| |
Beschryving van den vermaarden berg St. Michael, een der gevangenissen van staat in Frankryk, in eenen brieve van den heer Wraxall, gedagtekend Augustus 1775, toen hy eene reis deedt door de westlykste en zuidlykste deelen van Frankryk.
myn heer!
BEgeerig zynde om den vermaarden Berg St. Michael te bezigtigen, ging ik 's morgens vroeg te paard uit. Dezelve is omtrent twintig Engelsche Mylen van Granville gelegen, en de weg, langs het Zeestrand loopende, was zeer vermaaklyk. Eer 't middag was bereikte ik Genet, een klein Dorpje: slegts ééne myl van den Berg afgelegen: doch dewyl deeze geheel en al met zandbanken omringd is, waar over men alleen by laag water kan gaan, was het noodig een' Gids te neemen: ik deed het en kwam 'er ten één uur uaa den middag.
| |
| |
Deeze zeldzaame Rots; want het is niets meer, ryst op in 't midden van de Baai van Avraches. De Natuur heest dezelve, aan den eenen kant, volkoomen versterkt, door een bultigen en bykans rechtstandigen opgang; moed en bekwaamheid, hoe groot ook, zouden in 't beklimmen te kort schieten. De andere deelen zyn omringd met muuren, op de Gothische wyze, met halfmaansche toorens voorzien, deeze, sterk genoeg in de daad, by de voordeelen der ligging gevoegd, weeren allen aanval af. Aan den voet des Bergs begint een straat of stad, die, rondsom het grondstuk opgaande, eene verbaazende hoogte bereikt. Hier boven zyn de Kamers, waar de Staatsgevangenen bewaard worden, en andere gebouwen tot woonplaatzen geschikt: op den top zelve is de Abdy, die zeer veel gronds beslaat, en zo sterk als groot moet weezen: dewyl zy, op deeze hoogte, en dermaate blootgesteld, verscheide eeuwen, alle stormen en onweeren verduurd heeft. Ik besteedde den geheelen naamiddag in 't bezigtigen van de onderscheide deelen deezes gebouws, en de Zwitzer, die my geleidde, bevindende dat hy myne nieuwsgierigheid niet te zeer voldoen kon, liet geene kamer of vertrek onbezien.
De Ridder-Zaal herinnerde my die te Marienburg, in Poolsch Pruissen. Dezelve is even ruim; doch zuiver en meer na de barbaarsche woestheid smaakende; zynde eenige honderd jaaren vroeger gebouwd. Hier waren de Ridders van St. Michael, by gewigtige gelegenheden, gewoon staatlyk te vergaderen. Zy waren de bescherm- en schutsheeren van deezen Berg en Abdy, even als die van den Tempel, en van St. Jan van Jerusalem, het Heilig Graf bewaakten. Aan 't einde is eene Schildery van den Aards-engel, den Bescherm-beilig hunner Orde: en in deeze Zaal heeft lodewyk de XI de Ridders van 't Kruis van St. Michael eerst aangesteld, en met de Riddertekenen vereerd.
Wy gingen, door verscheide kleindere vertrekken, in een lange gang: aan de eene zyde opende de Zwitzer een deur, en, door een nauwen ingang, geheel donker, bragt hy my, door een tweede deur, in een vertrek of Kerker: want die plaats verdiende eer de laatste dan de eerste benaaming; in 't midden daar van was een hok, gemaakt van verbaazend dikke houten tralien: de deur, om 'er in te gaan, was tien of twaalf duimen dik. Ik tradt 'er binnen: de ruimte is omtrent twaalf of veertien voeten in 't vierkant, en de hoogte by de twintig voeten. Dit was, in vroegere eeuwen, het verblyf veeler Slachtofferen van staat, wier naamen en jammeren nu vergeeten zyn.
