| |
De ware kinderpligt beloond.
Eene Oostersche Vertelling.
AKbar, een der magtigste Keizeren, welke, over het wyduitgestrekt Indostan, ooit den Ryksseepter gezwaaid hebben, bad, door de Grooten aan zyne zyde te trekken, zich meester weten te maken van het Landschap Kasimiere, 't geen eertyds door zyne eigen Vorsten geregeerd wierd. Hy had, door list, de Stad, die den naam van oroverwinnelyk droeg, voor zyne magt doen buigen. Naar deze Stad word een der vermakelykste Provinties van het Oosten, het Landschap Kasimiere genoemd. - Het is niet anders, dan een aardsch Paradys, waar aan de Natuur alle hare Schoonheden heeft te koste gelegd. - Dit vermakelyk Landschap beviel Akbar zo zeer; dat hy besloot, voortaan, altoos in de Stad Kasimiere zyn Zomerverblyf te nemen.
Als nu de Keizer derwaards toog, wierd hy, door alle Edellieden van het Hof, gevolgd. - De Omrachs, de Leenmannen, en voornaamste Ampdieden hadden daar, met den Keizer, des Zomers niet alleen hun verblyf; maar de meesten namen 'er zelfs hunne vaste Woning. - Velen bouwden 'er pagtige Paleizen; leiden in de nabuurschap van de Stad fraaije Lusthoven aan; waar toe zy
| |
| |
de natuurlyke en aangename gesteldheid van die streek grootlyks te baat hadden. - Dit maakte in korten tyd Kasimiere eene der beroemdste Steden van het Oosten, en de Landstreek eene der vermaardste van alle de Landschappen van Indostan. - Derwaards stroomde alles heen; al wat pragt, wat luister, wat schoon, wat vermakelyk genoemd mag worden, vloeide hier als in een middenpunt zamen. - Overvloed, Praal, Wellust, Verkwisting, Overdaad, Weelde en allerlei soort van vermaak had 'er overvloediger plaats, dan in eenige andere Stad van het Ryk des magtigen Mogolschen Keizers - Kasimiere wierd zelfs, in korten tyd, eene zeer bloejende Koopstad. - De Overdaad, en de Pragt, die nuttelooze Verkwisters, hadden zeer veel tot hun gestadig onderhoud noodig; het geen eenigen verrykt, maar veeltyds de Nooddruftigen gebrek doet lyden. - Deze verandering stortte wel dra, in de geldkisten zommiger Inwooneren, verbazende schatten. - In korten tyd had men hier magtige Handelaars, die geheele Karavanen, met allerleie goederen, derwaards bragten; terwyl de Vrugtbare Landstreek uit haren schoot een milden overvloed van de edelste Vrugten opleverde. - Kortom het Hof kon hier van alles, wat het begeerde, ruim en ryklyk verzorgd worden.
