| |
Het afzigtige der gemaaktheid; opgehelderd door verscheide characters, naar 't leeven geschetst.
(Uit het Engelsch.)
DE Heer de la rochefoucault merkt, met het hoogste regt, op, dat de Menschen niet belachlyk zyn, van wegen hunne weezenlyke maar uit hoofde van hun aangenomene Characters: zy kunnen niet gebeteren wat zy zyn; maar 't is hun schuld te willen schynen wat zy niet zyn. Een gebochelde is niet belachlyk dan wanneer hy zich opschikt; een gemeen verstand alleen dan wanneer het voor een schitterend vernuft wil doorgaan. Goedaartigheid heeft medelyden met de weezenlyke gebreken des Lichaams en der Ziele, en bedekt ze; doch is geenzins gehouden onvoegzaame aanwendzels met de minste toegeevenheid te
| |
| |
behandelen. Zy, die der wereld bekwaamheden willen opdringen, welke zy niet bezitten, zyn, in de zamenleeving, zo schuldig als de zodanigen, die, in den handel, valsch geld, met hun weeten, zoeken uit te geeven; en 't is even zeer de zaak van 't bespotlyke de eerstgemelden ten toon te stellen, als het de pligt der wet is de laatstgenoemden te straffen.
Ik heb hier niet ten oogmerke het nabootzen van Zedelyke Deugden in overweeginge te neemen, dit behoort eigenaartiger tot de Geveinsdheid, en verwekt, met alle rede, onze verontwaardiging en asschrik, als een misdaadig bedrog. Ik bepaal my om te spreeken van de Aanmaatiging dier mindere bekwaamheden en gaven, zonder welke iemand een waardig en braaf Man kan weezen, en die alleen zeer belachlyk wordt, door na dezelve te staan. Dit slag van Menschen is het voorwerp, en misschien het eenige eigenlyk voorwerp, van 't belachlyke: want zy zyn verheven boven de Gekken, die 'er beneden moeten geagt worden, en beneden de Wyzen, die 'er boven zyn. Zy maaken een rang van Schepzelen uit, die, om zo te spreeken, zichzelven geschaapen hebben: en dewyl zy, daarenboven, weerspannelingen zyn tegen en verraaders van het gezond verstand, tot onderdanigheid aan 't welken zy gebooren zyn, heb ik regt om hun met de uiterste strengheid te behandelen.
Ik kan my niet vereenigen met het algemeen aangenomen gevoelen, dat deeze lieden eerst zichzelven hebben bedroogen, en weezenlyk denken zodanig te zyn als zy van anderen willen aangezien worden. In tegendeel hou ik my verzekerd, dat ieder Mensch zichzelven best kent, en zyn eigen strengste Zedemeester is: ja, ik stel vast, dat veele Menschen geleesd hebben en gestorven zyn met misslagen en zwakheden, door niemand dan door zichzelven ontdekt. 't Is waar, zy bewaaren hunne eigen geheimen ongeschonden, en dit brengt anderen in den waan, dat zy ze niet ontdekt hebben. Waarom bemerken wy de feilen onzer Vrienden schielyker en beter dan die van andere Menschen, dan om dat wy 'er 't meeste belang in stellen? Volgens dien zelfden regel gevoelen wy onze eigene nog spoediger: en, mogelyk, zyn wy, in dit geval, alleen gunstiger omtrent onze Vrienden dan omtrent onszelven: dewyl ik grootlyks twyfel of iemand zyn Vriend dermaate zou beminnen, indien deeze zonder gebreken was, en hy zeker zichzelven beter zou behaagen, als hy dit van zich zelven kon denken. Indien deeze veronderstelling waar is, gelyk ik my verze- | |
| |
kerd hou, zyn de gemaakte zotskappen des te schuldiger des te belachlyker: dewyl zy hunne dagen in een bestendig liegen slyten, zich streelende met de ongerymde, schoon bemoedigende hoope, van onontdekt te zullen blyven.
Fatuus, de gemaaktste Zotskap van deeze en vroegere eeuwe en van de geheele wereld, heeft bekwaamheden te over om uit te munten in bykans elke zaak, op welke hy zich wilde bevlytigen. Maar hy wilde in alle tevens uitsteeken. Hy moest te gelyk een eerst vernust, en Minnaar der Sexe, een Geleerde, en een Staatkundige zyn: nochthans overtuigd van de onvolvoerbaarheid des ontwerps verdeelt hy zyne bekwaamheden, en rekent dat hy, in alle die opzigten, verwonderenswaardige verdiensten bezit. - Hierom spreekt hy van de Staatkunde met de Sexe, speelt den Vernuftigen Man by de Staatkundigen, spreid zyne Geleerdheid by de Fraaije Geesten ten toon, en stoft op zyne Heldenstukken in de Galantery by zyne Buuren op 't land. De voorzorg door hem genomen is een bewys van zyne misdaad, en toont dat hy zich zelven niet bedriegt; maar een oogmerk heeft om anderen te misleiden. De bekwaamheden van fatuushebben zyn val bewrogt, en hem bankroet doen gaan ten opzigte van 't gezond verstand en oordeel: even gelyk veelen groote goederen verspilden, vermids ze hun aanzetten om kosten boven hun vermogen te maaken.
