Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1777
(1777)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet verschil tusschen de basten van Peru, Kina genaamd, nagespoord.
| |
[pagina 358]
| |
en ter geneezing van den Lyder even voldoende bevonden zouden worden. - Eenstemmig met deeze myne gedagten hebben zommigen in bedenking genomen, wat tog hieromtrent voor de juiste waarheid te houden zy; en welke soort eigentlyk, als het meest van wezentlyke deelen voorzien, den voorrang verdiene. Dit heeft my, als een Lief hebber welke agting voor de Konst heeft, wederom opgewekt, niet om een groot getal experimenten, gelyk met de Rhabarber, te neemen; neen; maar alleen, om, door enkele en nogtans voldoende onderzoekingen, het specifike na te spooren. Door het specifike meen ik, dat men doorgaans het uit den Bast bereide Extraet en de Harst van eene egte soort begrypt; hoewel zommige Geneesheeren meermaals de voorkenze aan het Extract boven de Harst geeven. De Kina is, volgens de Schryvers der Materia Medica, in 't Jaar 1500, door de Indiaanen ontdekt, en in 't Jaar 1649, door een Spaansch Onder-Koning, uit Peru na Spanje voor het eerst overgevoerd. In het zelfde Jaar bragten de Kardinaal de Lugo, en eenige Vaders Jesuiten, dezelve uit America mede, en maaktenze door geheel Europa bekend. De Handel, dien zy met deeze droogery dreeven, was hun zeer voordeelig; men woog de Kina als tegen Goud op; dog eenige kwaade gevolgen, uit derzelver onvoorzigtig gebruik ontstaan, bragt dit zoo zeer geacht middel in veragting. Men zag 'er des bykans ten eenemaal van af, tot dat eindelyk, in het Jaar 1679, een Engelsche Lord, met naame Robert Tabor of Talbot, eene nieuwe manier van den Koortsbast te gebruiken invoerde: en dewyl hy de giste van dezelve zeer vermeerderde, zo verdreef hy, met een even gelukkig gevolg, als stoute onderneeming, alle Koortsen; en bragt de Kina, onder den naam van het Engelsch geneesmiddel, wederom in Vrankryk in zwang. Hy liet het gebruik niet by eenige schrupels of drachmen berusten; maar klom op van oncen tot ponden: en maakte zig en zyn Geneesmiddel beroemd. Maar deeze Lord hield dit middel, zo wel als de manier om het te bereiden, zeer geheim; zoo dat het misschien nog onbekend zoude wezen, indien niet toen ter tyd Lodewyk de Groote, Koning van Vrankryk, bewogen ware, den Bezitter van 't geheim ryklyk te beloonen; waar door het dus bekend, en algemeen gemaakt wierd. Een bykans soortgelyk, en nog kort in Vrankryk gebeurd geval, is het berugte geheim van Mejuffrouw Nouffer tegens den Lintworm; 't welk nu ook ontdekt en waarmede, in deeze Stad, reeds verscheiden proeven, met een goeden uit- | |
[pagina 359]
| |
slag, genomen zyn; de gemelde Koortsbast is dan van tyd tot tyd beproefd en meer in gebruik gekomen. In 't begin deezer eeuwe was Vaillant, een voornaam Kruidkundige in Vrankryk, reeds zoo ver gevorderd, dat hy aan Neuman verhaalde, toen hy ter beoefening der Weetenschappen te Parys was, dat hem zes soorten van Kina bekend waren; en hy bragt tevens by, wat Lemery en Pomet ten opzigte van deezen bast beschreven hadden. Dat namentlyk de Kina van PotosiGa naar voetnoot(b) de kragtigste zy; welke veel bruiner, speceryagtiger, bitterder, en doordringender, dog te gelyk veel zeldzaamer was, dan die van Peru, welke in de Provincie Quito by de Stad LoxaGa naar voetnoot(c) groeide. De Kina-Boomen worden, volgens de Rangschikking van den Ridder Linnaeus, onder deszelfs Vyfde Classe Pentandria, of Vyfmannige, gebragt. En verscheide voornaame Mannen, als