| |
Onderhouding van de Aandacht over de Geschiedenis van Jezus Lyden. Door M.C.C. Sturm, Predikant te Maagdenburg. Uit het Hoogduitsch vertaald, door L.G. Cordes, Leeraar der Euangeliesch-Luthersche Gemeente te Zwolle. Te Amsterdam by G. Bom, 1777. Behalven de Voorrede en Inhoud 418 bladz. in gr. octavo.
NAer 't oogmerk van den Eerwaerden Sturm, in 't opstellen van dit Geschrist, behelst het zelve ene gemoedlyke en opwekkende overdenking van 's Heilands Kruisgeschiedenis; op zodanig ene wyze ingericht, dat zelfs gemene Christenen, zo ze maer enige oplettendheid aenwenden, 'er een' leerzaem gebruik van kunnen maken; ter hartlyke erkentenisse van 't dierbare van dat Lyden; en ter bevorderinge van Heiligmaking. - Om hen hier toe te eerder aentespooren, en als 't ware met de hand te leiden tot het vereischte gebruik, zo geest hy, in de eerste plaetze, enige voorbereidende Overdenkingen, dienende, om de noodzaeklykheid en de nuttigheid der vruchtbare gedachtenisse van dat Lyden te ontvouwen; om te toonen, met hoedanig ene gemoedsgesteldheid deze gedachtenis in 't werk gesteld behoort te worden; en wyders om den Lezer opmerkzaam te maken,
| |
| |
op het oogmerk van 's Heilands Lyden. - Hieraen volgt ene bespiegelende betrachtelyke beschouwing van de aenmerkelykste byzonderheden, die, in de Lydensgeschiedenis van Jezus Christus, voorkomen, van zyn uitgaen van Jeruzalem naer den Olyfberg, tot op zyne begravenis. Deze beschouwingen, die het voornaemste gedeelte van dit Werk zyn, en ten getale van vier- en veertig overdenkingen loopen, benoemt zyn Eerwaerde met de benaming van Onderhouding van de Aandacht over de gewichtigste stukken der Lydensgeschiedenis van Jezus; en behelzen, in ene welaeneengeschakelde schikking, ene reeks van gemoedlyke overwegingen, die de aendacht op de bedoelde omstandigheden indiervoege vestigen, dat ze den Lezer steeds ten goede opwekken. - 's Mans overdenking op 's Heilands laetste woorden, zo als ze gewoonlyk genoemd worden, mogen hier ten voorbeelde strekken. Hy geest ze aldus op. - Vader! vergeef 't hun, want zy weeten niet, wat zy doen. - Vrouw! ziet, dat is uw Zoon: ziet, dat is uwe Moeder. - Voorwaar ik zeg u: heden zult gy met my in het Paradys zyn. - Myn God! myn God! waarom hebt gy my verlaaten? - My dorst. - Het is volbragt. - Vader! ik beveel mynen geest in uwe handen. - En hier over laat hy zich op de volgende wyze hooren.
‘ô Hoe zagt is de stem, die van Golgotha komt’. ‘De stem van God op Sinaï was vreeselyk, toen hy als Wetgeever en Rechter in den donder sprak, en de doodende blixems rondom hem schitterden. Maar hier is alles stil. Hier durf ik zonder vreeze naderen tot den Berg, op welken myn Jezus zyn bloed uitstort; hier kan ik, zonder beeven, zyne stem hooren. Want myn stervende Jezus vertoont zich aan alle zondaars, aan alle, die verlaaten zyn, aan alle stervenden in de aangenaamste gedaante. Ik zal hem thans ter versterking van myn geloof beschouwen.