‘Daar was,’ verhaalde myn Leidsman, ‘omtrent het einde der voorgaande eeuwe, een zeker Schryver van Nieuwstydingen, in Holland, verdagt dat hy eenige vry sterke en hoonende aanmerkingen over Mevrouw de maintenon en lodewyk den XIV hadt doen drukken. Eenige maanden daar naa werd hy, door iemand, eeniglyk met dat oogmerk gezonden, overgehaald om
| |
| |
een reisje in Fransch Vlaanderen te doen. Zo ras hy den Staatschen bodem verlaaten badt, werd hy in hegtenis genomen, en terstond, op uitdruklyken last zyner Majesteit, na deeze plaats gebragt. Men sloot hem in dit hok: hier leefde hy meer dan drie en twintig Jaaren, wanneer hy het verdrietig leeven eindigde. Geduurende de lange wintersche avonden,’ vervolgde myn Leidsman, ‘mogt hy licht noch vuur hebben; geen Boek werd hem vergund. Hy zag geen Mensch, uitgenomen den Oppasser, die hem ééns daags, door een gat in de deur, brood en wyn bezorgde.’ Hy nadt niets by zich waar mede hy zichzelven kon te kort doen; doch hy voadt eindelyk het middel om een spyker uit het hout te krygen, waar mede hy op de tralien van zyn hok eenige Lelien en Wapencieraaden maakte, dit was zyn eenig tydverdryf en uitspanning. Ik zag ze, en zy zyn, met zo ongeschikt een werktuig, in de daad zeer keurlyk gesneeden.
Toen ik. my in dit schroomlyk hok bevond, ontzonk my 't hart. Ik vervloekte de wraakzugt van den Vorst, die, wegens zulk een misdryf, eene zo ongeevenredigde en vreeslyke straffe iemand hadt aangedaan. Ik verbeeldde my dat de toorens en de daken der Abdye schudden, als een bewys van de wreedheid in haaren omtrek gepleegd. Ik haastte my om uit dit droevig verblyf te komen, vervuld met de leevendigste aandoeningen van medelyden en verontwaardiging.
‘'t Is nu vystien Jaaren geleden,’ berigtte my de Zwitzer, ‘dat een Heer van aanzien in dat hok zyne dagen eindigde: dit viel voor, eerlk hier was. By myn tyd is 'er maar één gezet. Myn Heer de F - een Persoon van rang, werd hier gebragt op bevel des laatst overleden Konings, hy bleef 'er drie Jaaren opgeslooten. Ik bezorgde hem alle dagen eeten; hy mogt licht en boeken hebben, om zyn lot draaglyker te maaken; in 't einde heeft de Abt, geraakt door de elenden des gevangenen, de Koninglyke vergiffenis verzogt en verworven. Hy werd op vrye voeten gesteld, en leest noch in Frankryk.’
‘De onderaardsche Kamers,’ voegde myn Geleider hier nevens, ‘zyn zo veelvuldig in deezen Berg dat wy ze zelfs niet alle weeten. 'Er zyn zekere gevangenissen, Obliettes geheeten, waar in men ondtyds gewoon was, Boosdoenders, aan zeer haatlyke misdryven schuldig, neder te laaten. Zy kreegen een stuk Broods en een Vies Wyn mede; daar op werdenze geheel vergeeten en moesten van honger sterven in de donkere kelders van deezen Berg. Deeze straf is, nogthans, door geen Koning, in deeze, noch in laatstvoorgaande eeuw, iemand aangedaan.’
Wy gingen voort met het bezigtigen der Abdye. Hy bragt my in eene kamer; in een hoek van dezelve was eene soort van venster: tusschen dit, en de muur van het gebouw, was een zeer diepe tusschentuimte, rechtstandig omtrent honderd voeten diep; op den grond zag ik een ander venster, na den zeekant opengaande. Dit
| |
| |
wordt het Hol van montgomeri geheeten. De geschiedenis daar van is deeze. - Gy zult u wel herinneren, dat, in den Jaare MDLIX, hendrik de II, Koning van Frankryk, ongelukkig gedood wierd in een steekspel door den Graaf van montgomeri; die Edelman deedt het niet met opzet, en hy was, strydig met zyne eigene genegenheid, op uitdruklyken last des Konings, gedwongeu de lans tegen zyn' Vorst te vellen. Hy was een Hugenoot, en den Paryschen moord ontkomen zynde, wederstreefde hy 's Konings Krygsmagt in Normandye, door elizabeth, Koningin van Engeland, met wapenen en geld ondersteund. Van zyne sterkten aldaar verdreeven zynde, ging hy na een Rots de Tombelaine genaamd. Die Rots is gelyk aan den Berg van St. Michael, drie vierde myls van daar gelegen, en omtrent even groot. Ten dien tyde stondt 'er een Kasteel op, 't geen naderhand is verwoest, nauwlyks