te verwagten zy, dat men ook hier of
| |
| |
daar in deeze Brieven iets zal ontmoeten, dat men niet aanneemelyk oordeelt; 't zy dat de misvatting by den Lezer of by den schryver zelven plaats hebbe. Edoch met dat alles twyfelen wy niet, of onpartydige Leezers zullen deeze Brieven over 't geheel met nut doorbladeren, 'er regelmatiger over dit onderwerp uit leeren denken, en den Hooggebooren Schryver ten minste dankbaar weezen, voor zyne gegeeven handleiding, om alles indiervoege na te denken.
Zyn Ed. heeft dit onderwerp Briefswyze behandeld, en zig voorgesteld telkens drie Brieven af te geeven, waarvan nu reeds drie Drietallen, en dus in 't geheel negen Brieven, het licht zien. In stede van ons met eenig byzonder Artykel op te houden, dat door eene volledige Voordragt ligtlyk te breed zou uitloopen, zullen wy ons liever bepaalen, tot eene opgave der voornaamste onderwerpen, in deeze Brieven met veel oplettendheid behandeld; waaruit men genoegzaam zal kunnen afneemen, dat het wel der moeite waardig zy, nu of dan een uur aan derzelver leezing te besteeden, zo men eenigzins gegrond wil denken, over een stuk, dat, in verscheiden opzigten, een heerschend onderwerp veeler hedendaagsche gesprekken geworden is.
De eerste Brief is wel inzonderheid ingerigt om te toonen, hoe Engeland te voorbaarig gehandeld heeft, met den weg van geweld in te slaan, toen 'er, naar alle gedagten, nog wel een vergelyk te treffen was, dat den Amerikaanen boven den Oorlog te verkiezen stond. Engeland moet, zo 't zyn Ed. voorkomt, de magt der Colonien niet regt gekend, of den eigenlyken zetel dier magt niet wel begreepen, en zig zeer vergist hebben, over de denkwyze en de gemoedsgesteldheid der Colonisten. Een vergelyk was, zyns oordeels, wederzyds nog aan te raaden: dan, gelyk hy zegt, ‘het sweerd is uitgetoogen; en de wederzydsche eer duld thans niet, vooral aan den kant van Engeland, het zelve vrugteloos in de scheede te steeken.’ - Maar als de kryg des voortgaat, wat zal dan de uitslag van dien oorlog zyn? De overweeging hier van is het hoofdonderwerp der twee volgende Brieven, op de vooronderstelling, dat geene vreemde Mogenheden, aan de eene of andere zyde, deel in dien Oorlog neemen. Zulks vaststaande, maakt hy zig vry sterk in het denkbeeld, dat de uitslag van dien Oorlog, naar alle waarschynlykheid, gunstiger voor de Americaanen, dan voor de En- | |
| |
gelschen, zal zyn: en dat de Americaanen een voordeelige kans hebben, om hunne onafhangelykheid te handhaaven, indien zy eensgezind blyven, en hun tegenwoordige bestek volgen. - Doch hier op valt de Vraag: heeft men niet te verwagten, dat vreemde Mogenheden, of den Americaanen, of den Engelschen, zullen byspringen? Ter dier oorzaake bepaalt zig de Schryver in zynen vierden Brief, om te onderzoeken, wie hunne byspringers zouden kunnen zyn? dat is, welke Mogenheden, en daar toe in staat zyn, en hunne belangens kunnen medebrengen, voor of tegen één der partyen, openlyk in 't harnas te verschynen? Dit onderwerp, van eene aanmerkelyke uitgebreidheid zynde, loopt met deezen Brief niet af, maar wordt ook in den zesden agtervolgd. - Tusschen beiden beantwoordt zyn Ed. in den vyfden Brief, deeze twee Vraagen;