In dezen tyd leefde 'er, binnen Kasimiere, een Koopman, met name Beda-Meddin. - Jaarlyks ontving hy verscheiden Karavanen, uit alle de nabuurige Provintien; hy had zyne Koopmanschap zo wyd uitgebreid, dat hy dezelven, met eigen goederen beladen, weêr te rug zond. - Deze handel deed hem magtige Schatten overwinnen, en maakte hem wel dra den ryksten, den vermogendsten van gansch Kasimiere, en mogelyk wel van geheel Indostan. - Voor alle die Schatten had hy niet meêr, dan éénen éénigen Zoon; Seddin-Sena was zyn naam. Een welgemaakt Jongeling, beminneiyk en bevallig van gelaat, die een zagten inborst heeft, en uit deugdzame grondbeginzels werkt, heeft dit by anderen voor uit, dat hy by al de wereld aangehaald word. Dit ondervond Seddin-Sena; die, by dat alles, nog eene verheven Ziel en levendige verbeeldingskragt had; in zo ver, dat de schoonheden van zynen Geest met de bevalligheden van zyn Lichaam om den prys dongen, en elkanderen het voordeel betwistten. - Uit gezonderd de verschillende neigingen des harten, was hy de lust zynes Vaders, terwyl hy de luister en verwondering van gansch Kasimiere was. Gelyk hy te regt van elk wegens zyne deugden hoog geschat wierd, zo bezat hy ook de Liefde zynes Vaders; en het geen men zelden tot dien trap ziet, hy beminde zynen Vader nog hoger, dan hy van hem bemind wierd. - Maar hunne neigingen waren zeer verschillende. - Des Vaders Geldzugt was onverzadelyk. - Des Zoons heerschende neiging was milddadig, genegen om zynen behoestigen medemensch te ondersteunen. De Vader was tegens den armen onbarmhartig, en onmedogend. - De Zoon bezat eene
| |
| |
edele Ziel, welke den elendeling opzogt, om hem wel te doen. Hier by neigde zyn hart tot edele Wetenschappen; - en, dat nog het ergste van allen was, glad tegen 's Vaders genoegen aan, tot eene der bevalligste Schoonheden van gansch Kasimiere; dog wier Vader zo veel in schatten te kort kwam by Beda-meddin, als hy hem in deugden overtrof. - De zagtaartige Selennia bezat alle de dengden van hare Ouders. - Seddin-Sena verloor dra zyne uiterlyke bevallige hoedanigheden in de verkeering; hy treurde, hy wierd krank, om dat zyn Vader onverbiddelyk was, omtrent zyne beminnelyke schoone. Beda-meddin was zeer onvergenoegd op zynen Zoon. Hy sprak by zich zelven: ach was de Zoon van Bedameddin van dezelfde neigingen als zyn Vader! zou men niet zeggen, tot aan de uiterste grenzen van Indostan: Beda-meddin, en Seddin-Sena zyn Zoon, zyn Kooplieden, hoedanigen onzen Vaders nooit zyn bekend geweest, noch in het wyduitgestrekt Oosten nimmer gevonden wierden! - En inderdaad Beda-meddin kon zich op dat pas niet weêrhouden van tranen te storten. De Zoon, op slag komende, bemerkte de ontroering zynes Vaders. Hy schrikt. - Hy poogt zyn schrik te verbergen; en word, uit eerbied voor zynen Vader, weêrhouden, een enkel woord te uiten, veel minder de oorzaak hier van te onderzoeken; schoon hy niet te min vreesde, dat het hem betrof; en dat de tranen, welke hy langs zyns Vaders wangen had zien biggelen, door zyn gedrag veroorzaakt waren. - De brave Zoon vertrekt met een hart, overstelpt van droesheid. Nochtans was 't hem niet mogelyk eene heimelyke smart zodanig in zynen boezem te smoren, dat 'er niets van gemerkt wierd. - De Vader, gestoord op zynen braven Zoon, neemt ten laatsten een besluit, om, ten einde zich ten eenemaal van dien kant gerust te stellen, Seddin-Sena verre van zyne beminnelyke