kan men 'er tegenwoordig eenig spoor van vinden. Van deeze vastigheid, alleen by laag water genaakbaar, deedt de Graaf van montgomeri geduurige strooperyen, en tastte den vyand aan, die hem nimmer durfde aanvallen. Hy muntte geld, maakte het land daar om heenen schatting schuldig, en zich allerwegen gevreesd. Brandende van begeerte om den Berg St. Michael te bemagtigen, vondt hy middel om een der Monniken, in de Abdy woonagtig, in zyne belangen over te haalen; deeze beloofde hem het teken tot de onderneeming te geeven, door zyn zakdoek te laaten waaijen. De trouwlooze Monnik, het teken gegeeven hebbende, verraadde hem, en wapende alle zyne medegenooten, die montgomeri's komst afwagtten. De Graaf kwam met vystig uitgeleezen Soldaaten, onverschrokken van aart en in staat tot allerlei onderneemingen. Zy toogen het zand over, en, hunne
beklimladders geplaatst hebbende, klommen zy, één voor één, op. Als zy boven kwamen, werden zy, zonder eenig gerugt, afgemaakt. Montgomeri, die de laatste volgde, ontdekte, in 't einde het gepleegd verraad, en ontkwam met twee zyner Manschap, Tombelaine weder bereikende. De Monniken bewaaren nog zeer zorgvuldig de ladders en werktuigen tot dit beklimmen gebezigd. - Gy weet mogelyk het volgend lot van dien Graaf. Hy werd ten laatsten, in den Jaare MDLXXIV, te Dromfront in Normandye, door den Maarschalk de matignon belegerd, en gevangen: en catharina de medicis, die hem verfoeide, om dat hy, schoon onschuldig, de oorzaak geweest was van den dood haares Egtgenoots, beval dat hy terstond met den dood gestraft zon worden.
De Kerk zelve hielt my langen tyd bezig, en is, in de daad, een bezienswaardig stuk. Dezelve rust op negen pylaaren van eene verbaazende grootte, staande op de rots. Ik heb ze niet afgemeeten; doch maakte op, zo veel de duisterheid der plaatze wilde toelaaten, dat ze ieder vyf en twintig voeten in den omtrek
| |
| |
haalen. Behalven deeze zyn 'er twee andere veel kleinder, die 't middelpunt der Kerke onderschraagen, boven 't welk de tooren is. Indien wy de zwaarte daar van in overweeging neemen, en de gelegenheid der plaatze, zien wy dat zulk een steevigheid vereischt wierd om het gebouw te stutten. Waarlyk deeze pylaaren schynen geschikt om de verwoestingen des tyds, en de schokken der natuur, te overleeven. - Doch, eer wy de Kerk zelve intreeden moet ik u eenig berigt mededeelen van de ongerymde oorzaak, die de Legende wil dat aanleiding tot het bouwen gegeeven hebbe.
Onder de Regeering van childebert den II, leefde 'er een Bisschop van Avranches st. aubert geheeten. De Aardsengel michael verscheen, op zekeren nagt, by dien heiligen Man, en beval hem na deezen Berg te gaan, en hem daar een Kerk te bouwen. St. aubert, die wat ongeloovig scheen, hieldt dit voor een droom. De Aardsengel verscheen anderwerf, herhaalde zyn bevel, en, niet gehoorzaamd wordende, maakte hy voor de derde keer om dit wel in de geheugenis des Bisschops te drukken, een hol in de harssenpan diens ongeloovigen, door dezelve met zyn duim aan te raaken. Onder de zeldzaamheden deezer Kerke zag ik die zonderlinge harssenpan. Dezelve is beslooten in een klein koffertje van goud en kristal, 't welk opengaat juist boven 't gat, en der nieuwsgierigheid ten vollen genoegen geeft. De holligheid is in grootte en gedaante geëvenredigd aan de veronderstelde duimdrukking, die dezelve veroorzaakte, en of dezelve, met een mes, of op eene andere wyze doorboord is kan ik niet bepaalen. De Bisschop, dit duidelyk merkteken van den wil en het welbehaagen des Aardsengels ontvangen hebbende, verwylde niet langer; doch ging na den Berg en stigtte eene kleine Kerk, gelyk hem bevolen was. - Hier neemt de sabelagtige overlevering een einde, en de waare Geschiedenis, haare plaats bekleedende, berigt ons', dat richard, de tweede Hertog van Normandye, in den Jaare DCCCCLXVI, de Abdy begon te bouwen. Dezelve werd, in het Jaar MLXX voltrokken, onder william den veroveraar, schoon de volgende Abten 'er verscheide vermeerderingen aan hebben toegevoegd.
