Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1777
(1777)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 507]
| |
Zamenspraak tusschen Aristippus en Crates.
| |
[pagina 508]
| |
digheden, door meer kragts en uitgebreidheids aan onze denkbeelden te geeven, dat ons Verstand aangekweekt en onze Ziel versterkt wordt?
crates.
Ja.
aristippus.
Zult gy, desgelyks niet toestemmen, dat, zonder de uitvinding der Taalen, 's Menschen Geest nog gedompeld zou liggen in zyne eerste onweetenheid?
crates.
Niets gaat vaster. 't Is door behulp dier verheevene uitvindinge dat wy geleerd hebben, onze eigene denkbeelden gemaklyk zamen te voegen, en die van anderen te doorgronden. Doch welk eene betrekking bid ik u, kan dit alles hebben met de zaak waar van wy thans handelen?
aristippus.
Ik ben nog niet daar ik weezen wil; doch wanneer wy 'er slegts komen, verschilt het niet langs welk een weg. Wy hebben hier tyds in overvloed. - Zoudt gy alle Menschen veroordeelen, om alleen gelukkig te zyn door hunne Denkbeelden.
crates.
Ik weet alle Menschen zyn niet vatbaar voor een zo zuiver geluk.
aristippus.
Als gy hun geen ander Geluk overlaat, zult gy veel wreeder weezen, dan de gierigste Rykaart.
crates.
De Natuur heeft in de behoeften van allen voorzien. Het genot der zinnen is de welbron des Geluks voor de zodanigen, die 't Geluk der Ziele en des Verstands niet kennen.
aristippus.
Ik zal niet onderzoeken of hun deel min bestendig is. Doch zeg my alleen, indien iemand het geheim hadt uitgevonden om het getal te vermeerderen dier genietingen, welke al het Geluk van drie vierde en een half des Menschdoms uitmaaken, zoudt gy het dien Man kwaalyk neemen?
crates.
Neen.
aristippus.
Waarom dan onophoudelyk uitgevaaren tegen Goud en Zilver? Hy die deeze Metaalen uitvondt, heeft misschien den | |
[pagina 509]
| |
Menschen een veel grooter dienst gedaan dan hy die de Taalen uitvondt. Door het vormen van die soort van Algemeene Taal, vermenigvuldigde hy de bronnen van algemeen Geluk. Geene ontdekking, welker gevolgen zo uitgebreid, zo duurzaam, zo algemeen nuttig geweest zyn. In stede van de verruiling der Denkbeelden gemaklyker te maaken; maakt het Goud die des Eigendom gemaklyker, verzekert ze desgelyks, en vermeerdert ze in 't oneindigeGa naar voetnoot(*).
crates.
Waarlyk iets zeldzaams. Uw heerlyk geheim verzekert en vermeerdert den Eigendom van eenige Schurken: dewyl het hun gediend heeft, om, ik weet niet hoe veel eerlyke lieden, te berooven.
aristippus.
Ach! Zullen wy de Honigbyen verbieden Honig te vergaderen: om dat de snoode Horzels haar zomtyds de zoete vrugt haars vlyts en arbeids ontrooven? Haat de Ryken; ik staa het u toe: maar het Goud en Zilver hebben regt op uwe dankerkentenisse. Dank hebben die Metaalen voor de weldaaden, die zy toebragten: 't is niet alleen de Rykdom van eenige byzondere Persoonen, het is de algemeene klomp der Eigendommen, mag ik my dus uitdrukken, die vermeerderd is. De gemeenste ondervinding strekt hier van ten bewyze. Verondersteld dat myn akker twee zakken Koorns opbrengt, en dat die twee zakken genoegzaam zyn ter voldoening van myne noodigste behoeften. Indien ik met een derde my gemaklyk eenigen anderen Eigendom kon bezorgen, die my nut en | |
[pagina 510]
| |
aangenaam voorkwam, zoudt gy dan niet denken, dat ik, door zorgvuldiger en vlytiger dat stukje gronds te bearbeiden, welhaast zou leeren dat meerdere daar van te trekken?
crates.
't Zy eens zo.
aristippus.
Gy moet, derhalven, ook zien, dat het alleen te doen is om de gemaklykheid der ruilingen te begunstigen, om de Menschen te verpligten tot het trekken van het grootst mogelyke deel van 't geen hun is te beurt gevallen, om, op eene zeer weezenlyke wyze, het getal hunner eigendommen te vergrooten. En dit kan het Geld alleen doen.
crates.