welken hier in bedenking komen, om te overweegen, of ook andere Mogenheden, door vreeze voor haare eigen Colonien, bewoogen zouden kunnen worden, om Engeland te helpen. Men vraagt naamlyk, (1) of het voorbeeld der Americaanen geen nadeeligen invloed kan hebben, op den denkingsaart der Colonisten van de andere Natien, hun den lust geeven, om zig insgelyks aan 't gezag hunner Meesteren te onttrekken en de onafhangelykheid te zoeken? Wyders (2) of de Americaanen, eens onafhangelyk geworden zynde, en eene Regeering op zigzelven uitmaakende, niet wel in staat zouden zyn, de Colonien der andere Natien, en inzonderheid van deezen staat, in hunne magt te krygen? Onze Autheur beantwoordt de eene en andere Vraag met Neen; en tragt te toonen, dat 'er geen regtmaatige reden zyn, om zodanig iets vreezen. - Dit afgehandeld hebbende, hervat zyn Ed. het bovengemelde onderwerp; en zyn vierde en zesde Brief strekken, om ons onder het oog te brengen, wat men van de Zeemogenheden, Frankryk, Spanje en Portugal zou kunnen verwagten. - Wat Frankryk aanbelangt, zyn Ed. gelooft te kunnen beweeren, dat het zelve veele belangens heeft, om niet alleen in 't geheim, maar zelfs des noods openlyk, de Americaanen by te springen; zonder egter te willen verzekeren, dat zulks gebeuren zal. En vraagt men hierop: Is Frankryk in staat een oorlog tegen Engeland te voeren en uit te houden? Kan het op een goeden uitslag staat maaken? Is het nog wel de regte tyd daar toe, of is het geraaden nog wat te wagten; althans zo lang, tot dat de Engelschen den
| |
| |
eersten aanval doen? zo is zyn antwoord, dat 'er reden zyn, om te denken, dat Frankryk in staat is zulks te doen, met hoop op een goeden uitslag; doch dat de voorzigtigheid dit Hof raadt, hier mede zo lang te wagten, tot dat de Americaanen te kort schieten, of dat de Engelschen op de Franschen aanvallen. - Men vraage niet of Frankryk edelmoedig zou handelen, als hy de Americaanen bysprong, en de Engelschen onvoorziens op 't lyf viel? zekerlyk neen; doch men weet, dat in 't Staatkundige het belang gemeenlyk meer geldt, dan de edelmoedigheid. - Naast Frankryk komt Spanje in aanmerking; maar 't is, zegt onze Schryver, niet te vermoeden, dat Spanje op zigzelven iets zal onderneemen; evenwel zal het, in de tegenwoordige omstandigheden, meer voor als tegen de Americaanen zyn; en dus zou men, ingeval eener Vredebreuke tusschen Engeland en Frankryk, mogen verwagten, dat Spanje een Geallieerde van Frankryk zal zyn. - Verder slaat zyn Ed. het oog op Portugal, 't welk hy te zeer aan Engeland verbonden agt, om den Americaanen te begunstigen; en verder beschouwt als eene Mogenheid, over welke de Americaanen zig weinig hebben te bekreunen, of die hun voor dan tegen zy; ook komt het hem naastdenkelyk voor, dat het Engeland zelven voordeeligst zy, dat Portugal neutraal blyve. Alleenlyk neemt hy nog in overweeging, of Portugal, aangezien het voorgevallen met Spanje, niet wel overgehaald of genoodzaakt kon worden, om van zyne alliantie met Engeland af te zien, en zig met de Huizen van Bourbon te vereenigen. Als dit geschiedde, zegt hy, zou Engeland een grooten krak in zyne koophandel ondergaan, en niet weinig in verlegenheid geraaken. - Aan deezen Brief hecht de Autheur, by manier van een Ps. nog de vertaaling van een Engelsch Geschrift, getyteld de Verzoening; behelzende een leenspreukig voorstel, geschikt om te toonen, dat de Engelsche maatregels, omtrent de Americaanen, te gestreng geweest zyn, en dat 'er, op voorwaarde van eene gemaatigder
behandeling, nog wel een redelyk vergelyk te treffen zou zyn. - Na deeze beschouwing der Zuider-Zeemogenheden, schikt zig onze Schryver ter overweeginge van 't geen men te denken heeft, nopens de Zeemogenheden uit het Noorden, en wel in de eerste plaats wegens onze Republiek; waaromtrent zyn Ed. zyne gedagten voorstelt, in den zevenden, achtsten en negenden Brief.
| |
| |
In dit derde Drietal bepaalt zich zyn Ed. tot het onderzoeken, der zeven navolgende Vraagpunten.