De verzamelplaats der Zeldzaamheden is opgevuld met ontelbaare Overblyszelen; eenige deezer hebben eene weezenlyke waardye. Daar is onder andere een keurlyk in kristal gesneeden kop van carel den VI, Koning van Frankryk, deeze trok myne aandagt. Zy hebben, de Hemel weet op welk eene wyze, een Arm van eduard den belyder weeten te krygen; en zy toonden my een anderen Arm van st. richard, Koning van Engeland. Wie deeze Heilige Prins was, wil ik wel bekennen niet te weeten. Ik ben verzekerd zy konden richard den I dien bynaam niet geeven, of zyn Kruistocht tegen saladin moet alle zyne zonden uitgewischt, en hem tot een Heilig gemaakt hebben. Richard de II heest geen beter eisch op Heiligheid: en ik spreek niet van
| |
| |
dien richard, die by Bosworth sneuvelde. Zo dat ik het u te raaden geeve wie deeze Koninglyke Heilig geweest hebbe. Wat de Monniken betreft zy weeten 'er niets van, doch verzekeren stellig dat het een Koning van Engeland was. Een verbaazend groote gouden Slakhoorn, die ettelyke ponden weegt, geschonken door richard den II, Hertog van Normandye, toen hy de Abdy stigtte, is dubbel bezienswaardig.
In 't midden van het choor hangt een Steen, dien men zegt dat, by de belegering van Besançon, lodewyk den XI op 't hoofd viel, zonder hem in het minste te beschadigen. Dit begreep hy, en met rede, was toe te schryven aan eene wonderdaadige godlyke tusschenkomst: want de Steen weegt, naar gissing, ruim tien ponden. Lodewyk de XI, schoon een der snoodste gedrochten, die oit den Vorstlyken Throon bekleedden, was, by vlaagen, zeer Godsdienslig. Hy deedt menigwerf een bedevaart na den Berg van St. Michael, en beval, dat die Steen aan een keten in 't choor zou worden opgehangen, en besprak een jaarlyksche som van de inkomst eeniger landeryen ten behoeve der Priesteren, die de Mis deeden, voor zyne behoudenis in dat dreigend leevensgevaar.
De eetzaal, de gaanderyen, en cellen der Monniken zyn zeer groot en ruim; doch eene magtige somme gelds zou 'er noodig weezen om alles te herstellen, en het vervallene te herbouwen: een van de groote Toorens is gescheurd en geschrankt. Herhaalde keeren hebben zy aan het Ministerie geschreeven om den wil zyner Majesteit des belangende te verstaan; doch zy bekwamen geen antwoord. Het Klooster zal waarschynlyk wel haast instorten; en moet noodwendig, uit aanmerking van de hoogte en grootte, een goed deel der nabystaande Gebouwen mede neemen.
De jongst overleden Koning heeft de inkomsten van de Abdy, die zeer ruim waren, in beslag genomen: een Prior in stede van een Abt aangesteld, en het getal der Monniken van dertig tot veertien verminderd. Mischien lydt het slegts weinig Jaaren of deeze worden ook afgedankt, en st. michael zelve, uit louter goud bestaande, in den smeltkroes gedaan. - Dezelve wordt, tegenwoordig, veel eer als een Gevangenis van Staat aangemerkt, en zal waarschynlyk uit dien hoofde veel eer dan als een Godsdienstig gesticht herbouwd worden.
Tegenwoordig zyn de vertrekken bezet met veele aanzienlyke Gevangenen, die, om Staatsmisdryven, door een Lettre de Cachet herwaards gezonden werden. Zy worden, ruimer of nauwer bewaard, volgens 's Konings bevel. 'Er is een plaats daar acht persoonen met elkander, aan een ronde tafel eeten; zy krygen een pint wyn; doch geen messen of vorken, op dat zy, door zelfmoord, zich niet van de schriklykheden der gevangenisse ontslaan. Niemand mag in dat gedeelte komen waar de Staatsgevangenen zich onthou- | |
| |
den, of met hun eenig gesprek voeren. Vier van deeze acht zyn herwaards gezonden, naa de komst zyner tegenwoordige Majesteit tot den Throon. Anderen hebben de vryheid, om, zonder eenige bepaaling, overal op den Berg te gaan; doch, om dit verlof te verkrygen moeten zy als Priesters gekleed, en, gevolglyk, in 't algemeen bekend weezen.