Boerhave, Geoffroy, Neuman, Cartheuser, en anderen, hebben, in hunnen tyd, den Koortsbast reeds scheikundig, door de verbranding in een kromhals, als anderzins, onderzogt. Men heeft in 't algemeen bevonden, dat zy uit een zuur vogt, oly, eenig loogzout, en Aarde bestaat: en nog voor korten tyd is, door een nader onderzoek, ontdekt, dat zy in haare Elementaire Aarde met eene meerdere specifiekheid boven anderen bedeeld is, dan men te vooren waargenomen heeft. De Groninger Hoogleeraar Brugmans verhaalt ons dien aangaande, in eene Verhandeling genaamd Nieuwe manier, om de Magnetische kragt der lighaamen te onderzoeken, door proeven bevestigd;Ga naar voetnoot(d) ‘Dat geene van de Aarden, die door de Scheikundige hand van zyn Ed. Amptgenoot, den Heer 's Grauwen, Hoogleeraar in de Genees- en Scheikunde, bereid waren, zo sterk op den Magneet werkten, als de Aarde uit den Bast van Peru. 'Er is derhalven, (zegt hy,) geene Aarde, die zoo veel Yzer houdende deeltjes in zig | |
[pagina 360]
| |
bevat; indien het waar is, gelyk ik tot hier toe veronderstelle, dat 'er niets dan het Yzer op den Magneet werke.’ En dit doet hem vraagen; ‘Zou men hier uit ook iets kunnen leeren, omtrent de werking van dit gezegend Middel op 's Menschen Lighaam?’ - Ik zal my egter hier mede niet inlaaten; maar de Basten der Boomen beschouwen; en voorts myne naspooringen betreffende de Kina laaten volgen. Het algemeen gevoelen schynt te zyn, dat de meeste geneezende kragt der Boomen, niet in het Hout, maar veelal in de Basten gelegen is; en om die reden werd niet alleen de Bast der Kina, maar ook die van meer andere Soorten, als die van Esschen, Eiken, Vlier, Kaneel, Kaskarille, Tamarisch, Sassafras en anderen, in de Geneeskunst verkoozen. In de Schatkamer der droogbereidende Geneeskonst van de Farvacques, met eene Aanpryzende Voorreden van den vermaarden Leidschen Hoogleeraar Gaubius voorzien, leest men, nopens de Schorse, datze is, het buitenste deel der gewassen, even gelyk een dekzel of korst van 't Hout; en dat ze niet altoos enkeld, maar meermaals dubbeld of wel drievoudig gevonden word. De eerste, de buitenste schors, of Bast, is een grof, rauw en uitwendig deel, het welk voor weer en wind blootstaat. Deeze dient dus tot een kleed, om de Gewassen te bevryden, in 't Latyn Cortex extimus genaamd. De tweede of middelste Schors, die tusschen de twee andere ligt, is zeer zagt, teder, plat, en effen, en word Cortex medianus of medius geheeten. De derde of onderste Schors, die naast het Hout van den Boom of Heester wast, word in 't Latyn Liber genaamd; deeze is vezelachtig, en vast kleevende aan 't Hout, de wortels en steelen of takjes der Boomen. Eer dat men op Parkement schreef, heeft men het voorzeide binnenste schil der Boomen gebruikt, om daar op te schryven; van waar nog heden de Boeken, die van Papier gemaakt zyn, Libri genaamd worden, deeze drie Schorsen hebben eene zeer verschillende kragt; gelyk men ziet in de middelste Schors der Vlier-Boomen en Frangula, welke kamergang verwekken, het geen de anderen niet doen. Het hout van de Boomen of Heesters is het binnenste deel, met de Schorse bedekt en omringd; het zelve is splytbaar, en hard, in 't Latyn Lignum genaamd. Het middelste deel van 't hout, of de binnenste pit van den stronk, van zommigen het Hert geheten, word in 't Latyn Cor, Matrix, Vis- | |
[pagina 361]
| |