1. | Wat voordeel of nadeel kan d'onafhanklykheid van Noord-America aan de Republicq toebrengen? |
2. | Engeland, door overmagt, d'Americaanen al eens tot onderwerpinge dwingende; van wat gevolg kan dat voor de Republicq zyn? |
3. | Indien Engeland eens Noord-America verloor, in hoe verre kan een daar uit t'ontstane, geheele of gedeeltelyke daling van dat Ryk, voor de Republicq voordeelig of nadeelig zyn, in hoe verre heeft men dan te dugten voor stilstand in betalinge of een algemeen bankroet? |
4. | Is het niet voordeeligst voor de Republicq, zich in deezen Burgerkryg niet te bemoeien, en in alle daaruit te ontstane Oorlogen, geheel onzydig te blyven? |
5. | Welke middelen zyn het kragtdadigst, zo om die onzydigheid aan de belanghebbende Mogenheden smaaklyk te maaken, als om die met luister te handhaaven? |
6. | De Republicq evenwel, aan zodanigen oorlog deel moetende neemen, dient die zig dan voor of tegens Engeland te verklaaren? |
7. | Kan de Republicq, dan in den oorlog gewikkeld zynde, zig eenig weezentlyk voordeel daaruit voorspellen? |
Onze Schryver gaat in dit onderzoek met zeer veel bescheidenheid en omzigtigheid te werk, 't welk ons de overweeging zyner bedenkingen, die ons Vaderland betreffen, te meer doet aanpryzen. De bepaaldheid van ons bestek duldt niet, zyne beantwoording van ieder point onderscheidenlyk te melden; maar zie hier, zo als zyn Ed. het noemt, de Recapitulatie en Conclusie.
‘De onafhanklykheid van America kan voordeelig zyn voor Neêrlands Koophandel; die daar door kan opgebeurd en verleevendigd worden.
De dalinge van Engeland en deszelfs Koophandel kan het gevolg der tegenswoordige Oorlog zyn, en zal, mits niet te verre gaande, ons bevoordeelen.
Daar doen zig waarschynlykheden op, dat de Staat neutraal kan blyven in alle verdere Oorlog. Dit is veiligst, voordeeligst en raadzaam.
In den Oorlog ingewikkeld wordende, kan de Republiek evenwel eenen rol speelen, en behoort dus zo ligt niet bedugt te zyn, voor eenen kwaaden uitslag. Zy behoeft geen beleedigingen te dulden.
| |
| |
Uit het een en ander besluite ik dan, dat 'er niets beeters voor de Republiek is, dan zich zo lang doenlyk neutraal te houden, en terwyl anderen zig afmatten gebruik te maken van de voordeelen, die ons aangeboden worden. Dat om dit ter uitvoer te brengen niets gerader is, dan zich in staat van defensie vooral ter zee te stellen. Dit zal aan anderen ontzag voor ons geeven, en elk zal om 't eerst de vriendschap van zo eenen gedugten nabuur verzoeken. En eindelyk dat, is de oorlog volstrekt noodzaaklyk, kan die niet vermyd worden, men dan niet geheel buiten staat is, om die met luister te voleinden. Ik zal hier by voegen, dat, zyn wy dus niet voor de Americaanen, zy ons ook niet kunnen stellen, onder het getal der geenen, die hunne onafhanklykheid zullen tragten te verhinderen’.
Voorts heeft zyn Ed. ten oogmerk, in een volgenden Brief, te onderzoeken, ‘in hoe verre het te denken is, of niet, dat d'Americaanen, al eens onafhanklyk geworden, vereenigd sullen blyven, en, door 't aanneemen van eenige bestendige Regeeringsform eene altoosdurende Mogenheid kunnen uitmaken’? waarnevens hy dan ook belooft, nog iets te zullen zeggen, ‘omtrent den krygslist der Americaanen, in het voeren hunner teegenswoordige oorlog’.
Ten laatste heeft hy hier, by wyze van eene Toegift, tot een staaltje van de kostbaarheid van deezen Oorlog voor Engeland, nog medegedeeld, eene lyst van 't aantal paarden, dat de Engelsche Armee in America benoodigd heeft, om in 't Veld te komen. Volgens deeze lyst, door een Lid van 't Parlement, op den 11 Maart des voorigen jaars, zo men verzekert, aan die Vergadering ingeleverd, loopt het getal der enkel benoodigde Paarden, voor een Leger, waar van 30,000 Man te velde trekt, (gelyk men vooronderstelt, in deezen in America gebruikt te worden,) op 7270. Onderweg rekent men gaat het vyfde gedeelte verlooren, en dus moeten 'er 8724 Paarden gezonden worden. Hier by dient men 'er nog wel 600 te zenden, om het getal volledig te houden. Dus worden 'er voor zo een klein Leger, 9324 Paarden vereischt. Ieder Paard kost aan inkoop en transport ten minste 15 Ponden sterlings; en gevolglyk bedraagt dit enkel artikel eene somme van 1,39,860 Ponden sterlings. ‘En wat zal het zyn, zegt de opsteller dezer lyste, indien men hier byvoegt de Cavalerypaarden, en die welke gedu- | |
| |
rîg derwaards moeten gezonden worden, om de plaats te vervullen der geenen, die door den Vyand genomen of doodgeschooten worden, aan ziekte en fatigues sterven of wel verminkt raken?’ |
|