Ontkomen zou iemand ligt denken, is onmogelyk; doch wat kan menschlyke schranderheid niet doen, als wanhoop ten dryfveer strekt? 't Is nog maar zestien dagen geleden dat zeker Heer de C -, naa tien maanden gevangen gezeten te hebben, slaagde in het ontwerp om zich in vryheid te stellen. De plaats werd my aangeweezen van waar hy zich met een touw nederliet: het was eene rechtstandige hoogte van bykans honderd voeten. Hy ging terstond, het laag water waarneemende, over de Zandbanken; men denkt dat hy na Jersey of Engeland is scheep gegaan: dewyl men niets van hem vernomen heeft.
Eenige vertrekken zyn verordend voor eene soort van nog beschreienswaardiger schepzelen. Ik meen Krankzinnigen. Deezen zyn 'er verscheiden van hoogen rang. In de gaanderyen van de Abdy sprak een persoon my zeer beleefd aan. Naar, oogenschyn was hy vyftig jaaren oud; zyne kleeding zag 'er verwaarloosd uit; door zyn knoopsgaten hing een Kruis van st. michael, misselyk met linten opgecierd. Zyn weezen, schoon bruin en zieklyk, hadt iets edels en inneemends. Zyn zwarte lokken met gryze hairen doormengd zwierden over zyne schouders, met één woord zyn geheele voorkomen droeg de blyken van een vervallen Edelman. Deeze was de Marquis de R - een Edelman uit Bretagne, die hier reeds vyf en twintig Jaaren geweest is. Hy heeft zyn verstand te eenemaal verlooren; doch doet niemand leed en neemt nauwkeutig alle pligtpleegingen der burgerlyke beleefdheid waar. Geene anderen dan lieden van Rang worden hier, uit deezen hoofde, gezet.
Aan den voet des Bergs, digt by de zeegolven, is een zeer heerlyke welle van versch water: doch dewyl deeze, in gevalle van belegering, ongetwyfeld door den vyand zou bemagtigd worden, hebben zy in de rots regenbakken uitgehouwen, voor elk deel des gebouws, die eenige honderd tonnen waters (zy zeggen meer dan twaalfhonderd) bevatten. In de daad deezen Berg te belegeren zou dwaasheid weezen. Eén honderd Man zou denzelven kunnen verdeedigen tegen tienduizend belegeraars, en een magtige scheepsvloot; en, gewonnen zynde, zou dezelve nergens toe kunnen gebruikt worden.
De Stad zelve is bykans zo bezienswaardig als eenig ander deel des Bergs. Ik twyfel niet of 'er zyn verscheide Huizen in, vyf of zes honderd Jaaren oud: en ik zag 'er geen dat gebouwd scheen naa den tyd van lodewyk den XI. Het getal der Menschen in
| |
| |
de Abdy en in de Stad beloopt, als 't vrede is, niet meer dan honderd en tachtig. Een gedeelte der Burgeren neemt de wagt waar om den gevangenen het ontkomen te beletten. Wanneer het oorlog is leggen 'er doorgaans vyf honderd Soldaaten in bezetting; en men verzekerde my, dat de vertrekken in de onderscheide deelen des bergs, zo groot en talryk zyn, dat 'er dertien duizend man, zonder eenigen hinder, zouden kunnen geborgen worden.
In de Stad verkoopen zy kleine Legende boekjes. Ik heb ze alle gekogt, in verwagting van eenige geschiedkundige berigten en overleveringen, ten opzigte van deeze plaats, te ontdekken, en te verneemen welke gebeurtenissen en belegeringen hier voorgevallen zyn - maar helaas! dit was vergeessch gezogt. Ze zyn alle opgevuld met wonderwerken, en ongerymdheden al te belachlyk om te vermelden. De Aardsengel michael en st. aubert zyn de eenige Helden, die eenig vertoon maaken in de Jaarboeken der Monniken. - Ik zou zeer gaarne de bewaarplaats der geheime Schriften in de Abdy gezien hebben; doch dit is niet geoorloofd. Het zou der moeite waardig weezen deeze te doorsnuffelen: dewyl waarschynlyk elke Koning van Engeland, van william den veroveraar tot hendrik den III, hier menigmaalen geweest, is of uit Godsdienstigheid of uit Nieuwsgierigheid. |
|