Ik zie in den persoon van Jesus den Vriend der zondaaren, die den verloorenen tot aan het einde zyne liefde toedroeg. Waren het de zondaars, om wier wille hy, zo lang hy op de aarde wandelde, allen arbeid alle lydens op zich nam; dan waren zy nu ook het voorwerp zyner liefderyke zorgvuldigheid, toen hy gereed was, om den dood te lyden. Zyne eerste en sterkste gedachten waren op de zondaars gevestigd. Rondom zyn kruis stond een menigte van de roekeloosste booswichten. Hy aanschouw- | |
| |
de ze met oogen van de mededoogenste liefde, en badt voor hun met die harttreffende woorden: “Vader vergeef 't hun, want zy weeten niet wat zy doen”. Aan zyne zyde hing een kwaaddoener, die met een verbryzeld hart genade zocht. Hoe haastte hy, om dien vermoeiden te verkwikken! Hoe bereidvaardig was hy, om hem die verzekering te geeven: “Heden zult gy met my in het Paradys zyn”. - ô Wat verkwikkend gezicht is dit voor myn beangst hart! Ook voor my heeft Jesus in den dag zyns vleeschs gebeden, en smeekingen met een sterk geroep en traanen geofferd. Waar zoude ik zyn, zo hy my niet in die voorbidding ingeslooten had, welke hy voor zyne moordenaars gedaan heeft? Mogelyk zoude my wanhope aangetast hebben. Maar hy, hy heeft voor my gebeden, en de straffen van my afgeweerd, die my dreigden te verderven. Meer dan eens heeft hy my, vol van medelyden, aangezien, toen ik verdiende, dat hy my als Rechter aanschouwde; meer dan eens heeft hy myne ziel behouden, toen ik gereed stond, om dezelve in 't verderf te dompelen. En wat zal hy niet nog aan my doen, wanneer ik vol van berouw en traanen my na hem toewend? Hoe bereidvaardig zal hy zyn, om myn laatste kermen om genade, en myne spreekende traanen, en myne stille zuchtingen te verhooren! Dat vertrouw ik, myn Heiland, dat gy als dan ook aan my de barmhartigheid doen zult die gy den kwaaddoener niet weigerde, die tot uwe ontferming zyne toevlucht nam. Gy zult my den hemel opendoen,
wanneer de waereld voor my toegeslooten wordt. Gy zult my genade laaten vinden, wanneer ik uwen toorn in myne gebeenten voel.
Jesus betoont zich ook nog aan 't kruis als den Bystand der geenen, die verlaaten zyn. Hy was zelfs wel in den eigenlyksten zin, van vrienden en vyanden verlaaten; en dat het schrikkelykste was, - van God zelfs verlaaten hing hy aan het kruis, en ondervond de-verschrikkingen van Gods toorn: maar nogthans nam hy die aan, die verlaaten waren, wier lot veel draaglyker was, dan zyn eigen. Hy zag zyne Moeder, zo als zy zyn kruis en zyne bebloede voeten omhelsde, hoe zy, onder een gestadig handenwringen en zuchtingen, op Johannes schouders leunde, en elk oogenblik in gevaar was van onder de doodlykste bekommeringen neêr te zinken. Hy zag haar aan, en droeg zorg voor haar. Nu was zyn hart ligter, en vooraf gesterkt, tot het oogenblik, waarin hem het
| |
| |
schroomlykste lot trof, van God verlaaten te zyn. - Ik zal ook eerlang iets van dat lot ondervinden. Wanneer ik naby den dood zyn zal, dan zal myne ziel met veele zwaarigheden worstelen. Misschien zal ik dan ook oorzaak hebben om te klaagen: de Heere heeft my verlaaten! De Heere heeft my vergeeten! Dan, ô myn Heiland! zal ik vol van hope op u zien, en daar uit troost neemen voor myn verslaagen hart, dat ik weet, dat gy in myne plaats van God verlaaten zyt geweest. Hoe ligt zal myn hart worden, wanneer ik u, die de bystand van hun zyt, die verlaaten zyn, in mynen nood zoek. Ja, het zal my in alle opzichten ligt worden. Want al zouden ook de Geliefden myns harten rondom myn sterfbed staan; al zouden my, wanneer ik ze zie, de gedachten ontrusten; dat ik ze ongevoelig achterlaat, dan kan ik ze gerust aan uw opzicht en aan uwe zorg overlaaten. Gy zult hun eenen Johannes toezenden, die hen aanneemen zal.
