Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1777
(1777)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 341]
| |
Zamenspraak tusschen een' Parysenaar en een' Caraïbe, of inwooner der Antilles, gehouden te Parys op dat gedeelte van den wal, 't welk het nieuwe bolwerk genoemd wordt. Overgenomen uit La Philosophie de la Nature van den Heere de l'Isle de Salses.
de caraïbe.
MYn Heer de Parysenaar, ik wenschte wel....
de parysenaar.
Myn Heer, spreek harder, ik hebbe moeite u te verstaan.
de caraïbe.
Dat is toch koddig, alle menschen hebben hier ooren, en alle menschen zyn doof. - Myn Heer, ik wenschte wel den weg naar Orléans te weeten; vóór den nagt moet ik daar weezen.
de parysenaar.
Het is reeds agt uuren geslagen. - De Post zal moeite hebben u heden zo ver te brengen, de Paarden zullen agtentwintig mylenGa naar voetnoot(*) te loopen hebben.
de caraïbe.
Ook meene ik my niet van Paarden te bedienen. - Gy lacht. - O! voor die kleine loopbaan schrikt geen Caraïbe: de schoone Mirza-kon-Pous wacht my deezen avond, en ik zal niet in gebreke blyven van ter bestemder plaatze te koomen; myne beenen zyn nog heel jong, want ik ben nog maar vierenvyftig Jaaren oud, en zal wel haast te Orléans weezen. Ik loop dikwyls dertig mylen op eenen dag om een Konyn te betrappen; ik kan ook wel agtentwintig loopen om het avondmaal te houden met myn meisje.
de parysenaar.
Myn Heer de Caraïbe, gy schynt my een zonderling dier te weezen, waaraan ik met het grootste vermaak kennis zoude hebben; ik zal u zelve op uwen weg helpen; ik ben begeerig om te weeten, of een wilde zo wel denkt als hy loopt.
de caraïbe.
Dat diende wel; myn lighaam is niet ziek, waarom zoude myn verstand het zyn? - Maar zeg my eens, wat doen daar al die denkende hoofden, die daar op dat Terras vergaderd zyn, dat my voorkomt omtrent twee van uwe mylen van hier te weezen? | |
[pagina 343]
| |
de parysenaar.
Ik moet u bekennen, dat ik zelfs geen Terras zie; om u te kunnen antwoorden, diende men arendsoogen te hebben.
de caraïbe.
Het is genoeg menschen oogen te hebben; inderdaad, uw land verwekt my medelyden; in onze bosschen zyn duizend Indiaanen, die scherper van gezigt zyn dan ik: gy, Heer Parysenaar, gy beschouwt my als een' arend, en ik ben slegts eene mol by het grootste gedeelte der Caraïben.
de parysenaar.
Ik moet u bekennen, dat ik, zonder ooit een zo doordringend oog gehad te hebben als een Caraïbe, in myne jeugd scherp genoeg van gezigt was; maar de bals, de boeken, en de meisjes van de Opera hebben het byster verzwakt: in dit land komt het vermaak duur te staan; en zy zyn de gelukkigsten, die het niet dan ten koste van hunne beurs koopen.
de caraïbe.
Ik geloove, dat men meer genot van het vermaak zou hebben, en 'er minder door verzwakt worden, indien men het niet kogt. - Hoor eens, ik meene deezen avond dronken te worden van de vermaaken der liefde, in de armen van myne waarde Mirza-kon-Pouf. Wel nu! ik brenge haar niets meer dan myn hart, en dit bondeltje kruiden, welke ik ga plukken.
de parysenaar.
Foei! myn Heer de Caraïbe, deeze kruiden hebben geheel geene geur. Zoek eenen anderen ruiker voor uwe minnaares.
de caraïbe.
Deeze is goed voor haar; hy is eenvouwig gelyk de natuur, en sris als het hart 't geene ik beminne: ik konde ongetwyfeld de bloemen van uw land tot kransen vlegten, maar hun geur is te sterk, en zy vermoeien myn vermogen van gewaarwordinge; indien ik my gewende aan uwe roozen en aan uwe jasmynen, zou de zagte geur, dien deeze groente verspreidt, binnen kort voor my niets aantrekkelyks hebben; in het vervolg zoude ik de bloemen zelfs moede worden, ik zou myne toevlugt neemen tot reukwerken, en eindelyk geheel geenen reuk meer hebben.
de parysenaar.