cus, Anima, of Medulla Arboris genoemd. Maar 't geen in 't midden van 't hout der Heesters voosachtig en zagt is, gelyk in 't Vlierhout, heeft by uitstek den naam van het Merg, in 't Latyn Pulpa of Medulla. By andere Schryvers vind ik deeze Basten aldus onderscheiden: zy noemen de eerste of ruwe Schors insgelyks Cortex; dog de tweede, of groene, en zagte bast, daar en tegen Liber; en de derde, het spint, Alburnum; welke stelling wy liefst verkiezen. De vermaardste Oudste Schryvers, en reeds Hippocrates in zynen tyd, raaden een ieder aan, den middelsten Bast der Vlier, als de kragtigste ten Geneeskundigen gebruike, te verkiezen: en de Nieuwe Schryvers zyn van de zelfde meening. De vraag zou des nu kunnen zyn; of 'er insgelyks in den middelsten Bast der Kina, (Liber genaamd,) eene voortreffelyker eigenschap, even als in die der Vlier, gelegen is? Dit komt ons niet onwaarschynlyk voor; maar 't is niet gemaklyk door Proefneemingen te staaven; om dat deeze Bast, een uitlandsch gewas zynde, niet groen, maar droog tot ons overgebragt word; waar door ze niet wel, gelyk de Vlier-Bast, die wy ten allen tyde versch bekomen kunnen, af te scheiden is. - Daar benevens is uit de voorgemelde verscheidenheid der Kina, volgens Vaillant, zeer gemaklyk af te leiden, dat de uitlevering der deelen niet evenredig kan zyn. Doorgaans verkrygt men van die soorten, welke by ons gewoonlyk voorkomen, dog waarschynlyk onbekend, of zy uit Potosi of Loxa afkomstig zyn, van de minste soort, een zestiende gedeelte Harst, en een vierde Extract; van andere soorten zomtyds meerder, en ook wel minder. Ter gelukkiger naspooringe hier van, gebeurde het my zeer gevallig, dat de Heer J.P. Lobé, Geneesheer en Inspector Collegii Medici in deeze Stad, my drie verschillende Kina-Basten ter hand stelde, heuslyk verzoekende, het Extract daar uit afzonderlyk te willen bereiden, ten einde zyn Edele daar uit nauwkeurig mogte weeten, welk onderscheid daaromtrent plaats had. En even zoo kwam my insgelyks eene andere soort van Kina toevallig voor, welke my de Heer Tersier, Apotheker in deeze Stad, behandigde, met een vriendelyk voorstel, van dezelve te willen onderzoeken; ten einde na te gaan, of myne proesneeming daar op, met die van zyn Edelen, overeenkomstig zoude zyn. Deeze vier soorten liet ik, voor af, aan verscheide Heeren van de Konst zien; en hunne gevoelens waren zeer verschillende. Hier door wierd ik zo veel te begeriger tot dat onderzoek; schoon men wegens de kleine en teffens ongelyke hoeveelheid | |
[pagina 362]
| |
der soorten, als ook wegens de bepaalinge des Extracts, 'er niet gevoegelyk veele Proeven mede neemen konde. De eerste soort was eene dunne Bast, klein van stuk, en tamelyk bruin van kleur; hier van brak ik verscheide stukjes dwars door, en bezigtigde dezelven onder het Mikroskoop. 'Er vertoonde zig, op eene verschillende wyze, in één of twee kringen, en zomwylen door den geheelen Bast heen, dog doorgaans in het spint, (Alburnum) weinig of geheel niets van de donkerbruine, ineen gevloeide eenigzins glimmende stoffe, welke inderdaad reeds een door de Kunst gemaakt Extract scheen te zyn. Nogtans heb ik, in de onderzogte Stukjes, de drie onderscheide Basten niet naar myn genoegen ontdekt; schoon ik vooraf, om een goed denkbeeld der drie Basten te verkrygen, verscheide Proeven met dunne en versche Vliertakjes genomen had; en waar in ik zeer wel geslaagd was. Van deeze Kina nu had ik aan gewigt drie lood; dezelve naar behooren klein gestampt hebbende, werd zy uitgekookt, in eene genoegzaame hoeveelheid water; en om alle de deelen, die met mogelykheid door de kooking te verkrygen waren, te erlangen, werd de uitkooking nog drie reizen herhaald, en dus