Ik heb maar ééne zaak tot antwoord by te brengen op alle die fraaije uitrekeningen. Ziet het ongeluk der Armen, en de hardheid der Ryken.
aristippus.
Het Geld tot nyverheid aanspoorende, en, van dag tot dag, het overvloedige noodwendiger maakende, opent, zelfs voor de allerarmsten, een ryke myn, waar zy uit mogen delven. Nog meer: die Armen, die gy rede hebt om te beklaagen, zouden veel ongelukkiger weezen, indien 'er geen Ryken in 't geheel waren. 'Er zyn honderd duizend Bedelaars in Europa, die, in hunnen elendigen toestand, meer genots, zelfs meer weelde, hebben, dan zeer groote Koningen in woeste streeken van Asie en Africa.
crates.
Rekent gy voor niets de verwyfdheid en de ledigheid; noodwendige en schadelyke gevolgen van die menigte door kunst gemaakte behoeften, welke de Rykdom naa zich sleept?
aristippus.
Alle Menschen zyn niet gebooren met dezelfde maate van kragt; doch allen hebben zy dezelfde begeerte om Gelukkig te weezen. Die ingebeelde behoeften, die door kunst gemaakte noodwendigheden, welke gy voor zo deerlyke jammeren aanziet, houden eene ontelbaare menigte uwer Natuurgenooten bezig, die anderzins ledig en ongelukkig zyn zouden. Moet gy niet toestemmen, dat die staat der zaaken, waar in de onderscheide rangen van Menschen onledig gehouden kunnen worden, op eene wyze best strookende met de verscheidenheid hunner bekwaamheden, smaaken en vatbaarheden, de wenschlykste staat is? | |
[pagina 511]
| |
crates.
Dat beginzel is geheiligd door de Natuur zelve; het ontstaat uit de oneindige verscheidenheid haarer voortbrengzelen; en wy zien dat zy 't zelve bestendig waargenomen heeft in de algemeene en byzondere huishouding der Weezens.
aristippus.
Elk Wetgeever, die het voorbeeld der Natuure wil volgen, moet de middelen opspeuren om zyn Volk te verryken. De Rykdom kan alleen alle soorten van werkzaamheid, waar voor de menschlyke natuur vatbaar is, te werk stellen: deeze alleen kan een genoegzaam aantal voorwerpen aan onze natuurlyke onrustigheid verschaffen; deeze alleen, ten laatsten, kan beantwoorden aan de uitgestrektheid en de oneindige verscheidenheid onzer begeerten.
crates.
Ja; maar dit zal alles geschieden ten koste van onze veiligheid, ten koste van onze natuurlyke kragten.
aristippus.
Ik erken, met u, de Rykdom verzwakt en ontzenuwt dat gedeelte der Burgeren, 't welk 'er het grootste gedeelte van bezit, maar schenkt dezelve 'er niet, op duizenderlei wyzen, vergoeding voor. Daar de Rykdom alle hulpmiddelen van Vinding en Kunst te hulpe roept, om de kragten, van welke de Natuur hun verstooken laat, aan te vullen, en die zelfs dikwyls te overtreffen.
crates.
Denkt gy dit in ernst?
aristippus.
In vollen ernst. Merk op, indien het u behaage, dat de Mensch, de sterkste Mensch, op zich zelven een zeer zwak schepzel is. Onze grootste kragt is buiten ons, en gelegen in de behendigheid met welke wy geleerd hebben, dezelve ons ten nutte te maaken. Onze werktuigen, onze wapens, vermogen meer dan onze armen. Hercules zelve hadt zyn knots, jupiter zyn blixem noodigGa naar voetnoot(*). Het is met onze | |
[pagina 512]
| |
Natuurlyke en Zedelyke vermogens even eens gelegen. Onze verkreegene Gevoelens hebben meer kragts, meer hestigheids dan onze enkel natuurlyke Aandoeningen. De roem en de eer, het belang en de grootsheid, alle die groote beweegredenen des burgerlyken leevens, zyn door kunst gemaakte Gevoelens: elk derzelven is sterker dan het kragtigste Instinct, ons door de Natuur geschonken, de zugt tot onze behoudenisse. Daarenboven, spreeken wy hier van zwak of sterk, natuurlyk of kunstig? Het komt op Gelukkig weezen aan, dat is het al.
crates.
Gy spreekt stout. Maar de Vryheid?
aristippus.