Zie daar juist onze histotie: wy Parysenaars zyn in het midden der vermaaken; vroeg putten wy alle geneugten uit, en, in den ouderdom van dertig Jaaren, hebben wy geene werktuigen van gewaarwordinge meer.
de caraïbe.
Dus is men te Parys oud op de dertig jaaren; zie daar eene gebeurtenis, welke haare plaats zal bekleeden in de Historie van myne | |
[pagina 343]
| |
reizen, mits evenwel, dat ik niet voor eenen droomer gehouden worde by myne medeburgeren, die anderhalve eeuw leeven, en zich nog beklaagen over de gierigheid der natuure. - Maar zeg my eens, bidde ik u, tien mylen van hier, hebbe ik, in uwe velden, een volk gezien, dat tamelyk sterk was, waarby de ouderdom niet koomt voor de zestig jaaren; waarom verlaat gy uwe stad niet, die haare Inwooners verslindt, om u in deeze vryplaats te bergen? wat zyn tien mylen voor een weezen dat denkt, wanneer het 'er op aankomt om dertig Jaaren meer te besteeden te hebben, aan den dienst der Goden en het welvaaren der menschen?
de parysenaar.
Dat is waar, myn Heer de Caraïbe, maar gy zult hier geene proselyten maaken; de reden, waarom men ten platten lande lang leeft, is, dat men daar, zonder moeite, goederen ontbeert, welke men niet kent; maar wie zal in de groote steden Wysgeer genoeg zyn om zich te berooven van goederen, die hem koomen opzoeken? De geheele waereld wil in het groot de vermaaken genieten, welke de boer in 't klein en stukswyze smaakt; ik, die slegts tien duizend Livres renten bezitte, hebbe in den tyd van dertig jaaren zo veel geneugten byeen gehaald, als een boerenkinkel heeft in bykans eene geheele eeuwe: een Heer, die een millioen inkomsten heeft, behoeft misschien slegts tien Jaaren om zyne wellustige loopbaan ten einde te loopen. Ik hebbe een Jongen Hertog gekend, die in den tyd van vier Jaaren de kindsheid, de manlyke Jaaren en den ouderdom vereenigde: hy stierf in het zoeken van het vermaak, en zeide nog, terwyl hy den laatsten adem uitblies, ik hebbe genoeg geleefd.
de caraïbe.
Ik versta in het geheel de redeneering van uwen Hertog niet; zie daar eene mand met vrugten: indien nu de natuur tegen my zeide, zie daar uw voedsel voor drie weeken, zoude ik dan wel doen met van daag alles op te eeten om binnen vier dagen van honger te sterven? De groote Wetgeever Pitrakonkou heeft den Caraïben eenen geheel anderen grondregel nagelaaten: o mensch, zeide hy hun dikwyls, leef weinig, en gy zult lang leeven! Ik vinde deeze spreuk verwonderlyk zinryk.
de parysenaar.
Myn lieve Wildeman, uwe Wysgeerte bekoort my: sta my eene gunst toe; dertig schreden van hier woont een vermaard tafelhouder: gun my, dat ik u daar te ontbyten geeve: gy zult voor het overige van uwen weg zo veel te vaardiger zyn.
de caraïbe.
Het is slegts zeventien uuren geleden, dat ik gegeten hebbe, en ik hebbe nog geen honger. | |
[pagina 344]
| |
de parysenaar.
Maar gebruik ten minsten een glas room van de BarbadesGa naar voetnoot(*).
de caraïbe.
Zeg eens, geest de melk van de Barbades beteren room dan die van myn land?
de parysenaar.
Gy zyt nog zeer onkundig, naar dat gy zo lang gereisd hebt. - Ei! weet gy niet, dat de room van de Barbades een geestryk vogt is, meer dan eens door eenen helm overgehaald, en te zamengesteld.....
de caraïbe.