'Er zyn weinig zo algemeene Zotskappen als fatuus, ik heb hem daarom in den eersten rang geplaatst: doch ontelbaar groot is het aantal der mindere Gemaakten, wier Gemaaktheid tot zekeren graad opklimt, en die na zekere begaafdheden staan, welke zy, in spyt der tegenstreevende natuur, willen bezitten. Zy leggen zich meest toe om Vernuftig te weezen, en de Jusserschap te behaagen, als zynde deeze de twee schitterendste in 't oogloopendste bekwaamheden in de groote wereld.
Protervus, die een goed bedaard verstand bezit, legt het derwyze aan dat hy bykans voor een zot versleeten wordt, om dat hy een eerst Vernuft wil zyn. Hy zoekt te schitteren; hy streeft na het geestige, 't welk, als een dwaallicht, hem van den weg af en tot allerlei gekheden brengt. Hy is tegen wil en dank zyner natuure snaaks: hy boert, maakt woordspeelingen, en dubbelzinnigheden, en discht in 't eene gezelschap de slagen op die hy in een ander verzameld heeft; dan, egter, bewust van zyne eigene ongenoegzaamheid, zoekt hy voorzigtig zyn vernuft te toonen, waar hy hoopt te kunnen misleiden, en ontwykt zorgvuldig scherpziende oogen te ont- | |
| |
moeten. Hoe dikwyls heb ik gezien, dat zyne onnatuurlyke leevendigheid, in één oogenblik, geheel dof, en tot zwygen gebragt wierd, als 'er iemand, die voor waarlyk geestig bekend stondt, binnen tradt.
Ponderosus heeft een koel en arbeidzaam verstand, en een goed geheugen; hy zou, zich met ernst bevlytigende, zaaken kunnen afdoen: doch hy wil de aartige Man weezen, en ingang hebben by de Dames. Hy doet zyn jammerhartig postuur te meer in 't oog loopen door 't zelve op te schikken, verklaart zyne liefde met al de staatlykheid en gemaaktheid eener openbaare aankondiging; en besteedt belachlyk in nachtronkeryen den tyd, dien hy, met vrugt, by zyn lessenaar zou doorbrengen. Hy kan niet onkundig weezen van zyn ongelukkig slaagen: hy voelt zulks; maar tragt de wereld te misleiden, door by deezen te vertellen, hoe gelukkig hy by geenen geslaagd is: door op openbaare plaatzen, met een air van gemeenzaamheid, zulke onverschillige beuzelingen in 't oor te luisteren; als geene Juffer regt geeven hem dit aanhooren te weigeren. - Maar hoe heb ik hem in zyn schulp zien kruipen, als de Dame door hem het meest bezind binnen tradt, hoe verraadde hy dan de zelfsbewustheid van zyn gemaakt Character! Ponderosus, en alien, die met hem van denzelfden stempel zyn, weeten dat deeze snorkery, behalven de ongerymdheid, die 'er in ligt opgeslooten, hem vervoert tot een zeer laakenswaardig stuk; en dat deeze hebbelyke kwaadspreekenheid van een Juffrouw met meer gronds eene vervolging in regten verdient dan een ruw woord in haastigheid geuit.
Garrulus wenscht voor een Redenaar gehouden te worden, en het ontbreekt hem aan woorden en zaaken beiden: 't is openbaar, dat hy zyne eigene armoede kent, door zyne arbeidzaame letterdievery uit andere Schryvers. Hy besteedt den nagt in letterblokken en uitschryven, en vertoont by dag de gestoole goederen als zyne eigene; doch hy doet het zo lomp en onverstandig, dat elk ze aan den regten eigenaar wedergeest.
Bavius, een volkomen Hoogduitsch zwaarmoedig verstand, wil opgang maaken in de Dichtkunst, en hy heeft gehoor, noch vinding: hy zegt, 't geen hy zyne Verzen noemt, op by zyne Vrouwlyke kennissen en gemeene lieden; doch wagt zich wel om 't oor eens Dichters tot Keurmeester te neemen.