Selennia te verwyderen. Hy wist zeer wel, dat hy gehoorzaamd zou worden, en by weigering was zyn voornemen geweld te gebruiken. - In de Stad Golconda had hy vele goederen, over welke vreemden de bestelling hadden, die hem van tyd tot tyd eene menigte van dezelve naar Kasimiere afzonden. Myn Zoon, sprak hy by zich zelven, zal te Golconda de bestelling over myne goederen hebben: daar kan hy gelyk worden aan Beda-meddin. - Maar is het gezigt van Selennia niet gelyk aan de Zon? Zal het zyne vermogende stralen niet tot aan Golconda schieten? Neen - Seddin-Sena zal haar niet zien. - Hy zal haar vergeten, en ik van myne doodlyke kwelling genezen zyn. - Dit voornemen word zo dra uitgevoerd als genomen. - Seddin-Sena ontvangt de ontroerende boodschap, dat hy morgen naar Golconda vertrekken zal. De brave Zoon, door deze harde boodschap getroffen, staat eene lange poos onbewegelyk, gelyk een Reiziger, die, door een onverwagten blixem getroffen, zonder gevoel, zonder beweging staan blyft. - Hy bekomt, - Zyns Vaders wil is hem eene onovertredelyke
| |
| |
wet. - Dan, van dit tressend en onverwagt geval, had hy maar nauwlyks tyd, om zyne waardige Selennia met dit korte briesje te verwittigen. - ‘Seddin-Sena moet, op het bevel zynes Vaders, zyne Levenszon verlaten; met dezen treurigen brief zend hy zyn hart, bewaar het, en zend het uwe, tot een onderpand van trouw, te rug. - Het wreed bevel luid, dat hy naar Golconda moet vertrekken, zonder U te zien, zonder U vaarwel te zeggen. - Groote Brama, ondersteun Uwen gehoorzamen Dienstknegt, en neem Haar ender Uwe bescherming, om wier wil hy het bitterst hertewee lyden moet!’ Het antwoord op dit briefje was. - ‘Seddin-Sena zou de Wraak des Hemels verdienen, indien hy één oogenblik draalde, om de bevelen zynes Vaders op te volgen. - Uwe Vaderliesde maakt U nog duizendmaal aangenaamer in myne ogen, dan te voren. - Ga brave Zoon! Brama zal gewis Uwe gehoorzaamheid niet onbeloond laten. - Ik bewaar als het kostelykste pand, dat ik in de wereld bezit, Uw hart - voer het myne met U naar Golconda, en vaarwel!’
De Oostersche Vertelling luid vervolgens aldus: - De Beschermgeest van Seddin-Sena grootlyks over hem met ontserming en medelyden bewogen, begeeft zich den volgenden nagt in het slaapvertrek van Beda-meddin, verschynt hem in den droom, daar hy diep in slaap gedompeld ligt, en brengt, voor zyne verbeelding, eene allertresfendste vertooning. - Hier doet zich aan zyne slapende zintuigen een wyd uitgestrekt Landschap op. Alles wat bevallig, alles wat schoon en vermakelyk is, vertoont zich hier voor het gezicht. Aangename Landsdonwen, treffelyke Paleizen, fraije hoven, ryzende bergen, vermakelyke valeien, ruime vlakten, spelende rivieren, wyde gragten, in welker kristallen wateren, millioeren van Visschen fpartelen; - dartele windjes, speelzieke golsjes, schaduwryke boomen, vol liefelyk zingende Zangers; - velden die van allerhande Vee grimmelden; met één woord, de streek, die zich aan de Verbeelding van Beda-meddin opdoet, schynt het aardsch Paradys van het Oosten. - Wien behoort dit Tempe, vraagt hy, met een zekere ongerustheid? - Wien anders antwoord de Beschermgeest, dan Beda-meddin. - Welk een geluk, in één oogenblik bezitter van een Land zo schoon, als de verbeelding zien niet kan voorstellen. - Hy ziet Karavanen - wiens zyn die rykgeladen Karavanen, vraagt hy? Wiens anders, dan de uwe, was het antwoord. In 't verschiet vertoont zich eene schoone Stad, gelegen in eene vlakte, aan den voet van een vermakelyken heuvel. Wien behoort die ryke Stad, vraagt hy al weder? Wien anders krygt hy ten antwoord, dan u? Al wat gy ziet, voegt 'er de Beschermgeest by, zo ver uw gezigt kan reiken, komt alleen u toe. - Alle de Werelddelen zullen ontzaggelyke Rykdommen in uwe Schatkisten storten. - De magtige Monarch van Indostan,