Houd uwen room en uwe vergiften voor uwe Parysenaars. - Wanneer myn gehemelte zal beginnen stomp te worden, zal ik wyn drinken, en als ik den smaak geheel verloren hebbe, zal ik de sterke dranken beproeven; tot dien tyd toe is water my genoeg; maar ik zal 'er niet van drinken voor dat ik te Orléans koome om myne kragten by myne schoone Mirza-kon-Pouf te vermeerderen.
de parysenaar.
Vergeef my, indien ik zo veel moeite hebbe van het afleggen myner oude vooroordeelen. - In minder dan eenen dag agtentwintig mylen te voet af te leggen; vierenvyftig Jaaren oud te zyn, en water te drinken om te flukser te schynen in de oogen zyner minnaaresse: dat strookt niet met onze zeden. - Maar, evenwel, een Caraïbe is ook geen Parysenaar. - Geef my eens eene kleine schets van uwe schoone Mirza-kon-Pouf.
de caraïbe.
Gaarne; wanneer ik haar niet zie, spreeke ik ten minsten gaarne van haar. - Verbeeld u eene vrouw van zes voeten hoog, welker hairen, natuurlyk krullende, met golven op haaren boezem vallen; welker hoofd, van eene volmaakt eironde gedaante. geene weergade heeft, dan onder uwe standbeelden; welker doorschynend kleed, voimaaktlyk, alle trekken haarer ongedwongene houdinge volgt; welker .... maar gy zyt zeer koel, myn Heer de Parysenaar.
de parysenaar.
Helaas! voor my zyn 'er geene schoonheden meer..... zelfs niet onder de Caraïben.
de caraïbe.
Hoe! uw hart.... | |
[pagina 345]
| |
de parysenaar.
Is dood, zo wel als myne zinnen; voor deezen had ik een serrail tot mynen dienst, maar nu deuge ik tot niets meer dan om 'er de bewaarder van te weezen; ik verwondere my nog over eene schoone vrouw, maar ik beminne niet meer.
de caraïbe.
In waarheid, alie uwe bekentenissen storten my in de grootste verbaasdheid; door welk een wonderwerk hebben uwe vaders de verovering van myn land uitgevoerd? Hoe is het moogelyk, dat daar nog een eenig Europeaan gevonden wordt? Ik ben een mensch, maar gy, met uwe lengte van vyf voeten, uwe verstompte zinnen, en uw leeven van dertig Jaaren, wat zyt gy? Zouden 'er by geval ook menschen van de groote en van de kleine soort weezen, gelyk men, onder de honden, doggen en waterhondjes heeft? Is de Caraïbe de natuurlyke mensch, de Parysenaar de verbasterde?
de parysenaar.
Ik geloove, dat in alle gemaatigde lugtstreeken de mensch overal dezelfde is; de natuur maakt hem sterk, de opvoeding alleen doet hem ontaarten: een Europeaan, die uw landgenoot wierd, zoude zoonen krygen, die u zouden gelyken; maar beproef gy het eens om eene Parysche vrouw te trouwen, en gy zult uwe kinderen van ouderdom zien sterven, wanneer gy nog in den manlyken leeftyd zyn zult.
de caraïbe.
Het geene gy daar zegt, schynt my volkoomen juist te weezen; eene waarheid moet wel zeer klaarblykelyk weezen om te gelyk aan eenen Parysenaar en eene Caraïbe als zodanig voor te koomen. - Maar ik bemerke dat gy u verbaazende vermoeit om my te volgen; ik zal uwe gedienstigheid niet langer misbruiken: wys my mynen weg.
de parysenaar.
Dat is hy. - Indien ik myne postchais hadde, zou ik in verzoekinge zyn om u tot Orléans te verzellen. - Vaarwel, myn waarde Wilde. - Ach! waarom ben ik geen Caraïbe, al zoude ik zelfs geen stuiver inkoomen hebben: nïemand beminnen dan Mirza-kon-Pouf! en myn leeven niet in de Opera gaan! |
|