Perplexus zoekt voor een Man van bedryf versleeten, en, schoon, ten besten genomen, tot een Briefbesteller ge- | |
| |
schapen, een Briefschryver te worden; maar overtuigd dat hy noch noodig, noch nuttig kan weezen, tragt hy draaglyk te zyn, door zich naar de tyden en zeden te schikken.
Met één woord 'er zyn zo veele soorten van gemaakte Zotskappen in de wereld, als 'er wenschlyke hoedanigheden en volmaaktheden gevonden worden. Ik zou geen eind vinden wilde ik voorbeelden opleveren van alle byzondere Gemaaktheden, waar door de Menschen zich belachlyk aanstellen, of, ten minsten, de andere bekwaamheden, welke zy met de daad bezitten, verdonkeren. Elks ondervinding zal hem voorbeelden genoeg herinneren. Ik zal liever de middelen tragten aan te wyzen om deeze verkeerdheden te vermyden; schoon ze, in de daad, zo blykbaar zyn, dat ieder het onnoodig zou keuren, ware het niet dat de dagelyksche ervaarenis het tegendeel op 't spreekendst leeraarde.
Het gaat onwrikbaar vast, dat geen Mensch tot alles bekwaam is; doch het gaat bykans even vast, dat 'er nauwlyks iemand gevonden wordt, of hy is tot eenig ding geschikt; dit ding wyst de natuure hem duidlyk aan, door hem eene neiging daar toe te schenken. Ik hou het gezond Vernuft, 't zelfde voor 't Verstand, als het Geweeten voor het Hart, naamlyk de getrouwe en bestendige vermaander van 't geen regt of verkeerd is; en my verzekerd, dat geen Mensch een misdryf of eene dwaasheid begaat, dan met de duidlyke en merkbaare tegenspraak van 't een of 't ander.
Ieder Mensch vindt in zichzelven, 't zy van natuure of door opvoeding, want dit is dikwyls moeilyk te onderscheiden, eene byzondere neiging tot het vertoonen van eenig byzonder Character; hier tegen aan te werken is de vrugt en eindlooze arbeid van eenen sisyphus. Dat hy die Roeping volge, en zyn werk voortzette, hy zal 'er in slaagen, en, ten minsten, in ééne zaak, uitmunten: terwyl hy eenen anderen weg kiezende, ten besten genomen, zeer middelmaatig, doch waarschynlyk belachlyk, zal weezen. De Menschen bezitten, over 't algemeen, zo groot eene maate van goedaartigheid niet, dat zy, om den wil van eenige goede hoedanigheden, veele gebreklykheden spaaren; zy doen veel eer het tegendeel. Iemand kan zeer gemaklyk, om ééne dwaasheid, den glans van veele deugden derven; en zal nauwlyks, door ééne Deugd, veele dwaasheden kunnen bedekken. De Tooneelspeelers, die hunne rollen van buiten leeren, en slegts drie uuren lang een gemaakt Character vertoonen, slaan, in de verdeeling der rollen, agt op de natuurlyke geaartheid eens Speelders. Een klugtige snaak laa- | |
| |
ten zy geen deftige Persoonadie verbeelden: noch de rol eens klugtemaakers, door een Man van een ernstig Character, uitvoeren: de natuureigene Characters zouden doorbreeken, in den korten tyd dien het spel duurt? Hoe zal dan iemand kunnen verwagten, zyn geheele leeven lang, een ontleend en hem slegtvoegend Character te vertoonen? Elk heeft zich by zyn Character te houden. Ik zou liever een eerst Schoenmaaker in de Stad, dan een onbekwaam Staatsdienaar aan 't Hof zyn. Ik verwonder my dikwyls over onze naarstige Nabuuren de Duitschers, in veele opzigten; doch allermeest over hunne bestendige gehoorzaamheid aan de stem der natuure, zy volgen onvermoeid den weg hun afgebaakend, en wyken noit af in eenige ongeregeldheden ten aanzien van 't Character. Dus hebben verscheidene van den eersten rang, die zich tot het werktuigkundige
vonden opgewekt, hun geheele leeven besteed in vlooijen aan fyne Kettingjes vast te hegten en voor een koets te spannen, en met onbegryplyk veel menschen tronien op één Kerssensteen te snyden; terwyl anderen, gedreeven tot het doorsnusfelen van de verborgenheden der Natuure, jaaren in hun Stookhuis sleeten, om den Steen der Philosoophen te zoeken; doch niemand deezer, van wien ik immer hoorde, dong na den rang van een eerst Vernuft.
Ten besluite: myne Leezers neemen deezen eenvoudigen raad in agt, ‘dat zy hunne Gemaaktheden laaten vaaren, en 't Gezond Verstand zal hun Vriend weezen.’ |
|