Hoe beminnenswaardig, myn Heiland! zyt gy voor my, wanneer ik u als het voorbeeld, en als myne toevlucht in den dood, beschouw. Gy roept: “My dorst”! Ach, hoe smachtende hing gy daar, en niemand was 'er, die uw dorstig hart verkwikte. Ook my zal eerlang een dorst kwellen, wanneer alle myne krachten, gelyk een potscherf, verdroogd zullen zyn. Dan zal ik aan u denken, en my met uwen dorst troosten, en by eenen iegelyken dronk waters dien men my toeereikt, u danken, dat gy my op myn ziekbedde meer verkwikking geeft, dan gy aan 't kruis genieten mogt. - Gy roept: “Het is volbragt”! Mogt ik toch met denzelfden triomf, waar mede gy dit in den dood uitriept; u hetzelve eerlang kunnen naspreeken! ô Hoe blymoedig kan ik uit de Waereld gaan, wanneer ik overtuigd ben, dat ik alles volbragt heb, wat voor my te doen en te lyden bepaald was! Dan zal ik ook met opzicht tot alle myne lydens kunnen zeggen, dat zy voor eeuwig volbragt zyn, en dat noch myn ligchaam noch myne ziel van eenig leed zal aangeraakt worden. - Eindelyk verschynt uw einde. Met welk eene vertrouwelyke onderwerping draagt gy uwe ziel op in de handen van uwen Vader! Leer my, dierbaarste Jesus! de kunst om zo zalig te sterven, als gy gestorven zyt: doch leer my veel meer de kunst, om zo oprecht te leeven, als gy geleefd hebt’.
By deze Overdenkingen komt nog ene Verklaarende om- | |
| |
schryving der Lydensgeschiedenis van Jesus; met korte toepassingen op het hart; geschikt om gemenen Christenen de behulpzame hand te bieden, in 't nagaen der byzondere gebeurtenissen, om daer uit toepaslyke aenmerkingen af te leiden; welken hier onder één- en zeventig hoofdzaken gebragt worden; waer van de negen- en veertigste, betreffende den dood van Jesus, aldus luid.
‘Zo dra als Jesus den azyn genomen had, zeide hy: Alles is volbragt’! Terstond daarna riep hy met ene duidelyke stem: ‘Vader! ik geef myne ziel over in uw opzicht’. Naauwlyks hadt hy deeze woorden uitgesproken, of zyn hoofd zonk neder op de borst, en hy gaf zynen geest op.
| |
Praktikale Aanmerkingen.
1. | Ik wensch niet eerder te sterven, dan dat ik zeggen kan: ik heb alles volbragt, wat ik als mensch en als Christen doen moest. |
2. | Maar hoe veel zal ik eerlang nog by mynen dood vinden, dat niet volbragt is, wanneer ik te rug zie op myn leven! Dan kan het my helpen; dat Jesus alles vorbragt heeft. |
3. | Jesus bleef zynen Vader getrouw tot den dood toe: ook zal de dood my niet van hem scheiden. |
4. | In de uure des doods moet myne voornaamste zorg op de ziel, en op haar lot in de eeuwigheid, gevestigd zyn. |
5. | Een waarachtig heilige en zalige dood is het gevolg van een heilig leven. |
6. | De dood van Jesus is het zegel van zyne leer, en de verzekering van myne volmaakte verzoening met God. |
7. | Ten aanzien van de omstandigheden, die, na mynen dood, met myn ligchaam en met myne ziel gebeuren zullen, kan ik zonder bekommering zyn. Lichaam en ziel zullen onder Gods opzicht blyven. |
|
|