Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1777
(1777)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOlivier en Felix, of de twee vrienden van Bourbon.
| |
[pagina 520]
| |
geboren. Men had ze ook beiden opgevoed met dezelsde melk; want ene der Moeders in de kraam gestorven zynde, belastte zich de andere met de opkweking der beide kinderen. Te zamen opgevoed, waren zy nimmer van elkander gescheiden. Zy beminden elkander, gelyk men elkander bestaat, gelyk men leeft, zonder 'er aan te twyfelen; zy gevoelden 't op ieder ogenblik, en hadden het elkander misschien nooit gezegd. Olivier had eens het leven van Felix gered, die waande een groot zwemmer te wezen, en echter byna verdronken was. De een dacht niet om den ander voor zyne zorg te bedanken. Felix had Olivier veelvuldigmaal gered, uit de netelige gevallen, waar in zyne woelige Geestgesteldheid hem gebragt had; en nooit had deze 'er aan gedacht, om 'er hem voor te bedanken. Elders geweest zynde keerden zy met elkander naar Huis, zonder te spreken, of zich over de ene of de andere zaak te onderhouden. Men wierf op zekeren tyd Volk voor den Krygsdienst; het ongelukkig lot was op Felix gevallen: Olivier zeide; het andere lot is voor my: - Zy dienden hun tyd uit, en kwamen in hun Land terug. Of zy elkander toen nog meer beminden dan te voren; dit is iets dat ik den Lezer niet durf verzekeren. In ene schermuiseling dreigde een sabelslag Olivier den kop te kloven; maar Felix stelde zich voor den slag, en kreeg een houw. Men wil dat Felix trots op deze wonde was; doch ik geloof zulks niet. - Te Hastenbeek had Olivier zynen medgezel Felix uit den drang der doden, waaronder hy lag, getrokken. Wanneer men hen onderhield, spraken zy zomtyds van de hulp, die de een van den ander ontvangen had; maar nooit van de hulp die de een aan den ander bewezen had. Olivier sprak van Felix, en Felix sprak van Olivier; maar zy prezen elkander nooit. In hun Vaderland blyvende, geviel het, na verloop van enigen tyd, dat zy beiden beminden; en 't geval wilde dat zy hunne Liefde op een en het zelve voorwerp vestigden. 'Er was tusschen hen niet de allergeringste minnenyd: de eerste, die de drift van zyn vriend bemerkte, zag 'er van af. - Dit was Felix. - Olivier trouwde, en Felix, het leven moede wordende, zonder te weten waarom, dompelde zich in de allergevaarlykste handelingen. Felix wierd een Sluik-Handelaar (Contrebandier.) 'T is bekend, dat 'er vier Gerichtshoven in Frankryk zyn, te Caën, te Rheims, te Valence en te Toulouze, alwaar de Handelaars van verboden waren gevonnisd worden. De strengste van die vier was te Rheims, alwaar een Talbot, het allerwreedste Schepzel dat immer de Natuur voortbragt, het Richterampt bekleedde. - Felix wierd gevangen genomen, voor den wreden Talbot gebragt, en nevens vyfhonderd anderen, die hem voorgegaan waren, tot den dood veroordeeld. Olivier ontdekte het lot dat Felix dreigde. Op een nacht stond hy van zyns Vrouws zyde op, en ylde, zonder het minst te zeggen, naar Rheims. | |
[pagina 521]
| |
Hy vervoegde zich by den Rechter Talbot, wierp zich voor zyne voeten, en smeekte hem verlof om Felix te mogen zien en hem te omhelzen. - Talbot zach hem aan; zweeg een ogenblik, en gaf hem een teken om te gaan zitten. Olivier ging zitten. Na verloop van een half uur haalde Talbot zyn Horlogie uit, en zei tegens Olivier: zo gy uwen Vriend levende wilt zien, en hem omhelzen, haast u dan; hy is op weg; en, zo myn Horlogie welgaat, zal hy, voor dat 'er tien minuten verlopen, reets gehangen zyn. - Olivier, dit horende, vloog woedende op, gaf den Rechter Talbot, met een stevigen stok, een zo vreeslyken slag op het achterhoofd, dat deze voor dood ter nederviele. Hy ylde voorts naar de Strafplaats, kwam 'er, schreeuwde, sloeg den Beul, sloeg de Gerichtsdienaren, hitste het onwaardig gemeen, dat deze Rechtspleging aanschouwde, op; de stenen vlogen; Felix, verlost, vluchtte. Olivier was op zyne behoudenis bedacht, maar een Zoldaat had hem, met een slag van de Bayonet, in de zyde getroffen, zonder dat hy 't in zyne drift gemerkt had. Hy kreeg de poort van de Stad, doch hy kon niet verder gaan; een medelydend Voerman nam hem op zyn wagen; zette hem voor zyn huis af, een ogenblik voor dat hy den laatsten adem uitblies. Hy had nauwelyks den tyd, om aan zyne Vrouw te zeggen, ‘nader, op dat ik u omhelze: ik sterf; maar myn Vriend is gered!’ Op een avond dat wy, volgens gewoonte, ene wandeling deden, zagen wy, voor ene Boerenhut, ene Vrouw staan, met vier kleine Kinderen aan hare voeten: haar droevige houding trok onze aandacht tot zich, en onze aandacht trok de hare. - Na een ogenblik stilzwygens sprak zy ons aan: Zie daar vier kleine Kinderen; ik ben hare Moeder; ik heb geen Man, en zy hebben geen Vader meer. Deze edle wyze om ons medelyden op te wekken was genoeg, om ons te treffen. Wy boden haar onzen bystand aan, en zy ontving dezelve zeer grootmoedig. 't Is by deze gelegenheid, dat wy de Geschiedenis van haren Man Olivier, en van zynen Vriend Felix, gehoord hebben. - Men ziet 'er uit, dat de grootheid van Ziel, en de hoge geboorte, van verschillende zoorten is; als mede, hoe 't in alle Landen gebeuren kan, dat iemand in het duister sterft, voor wien slechts een ander Tooneel vereischt wierd, om meer roems te behaalen. Dit leert ons dat men twee Vrienden kan vinden, zelfs in eene onbeschaafde Boetenhut, en dus ook by de Iroquoizen. Zo deze Geschiedenis den Lezer bevalt, zal ik hem misschien ook het leven van den geredden Broeder Felix mededelen: dat meer aanmerkelyke byzonderheden in zich bevat.
g.h.e. |
|