Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1778
(1778)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 60]
| |
Geschiedenis van het Werk der Verlossing, door wylen den Wel Eerw. en zeer Gel. Heer J. Edwards, President van het Collegie van Nieuw Jersey. Uit het Engelsch vertaald, door E. Nooteboom. Tweede Stuk. Te Utrecht by A. v. Paddenburg, 1777. In groot octavo 288 bladz.NA 't afhandelen der twee eerste Perioden, komt de Eerwaerde Edwards, volgens zyne gemaekte schikkingGa naar voetnoot(*), ter aentooninge, hoe God het Werk der Verlossinge, van 's Menschen val, tot het einde der weereld uitvoert, met dit Stuk, tot de derde Periode, die zich van 's Heilands opstanding tot het einde van de Waereld uitstrekt. In de ontvouwinge hier van, zo ten opzichte van het reeds gebeurde, als met betrekking tot het toekomstige, achtervolgens de voorzeggingen en beloften, luid 's Mans voorstel: ‘Dat de geheele tyd van de opstanding van Christus af, tot aan het einde der Weereld diene, ter daarstelling of volvoering van de groote uitwerkingen of vruchtgevolgen van Christus vrykooping, of verwerving der verlossing’. Ten betooge hier van, tracht hy, na enige algemene aenmerkingen, rakende dit Tydperk, gemaekt te hebben, vooraf te toonen, hoe Christus, door zyne opstanding en hemelvaert, in ene onmiddelyke bekwaemheid gesteld is, om het einde van zyne vrykooping te bereiken; en verder te doen zien, hoe dat vruchtgevolg met 'er daed daer gesteld is, voorts voltrokken staet te worden, en zyne voornaemste vervulling in den dag des oordeels zal erlangen. Dit doet hem, in de eerste plaetse, het oog slaen, op de middelen, ten dien einde, na de opstanding van Christus vastgesteld, en verder op het vruchtgevolg zelve; ‘zo in een staet van lyden, verdrukking en vervolging, waarin de Christen-Kerk, voor 't grootste gedeelte, is, van de opstanding van Christus, tot den val van den Antichrist; als in den staat van vrede en voorspoed, waarin het grootste gedeelte der Kerk zyn zal, naa den val van den Antichrist; en eindelyk de voltooijing van alles met de uitdeeling der heerlykheid aan de Kerk, dat voornaamlyk in den dag des | |
[pagina 61]
| |
oordeels geschieden zal’. Nopens het reeds gebeurde, draegt hy het beloop der gewyde en ongewyde Geschiedenissen, met betrekking tot de lotgevallen der Kerke, voor; en wat het toekomstige betreft, ontvouwt hy het geen men, zyns oordeels, naer de leer der voorzeggingen en der beloften, te wachten heeft: hechtende aen de afhandeling van ieder byzonder gedeelte, en zo ook ten laetste, met opzichte tot het geheel, etlyke aenmerkingen, die hy ter leeringe en betrachtinge aendringt. - Uit hoofde van de verschillende denkwyzen der Godgeleerden, kan men niet anders verwachten, dan dat zy, in zodanig ene beschouwing, het reeds voorgevallen zeer verschillend tot hun oogmerk zullen overbrengen; en ter oorzake van het duistere, waer in de byzonderheden van het toekomstige ingewikkeld zyn, moet 'er natuurlyk desaengaende ene nog grooter verscheidenheid van overbrenging plaets hebben. En daer uit moet dan noodwendig voortspruiten dat zommigen zich zeer wel met het beloop van dit Geschrift kunnen verenigen, terwyl anderen, over de juistheid der overbrenginge, in genen deele voldaen zyn. Zo ooit, in zulk ene beschouwing vooral, heeft de vooringenomenheid een grooten invloed. Inmiddels zal men, hoe men ook moge denken, op het doorbladeren van dit Werk, den Eerwaerden Edwards steeds voor een Schryver houden, die zyn ontwerp op ene regelmatige wyze voltrokken heeft. |
|