viermaal. Zy leverde vier drachmen, twee en een halve scrupel, harde Extract; derhalven nog meer dan een derde specifieke deelen. De tweede soort was eene gantsch andere Bast, grooter van stuk, grof en dik van schors, iets voos, en van veel spint voorzien; zy beloofde egter naar oogenschyn veel. Ik verkreeg uit drie lood, op eene evenredige wyze, als met de voorgaande Kina te werk gegaan zynde, zoo in den tyd van kooking, en hoeveelheid van water als anderzins, aan een evengelyk hard Extract, drie Drachmen en twee Schtupels aan gewigt; gevolglyk zeventig greinen minder, dan van de voorgemelde. Dus ging de uitlevering, hoe behaaglyk deeze Kina ook aan veelen ware voorgekomen, zeer buiten de gissing. De derde soort was mede eene grove Bast, ligt van kleur, van eene dunne buitenschors, van veel spint voorzien en hard in 't breeken; onder het vergrootglas beloosde zy niet heel veel. Haare uit Gom en Harst vermengde deelen waren weinig, en ligt kleurig; zy scheen my toe eene vreemd soort te zyn, welke men thans veelal onder de andere Kina gemengd vind; aan Extract leverde zy drie drachmen. De vierde of laatste soort van den Heer Tersier was eene dikke, vooze en platte Bast; zy scheen my toe, niet van de takken, maar van den stam of wortel der Kina Boomen geschild te zyn. Zy werd van zommigen met verachting | |
[pagina 363]
| |
bezigtigd, en als eene slegte soort aangemerkt. De voorgemelde Heer Tersier had my intusschen gezegd, dat zy uit eene party syne Kina uitgezogt was, en myn onderzoek waardig zou zyn. Onder het Mikroskoop bleek het, dat haar Gom en Harstachtig gedeelte niet in een gevloeid, maar in den geheelen Bast rykelyk, zelfs tot in het voosachtig spint, verstrooid lag. Ik bevond aan Extract te hebben vier drachmen, en twee schrupels; dus maar tien greinen minder, dan uit de eerste of dunne soort. Over de verschillende uitlevering der drie eerste soorten, verwonderde ik my zoo zeer niet, als wel over den dikken of laatsten Bast, welke byna gelyk kwam met die der dunne; hoewel zulks plaats kan gegeeven worden; vermits de voosachtigheid hier van de oorzaak was; waardoor, (gelyk het Mikroskoop aantoonde,) de Gom en Harstagtige deelen zelfs tot in het spint verspreid, in dezelve waargenomen wierden: terwyl andere dikke Basten, die doorgaans veel hard spint of hout bevatten, het minste Extract leveren kunnen. Dit alles bewyst, dat de dunne Kina, het minst van houtagtige deelen voorzien, in de uitlevering de andere overtreft: des zy niet alleen voor den bereider voordeeligst, maar ook voor den zieken heilzaamst zy; inzonderheid als zy op zig zelve of in Askookzels genomen word. De Patient krygt, by voorbeeld, van vier schrupels Kina, tot vier Poejers verdeeld, en op éénen dag by tusschenpoozingen gebruikt, uit de eerste of beste soort, iets meerder dan 32 greinen Extract, of specifieke deelen, in de Poejers opgeslooten; van de tweede soort zeer weinig meer dan 24 greinen, van de derde slegts 20 greinen, en van de vierde of dikke Bast iets meer dan 28 greinen. Wat de bereiding der Extracten betreft, deswegens moet ik nog melden, dat zy, onder eigen opzigt, en allernauwkeurigst behandeld zyn, zoo dat men hier op volkomen moge vertrouwen. Ten bewyze daar van strekt het genoegen, dat de Heer Lobé liet blyken, in tegenoverstelling der proefneeming, welke zyn Edele in eene voornaame Apotheek deezer stad had laaten doen. Zie daar myne naspooring weder gulhartig medegedeeld; ten bewyze dat ongegronde gevoelens, door Nauwkeurige Proeven, op het zekerste ontdekt worden. |
|