| |
| |
de onverwinnelyke Akber zelf zal uw geluk benyden. - Dit laatste ging het toppunt zyner verwagting te boven, en kittelde hem het hart met de streelendste aandoeningen. Nooit was hy gelukkiger, nooit was zyne verbeelding aangenaamer gestreeld geweest. Wie is Beda-meddin gelyk, roept hy, in eene vlaag van vervoering uit! - Dan lieve Beschermgeest! daar blyst nog iets over, dat ik zou wenschen; (zo onverzadelyk zyn de begeerren van eenen Gierigaard:) ik ontdek, dunkt me, nog gebrek aan myn geluk - Myn zoon .... ik zou nog, had ik myne begeerte.... Hemel, welk eene vertooning! - Terwyl hy nogspreekt, verdwynt eensklaps alles. - De Landstreek, Karavanen, schatten, ryke stad, alles zinkt weg in den Kolk van het Niet. - Verschrikkelyk Toneel! Beda-meddin bevind zich met den Beschermgeest op den rand eener ysselyke steilte; hy aanschouwt den Asgrond onder zyne voeten, waar in alles verzonken was. - Help Hemel! schreeuwt hy uit, grypende den Beschermgeest vast! waar voert gy my heen? Moet ik neêrstorten in dien vreeselyken Afgrond! - Bedaar, spreekt de Beschermgeest: zal het moedig hart van Beda-meddin zo schielyk beven als een blad? Vreesniet: ik ben een Beschermgeest, en sla de menschen op de aarde gade, ik zal u voor het aftuimelen wel beveiligen. - Aanschouw, leer, en word wys. - Hy beest! - De Beschermgeest gaat voort: - ‘Rampzalig Sterveling, gy, Zoon der aarde, leer uit deze Vertooning Wysheid. - Wat zyn uwe schatten, uwe aardsche goederen anders, dan de vertooning, die zo aanstonds uit uw gezigt verdwenen is? - Het geluk, op dezen grond gebouwd, waggelt ieder ogenblik. - Een Kind des stofs verbeeldde zich zo even den schatryksten van Indostan te zyn, en nu is 'er voor hem niet meer, dan ééne enkele schrede tusschen het leven en het graf. - Gy siddert, onregtvaardige, en te regt: weet, dat 'er een regtvaardig Wezen is, het welk u niet zal afvragen, wat
schatten gy bezit; maar hoe gy op de wereld geleefd hebt. - En wat zal 'er van uwen braven Zoon worden!’
Het verhaal meld, dat Beda-meddin hierop, uit zynen slaap ontwakende, eene ysselyke gil gaf, die het gansche huis ontroerde. - De angstvalligste denkbeelden rezen in zynen boezem op. - Nu kwamen hem zyne schatten, dan zyne onregtvaardige handelwyze, maar vooral zyn kwalyk behandelde Zoon, voor den geest. - Rampzalige Beda-meddin riep hy uit, waar in heeft uw gewaand geluk bestaan? - Ydele verbeelding van dwaze stervelingen! Myn Zoon.... Hy vliegt op. - Geen ogenblik vertoeft hy, maar begeest zich in het vertrek van dien ongelukkigen Jongeling, en spreekt hem, met alle de aandoeningen van eenen medelydenden en teerhatigen Vader, op deze wyze aan: ‘Brave Zoon, een dwaallicht heeft den Vader van Seddin-Sena van het regte spoor doen dolen. Harde wegen heb ik u doen be- | |
| |