De Vryheid, althans die geene harssenschim des hoogmoeds is, de Vryheid, die tot Geluk strekt, is een natuurlyk gevolg des Rykdoms. De nieuwstydigen, welke wy, uit de Wereld, ontvangen, hebben my onderrigt, dat, zints Goud en Zilver in Europa veel algemeener geworden zyn, men er geen Slaaven meer ziet. Uit die zelfde nieuwsmaaren heb ik desgelyks vernomen, dat de rykste Landen tegenwoordig die Landen zyn, waar de haatlyke onderscheidingen der Maatschappye het minst gevoeld worden: om dat, indien zy allen de zelfde voordeelen niet bezitten, zy allen ten minsten gelyk regt hebben om 'er in te deelen; vlyt en arbeid meer dan oit de algemeene maat zynde van Vermogen en Geluk.
crates.
Altoos zyn de Menschen gretig, onrustig en gierig geweest, en zullen zodanig buiten twyfel alle eeuwen door blyven. Dient Goud en Zilver niet ten voedzel aan alle die Driften? Hebben deeze aan de Menschen geen middel ver- | |
[pagina 513]
| |
leend, om zonder maate de jammerhartige en veragtenswaardige voorwerpen van hun begeerte en yver op één te hoopen?
aristippus.
Ach! waardste Wysgeer; vermids de Menschen altoos zullen blyven gelyk gy zegt, waarom dan vergeefsche poogingen aangewend om hun zulks te beletten? Goud is van alle Rykdommen der Menschen 't geen best in stand blyft, en dus gemaklykst wordt op één gehoopt. Dit is waarheid. Maar 't is alleen door 't zelve te verspreiden dat men 't geniet: door ze meer of min met duizenden van Ryken en Armen te deelen, is men waarlyk ryk. Die Rykdom is uit eigen aart vatbaar om verdeeld en in 't oneindige onderverdeeld te worden, en bestaat niet dan door een gestadigen omloop, deeze doet denzelven natuurlyk vloeien door alle rangen van den Staat, door alle Classen van Burgeren. De beweeging daar van is voor de Maatschappy, 't zelfde als de omloop des Bloeds voor 't Menschlyk Lichaam, dezelve wordt 'er door gevoed en in 't leeven gehouden. Dit beginzel was den Ouden niet genoeg bekend. Europa is 'er heden ten dage haare Kennis, haare Wysbegeerte, en zelf haare Vryheid aan verschuldigd.
crates.
Slaat gy geloof aan dergelyke vertellingen?
aristippus.
't Geen ik zelve eertyds in Sicilie en in Griekenland gezien heb, laat my niet toe daar aan te twyfelen. Naa dat de Koophandel, die niets anders is dan de Kunst om Goud en Zilver te handelen, zo groote vorderingen gemaakt heeft, moeten de uitwerkzels daar van te merkbaarder en bestendiger weezen. In arme Landen ziet gy niets dan een hand vol Edelen, dat is te zeggen, eenige zeer woeste en onregtvaardige Dwingelanden. De rest is een hoop Slaaven. Het Volk, eindelyk, het Volk, waar voor gy in de bresse treedt; kan zich niet op de been houden dan door vlyt en rykdom, de eenige bron en het beste beschermmiddel zyner Vryheid: dewyl daar door de Vermogenden en de Zwakken, in eene soort van onderlinge afhanglykheid gehouden, zich aan het belang van allen verbonden vindenGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 514]
| |
crates.
Gy zoekt my dan te overtuigen, dat ik niet vry was, naa het verlies myner schatten; my!
aristippus.
Wat zal ik zeggen? Heeft uwe armoede, uwe leelykheid, (want gy waart daarom buiten twysel niet min jalours,) u beveiligd voor de heerschappy van de Jonge hipparchia? | |
[pagina 515]
| |
crates.
Ik zal my noit schaamen, aristippus, dat ik my onderwierp aan de Wetten van eene zo zuivere en regtschaape drift.
aristippus.
Geloof, dat aristippus die drift eerbiedt; doch gy ziet, ten minsten, dat, hoe men ook handele, het niet gemaklyk valle vry te zyn.
crates.
Het was u alleen gegeeven uwe gansche Vryheid onverminderd te bewaaren in de armen van laïs! Gy hebt haar mogen bezitten, zonder door haar bezeten te worden! Welk een zegepraal voor de Wysgeerte! Ik staa 'er over verbaasd; doch ben, dank zy de Goden! wel verre van ze u te benyden.
De twee Wysgeeren scheidden van één gansch niet te vrede over elkander. Crates zeide. ‘De lugt des Hofs maakt den Mensch hard en beuzelagtig.’ - Aristippus riep hem toe. ‘De eenzaamheid doet den Mensch woest worden! Men ziet 'er de zaaken noit gelyk ze zyn.’ |
|