wandelen. - Ik dwarsboomde uwe edele voorneemens, en ik waande, dat ik uw geluk uitwerkte. - Heden houd ik op wreed te zyn. - Gy zult die deugdzame schoone omhelzen, om wie uw hart zo veel gevoelige smarten heeft uitgestaan. - Zy is uwer waardig. - Ga; zeg haar, Beda-meddin is van den wreedsten Tyger in het zagtaartigste Lam veranderd. - Ga’,.... Seddin-Sena werpt zich aan de Voeten van zynen Vader, omhelst deszelfs kniën... wil, maar kan niet, spreken. De Vader weent... Een vloed van tranen vloeit langs des Jongelings wangen. - Hartroerende Vertooning! - Beda-meddin rigt zynen Zoon van de aarde op, omhelst hem, op de tederste wyze. - Nu ziet hy, hoe de Deugd over de grootste der Ondeugden kan zegevieren. - De Zoon zegt, in de sterkste ontroering, tot zynen Vader: - ‘Ik weet niet hem, aan wien ik het leven verschuldigd ben, ooit met opzet reden van ongenoegen gegeven te hebben. Ik was dan uw gezicht, en den naam van Zoon onwaardig. - Maar, mogelyk, heb ik, onschuldig, u reden van misnoegen gegeven, en hierdoor hebt ge in my niet gevonden, 't geen
een Vader in zynen Zoon wenscht te vinden. - Dit treft my; vergeef het aan hem, die 'er u allerootmoedigst om bid!’ - De Vader weent, kan geen woord uitbrengen: maar drukt zynen braven Zoon tegens den kloppenden boezem. - Dan, hoe treffend, hoe aandoenelyk word het Toneel. - De verbeelding kan zich niets treffender afschilderen. - De ligtste wind vliegt zo schielyk niet over de toppen der bergen, als Seddin-Sena snelt, naar de woning van Selennia. - Zy is in tranen weggesmolten, verbeeldende, dat de hoop van haar geluk reeds voor altoos van haar was afgescheurd. - De hartroerendste aandoeningen doorgriefden haren boezem, op het oogenblik, toen haar Minnaar reeds voor haar stond. - Zy ziet hem aan, merkt hem niet .... sterk aan, zonder beweging.... Hoe, zegt ze.... en ze valt in onmagt.... Hy geeft eene vreeslyke gil; vat de bezwykende, drukt haar teder in zyne armen aan de kloppende borst... Hy poogt .... dog kan niet. - Flauw opent zy het gezigt, dat zich weer toesluit, om voor altoos, naar 't schynt, gesloten te blyven. - Zy is dood... Kan de dood haar wel gevoellozer maken.... In de armen van Seddin-Sena. - Hy, als een roerloos beeld, ziet op één ogenblik al zyn aardsch geluk.... Het verschrikte huisgezin.... alles is in beweging;... men schiet toe;... men wend de laatste pogingen aan, om, ware het mogelyk.... Zo werkt eene onverwagte blydschap vaak in het hart van den mensch eene ontroering, niet min doodlyk, dan de onmatigste droesheid. - Eene diepe zugt.... Zy leeft nog, roept 'er een.... Even opent zich weder het gezicht.... Ja zy leeft, zegt Seddin-Sena; dit was het eerste woord, dat hy sprak, en inderdaad van die uit- | |
| |
werking, dat Selennia 'er door van den dood verryst. - Zy beurt zich op.... Goede Hemel! roept ze, het is geen schim.! ... 't is Seddin-Sena zelve!.. Hoe, alles is immers maar een droom!.. Het bestaat in
loutere verbeelding!.... Neen, roept hy uit in vervoering, al wat gy ziet is waarlyk zo. - Zy bekomt ten eenemaal. Hy geest verslag van alles, wat 'er tusschen hem en zynen Vader is voorgevallen. - Het gansche huisgezin verkeert in loutere blydschap. - Maar het zou te veel ondernomen zyn, het vermaak en 't genoegen der twee jonge Lieden naar waarde te willen beschryven! - Korten tyd daarna vereenigen zy zamen, en genieten alles, wat een gelukkig en gezegend paar op aarde genieten kan. - Het huis van Beda-meddin en Seddin-Sena word de algemeene toevlugt voor verdrukten, en noodlydenden. - Men zegt zelfs, dat, tot op dezen stond, derzelver namen nog gedagt worden, en in zegening blyven onder de Oosterlingen.
c.v.d.g.
|
|